Rb. Den Haag, 21-04-2017, nr. C-09-529543-KG ZA 17-391
ECLI:NL:RBDHA:2017:3990
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
21-04-2017
- Zaaknummer
C-09-529543-KG ZA 17-391
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:3990, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 21‑04‑2017; (Kort geding)
Uitspraak 21‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Doden in beslag genomen pitbulls uit Amersfoort niet verboden Het gevorderde verbod aan De Staat om euthanasie te laten plegen op 16 van de 26 pitbulls die op 5 oktober 2016 in beslag zijn genomen bij een huisinval in Amersfoort wordt afgewezen, zo oordeelt de Haagse voorzieningenrechter in een kort geding aangespannen door de toenmalige eigenaren van de honden. Deze eigenaren zijn tijdens de inval aangehouden op verdenking van het organiseren van en/of deelnemen aan een hondengevecht. In welke staat zijn de pitbulls aangetroffen? In het proces-verbaal van bevindingen is per in beslag genomen hond een verklaring van een dierenarts opgenomen. Over de in beslag genomen pups verklaart de dierenarts dat de hondjes te mager waren en dat ze niet goed verzorgd werden. Over de volwassen honden verklaart de dierenarts dat deze ook niet goed verzorgd werden, dat een aantal van de honden te mager en/of agressief is, oude of verse wonden of kale plekken en littekens passend bij (oude) bijtwonden heeft. Verder heeft de dierenarts geconstateerd dat de voorpoot van een van de honden verkeerd is gespalkt en dat bij een andere hond wonden gehecht zijn met nietjes. Wat was beoordeling van het gedrag van de pitbulls? De officier van justitie heeft opdracht gegeven om de in beslag genomen honden te onderwerpen aan een uitgebreide gedragstest. Deze is uitgevoerd door het Assessmentteam van de Rijksuniversiteit Utrecht en geeft een analyse van de risico’s op gevaarlijk gedrag van de honden. Bij in totaal 16 van de in beslag genomen honden luidt het advies ‘euthanasie’. Het Assessmentteam komt tot dit advies op basis van het agressieve gedrag dat de honden naar mensen en/of andere honden vertonen, met name bestaande uit bijten. Ook zijn de honden moeilijk onder controle te houden. Wat gaat er nu met de pitbulls gebeuren? De officier van justitie heeft op 4 april 2017 de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op basis van de wet een machtiging verleend om het advies van het Assessmentteam te volgen en een deel van de honden te herplaatsen en een deel van de honden in te laten slapen. Om het in laten slapen te verbieden was dit kort geding aangespannen. Met deze uitspraak kan dat alsnog plaatsvinden.
Partij(en)
Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/529543 / KG ZA 17/391
Vonnis in kort geding van 21 april 2017
in de zaak van
1. [eiseres sub 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiser sub 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
3. [eiser sub 3] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers,
advocaat mr. R. van Veen te Utrecht,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Nieuwland te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als respectievelijk ‘ [eiseres sub 1] ’, ‘ [eiser sub 2] ’, ‘ [eiser sub 3] ’ en ‘de Staat’. Eisers gezamenlijk blijven aangeduid als eisers.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 maart 2017, met 7 producties;
- de door de Staat overgelegde producties 1 tot en met 6;
- de akte houdende een vermeerdering van eis, met productie 8 en 9;
- de op 10 april 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 5 oktober 2016 zijn eisers – na een melding bij Stichting Meld Misdaad Anoniem dat er op die datum een hondengevecht zou plaatsvinden in de woning van [eiseres sub 1] en na een observatie ter plaatse waaruit bleek dat vermoedelijk een hondengevecht had plaatsgevonden – aangehouden op verdenking van het organiseren en/of deelnemen aan een hondengevecht. Na die aanhouding zijn de woningen van eisers doorzocht. Uit het ‘proces-verbaal van bevindingen IBN-honden’ van 8 december 2016, hierna ‘het proces-verbaal’, blijkt dat naast administratie en gegevensdragers in totaal 26 honden, waaronder 12 pups, van het type pitbull (hierna ook te noemen ‘de honden’) in beslag zijn genomen en dat deze honden zijn onderzocht door een dierenarts.
2.2.
In het proces-verbaal is per in beslag genomen hond een verklaring van een dierenarts opgenomen. Met betrekking tot de in beslag genomen pups verklaart de dierenarts dat hun voedingsconditie te mager is en dat hen de nodige zorg is onthouden. Met betrekking tot de volwassen honden verklaart de dierenarts (samengevat) dat aan alle honden de nodige zorg is onthouden en dat een aantal van de honden te mager en/of agressief is, oude of verse wonden heeft of kale plekken en/of littekens passend bij (oude) bijtwonden heeft. Voorts heeft de dierenarts geconstateerd dat de voorpoot van een van de honden verkeerd is gespalkt en dat bij een andere hond wonden gehecht zijn met nietjes.
In het proces-verbaal is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Bevindingen tijdens de doorzoekingen:
Wij waren aanwezig tijdens de doorzoekingen op 5 oktober 2016 in de bovengenoemde panden A en C. Wij troffen diverse diergeneesmiddelen, wondverzorgingsmiddelen, groeihormonen, hechtmateriaal en infuusmateriaal aan. Ook werden in alle drie de woningen zogenaamde breaksticks aangetroffen.(…)
In pand A (woning van [eiseres sub 1] ) werd op een slaapkamer waarschijnlijk bloed op het tapijt en vensterbank aangetroffen.(…)Later zagen wij bij het bekijken van beelden op deze camera een hondengevecht dat plaatsvond in deze slaapkamer.(…)
Op de beelden zagen wij een zwarte en een bruine hond vechten.(…) Gelet op de datagegevens en de verse verwondingen (…) bij de in beslag genomen honden [hond 1] en [hond 2] (…) vermoeden wij dat dit de honden zijn geweest die gevochten hebben in de woning van [eiseres sub 1] te [woonplaats 1] op 5 oktober 2016. Daarnaast zijn de man en de vrouw herkend als de verdachten [eiser sub 3] en [eiseres sub 1] .(…)
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden verdenk ik verdachten [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiseres sub 1] van het organiseren van; deelnemen aan; dan wel aanwezig zijn bij een hondengevecht op 5 oktober 2016 te [woonplaats 1] . Dit is een overtreding van artikel 2.14 lid 1 en lid 2 van de Wet dieren. Uit onderzoek van de dierenarts blijkt dat de honden gewond zijn en te mager. Hierdoor is er onnodig pijn en of letsel veroorzaakt en de nodige (medische) zorg onthouden. Hetgeen overtredingen zijn van de artikelen 2.1 en 2.2 lid 8 van de Wet dieren.
(…)”.
2.3.
In een veterinaire verklaring van 2 november 2016 concludeert een toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit met betrekking tot de in de woningen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in beslag genomen diergeneesmiddelen en diergeneeskundige materialen als volgt:
“Conclusie
De aangetroffen diergeneesmiddelen en diergeneeskundige materialen in pand A en C horen grotendeels niet thuis bij een dierhouder. Enerzijds voldoen ze niet aan de Nederlandse registratieverplichtingen, anderzijds zijn ze bedoeld voor diergeneeskundige handelingen die voorbehouden zijn aan dierenartsen. Ondeskundig gebruik is ongewenst in verband met volksgezondheid-, diergezondheid- en dierenwelzijnsrisico’s.
Deze informatie, gecombineerd met de op één locatie aangetroffen handleiding voor de behandeling van gewonde honden, maken het zeer aannemelijk dat de aanwezige diergeneesmiddelen verzameld waren om zelf, illegaal, diergeneeskundige handelingen uit te voeren. Te meer daar de aangetroffen diergeneesmiddelen en diergeneeskundige materialen door dierenartsen gebruikt worden voor de behandeling van wonden, infecties, bij shock en bloedverlies.
Het feit dat meerdere in beslag genomen pitbulls vele oude en nieuwe wonden vertoonden en meerdere ernstig toegetakeld waren op het moment van in beslag name, waarbij alle volwassen honden zeer agressief bleken richting soortgenoten, maken het aannemelijk dat deze honden als vechthonden werden ingezet. Illegale hondengevechten en illegale toepassing van diergeneeskunde liggen in elkaars verlengde en zijn beide een bron van dierenleed.”
2.4.
[eiser sub 2] en [eiser sub 3] hebben ieder een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), strekkende tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen en honden, ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Met betrekking tot de in beslag genomen honden heeft de rechtbank Amsterdam het beklag bij beschikkingen van 26 januari 2017 ( [eiser sub 3] ) en 15 februari 2017 ( [eiser sub 2] ) ongegrond verklaard omdat naar het oordeel van de rechtbank “niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen honden zal verbeurd verklaren dan wel (toevoeging voorzieningenrechter: de beschikking van 15 februari 2017 vermeldt hier ‘of’) zal onttrekken aan het verkeer”.
2.5.
Op 16 december 2016 heeft officier van justitie [officier van justitie] , Functioneel Parket Handhavingseenheid Amsterdam bij het Openbaar Ministerie, hierna ‘de officier van justitie’, besloten om alle in beslag genomen honden, met uitzondering van de inmiddels geëuthanaseerde hond [hond 3] , te onderwerpen aan een uitgebreide gedragstest. Deze gedragstests zijn uitgevoerd door het Assessmentteam van de Universiteit Utrecht, hierna ‘het Assessmentteam’, en bestonden uit een kenneltest, aanlijnen en transport, uitvoeren van commando’s, aaien met een kunsthand, spelen, een trekspel, een poppentest met een grote pop, een poppentest met een pop op een stok, een poppentest met een donkere pop, een test met een paraplu, een test met een toeter, het afpakken van de voederbak, een test met een andere grote hond, een test met een andere kleine hond, een test met een jogger, een test met insluiting door drie personen, bedreiging door een man, bedreiging door een vrouw en bedreiging van de opslaghouder, op basis waarvan het Assessmentteam een inschatting heeft gemaakt van de risico’s op (bijt)incidenten met betrekking tot de in beslag genomen honden. Het Assessmentteam heeft de testresultaten met betrekking tot iedere hond schriftelijk vastgelegd.
2.6.
In een e-mailbericht van 31 januari 2017 heeft de advocaat van eisers – voor zover hier van belang – het volgende aan de officier van justitie meegedeeld:
“(…)
Op de beklagzitting van vorige week donderdag inzake [eiser sub 3] , hebt u aangegeven dat een deel van de in beslag genomen honden zal worden geëuthanaseerd. Cliënten zijn daarvan geschrokken en wensen zich hiertegen te verzetten. Zij stellen zich op het standpunt dat de honden in goede gezondheid verkeerden ten tijde van de inbeslagname. Met name de puppy’s zouden niets hebben gemankeerd. Zelfs indien dit anders was geweest, komt het mij voor dat – gelet op de zeer jonge leeftijd van deze puppy’s ten tijde van de inbeslagname begin oktober 2016 – zulks maanden later niet zou behoren te leiden tot euthanasie.
Hierbij verzoek ik u mij uiterlijk morgen om 12.00 uur te hebben bericht dat niet tot euthanasie zal worden overgegaan.(…)”.
In reactie op deze e-mail heeft de officier van justitie de advocaat van eisers bij brief van 31 januari 2017 laten weten dat met betrekking tot de in beslag genomen honden nog geen beheersbeslissing is genomen.
2.7.
De testresultaten van de door het Assessmentteam uitgevoerde gedragstests met betrekking tot de in beslag genomen honden zijn als bijlage aangehecht aan een proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2017 van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, hierna ‘de Inspectiedienst’, en zijn door de Inspectiedienst verwerkt in het in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen schematische overzicht. In het proces-verbaal is onder meer vermeld:
“Samenvatting advies.
In totaal zijn 25 honden getest, waarvan 13 volwassen honden en 12 pups, voor 6 volwassen honden is geadviseerd om deze ter herplaatsen en voor 7 volwassen honden is geadviseerd om deze te euthanaseren. Van de 12 pups welke getest waren werd voor 3 pups geadviseerd om deze te herplaatsen en voor 9 pups om deze te euthanaseren.
(…)”.
2.8.
Bij brief van 21 maart 2017 heeft de officier van justitie met betrekking tot de in beslag genomen honden het volgende aan de advocaat van [eiser sub 2] in de strafzaak meegedeeld:
“(…)
Gezien de bevindingen met betrekking tot gevaarzetting, het uitgesloten zijn van verandering van gedrag en het eerdere oordeel van de beslagrechter ben ik voornemens veertien dagen na heden de beheersbeslissing ex artikel 117 Sv te nemen inhoudende euthanasering respectievelijk herplaatsing onder strikte voorwaarden van de honden. De herplaatsbare honden zullen niet bij de huidige eigenaar of houder worden teruggeplaatst.
(…)”.
2.9.
In een schriftelijke verklaring van 28 maart 2017 van [A] , gediplomeerd gedragsdeskundige bij het […] Gedragscentrum, hierna te noemen ‘ [A] ’, met betrekking tot de testresultaten van het Assessmentteam, is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Wat opvalt in alle assessments is dat er nergens ook maar met een woord gerept wordt over wat opslaghouder zoal met de honden heeft ondernomen. Wel wordt gezegd dat de honden niet in contact worden gebracht met andere honden omdat ze te agressief reageren en te sterk zijn om ze te ‘houden’. Dat betekent in de praktijk dat de honden grotendeels geïsoleerd zijn weggeborgen.
(…)
Voor de pups die met drie weken al in de opslag is de vraag wat er gedaan in de opslag om hun socialisatieperiode te benutten helemaal van groot belang is. Wat is gedaan om actief zorg te dragen voor de juiste ervaringen in die gevoelige perioden? Er staat niets over op papier. Onze ervaring leert dat er in de opslag vrijwel niets met de honden wordt ondernomen.(…)
Opvallend is dat er vaak angst wordt geconstateerd. Is het niet ernstig dat juist een opvangadres dat geacht wordt goed voor het welzijn van de honden te zorgen, niets onderneemt om de pups de juiste ervaringen te geven. Tegelijk de juiste begeleiding te geven zodat de pups net als iedere andere pup in een gezin leert welk gedrag van hem verlangd wordt.
Dat is niet met deze pups gebeurd. Terwijl ze ruim drie maanden lang in een hok zaten toen ze getest werden. Logisch dat ze tijdens de test niet reageren zoals gewenst wordt van honden die moeten functioneren in onze maatschappij.
(…)
Maar ze worden ondanks dat hun reacties voorspelbaar zijn, daar wel op afgerekend.
Opvallend is ook de angst die ook bij de volwassen honden zo vaak geconstateerd wordt. Angst kan drie reacties te weeg brengen: bevriezen, vluchten of agressie inzetten. Dat laatste zien we steeds terug komen in de risico assessments: er wordt veel in de riem gebeten, er wordt om zich heen gebeten, er wordt in hekwerk gebeten, er wordt fel en met agressie op andere honden gereageerd.
Verlies van controle leidt tot hevige angstreacties. Honden in de opslag hebben totaal verlies van controle over hun leven. Ze begrijpen niet wat er met ze gebeurt. Zij hebben geen grip op wat er met ze gebeurt. En ze kunnen niet voorspellen wat er met ze gebeurt. Dat maakt ze gefrustreerd, angstig en ze gaan gebukt onder aanhoudende stress.
Dat ze dan op een bepaalde manier reageren is voorspelbaar. Dat ze daar op afgerekend worden vinden wij onverteerbaar. Juist de gedragswetenschappers die de test afnemen weten wat stress en angst veroorzaakt. Toch worden onder die erbarmelijke omstandigheden de test afgenomen en de honden op het resultaat volledig afgerekend.
(…)
In het kort: essentieel is dat training voor iedere hond mogelijk is. Wij weten wat we zeggen want we trainen al ruim veertig jaar moeilijke honden. Het is een feit dat een gemiste socialisatieperiode niet is in te halen (jammer dat opslaghouders bij de ruim tien pups daarin hun verantwoordelijkheden niet hebben genomen) en dat de honden angst behouden voor onbekende situaties. Maar dat betekent niet dat je die honden niet het gewenste gedrag kan aanleren.
Ook kun je door het inzetten van bepaalde veiligheidsmaatregelen de veiligheid van de omgeving waarborgen. Is een kwestie van een eigenaar vinden die zijn verantwoording daarin neemt.(…)”.
2.10.
In een schriftelijke verklaring van 28 maart 2017 plaatst [B] , trainer/gedragsdeskundige bij het Comité Dierennoodhulp, hierna te noemen ‘het Comité’, kritische kanttekeningen bij de testresultaten van het Assessmentteam met betrekking tot de in beslag genomen pups en stelt zij dat het euthanasieadvies met betrekking tot de 9 pups ten onrechte is gegeven. In deze verklaring zijn per pup opmerkingen gemaakt en is de volgende conclusie gegeven:
“(…)
Negen pups krijgen euthanasieadvies naar aanleiding van een beperkte, niet gevalideerde, test en de ervaringen van de opslaghouder. Als ik het verschil bekijk tussen de drie honden die onder voorwaarden mogen worden herplaatst en de negen honden die moeten worden gedood, is het verschil met name de afleidbaarheid. Alle honden waren af te leiden, maar het zal bij de ene hond wat meer moeite kosten dan bij de andere hond.
Verder is het voor mij als gedragstrainer onvoldoende onderbouwt waarom deze honden moeten worden gedood en ze geen kans krijgen nieuw gedrag te leren.
(…)
Ik begrijp de zorgen die de tester in haar verslag uit. De toenmalige eigenaar van de pups wordt ervan verdacht de pups te hebben gefokt voor hondengevechten, iets wat zij overigens zelf ontkent en nog niet bewezen is. Het zijn pups van een ras dat bekend staat om zijn bijtkracht en het is een ras dat bij een bijtincident grote schade kan aanrichten. Daarbij is bij sommige pups nu al aanwezigheid van agressie te zien naar andere honden. Zoals de tester ook zegt in haar verslag, de asielen zitten al vol met staffords. Deze pups zullen extra veel aandacht en training vragen en het is niet eenvoudig daar de juiste mensen voor te vinden.
Toch mag je op grond daarvan geen honden euthanaseren. In artikel 1.10 van het Besluit houders van dieren staat dat een hond enkel vanwege gedrag gedood mag worden als het gedrag van de hond niet door training aan te passen is. Jonge honden zijn bij uitstek geschikt om nieuw gedrag te leren. Deze pups verdienen een eerlijke kans op een gelukkig leven. Ze hebben niets misdaan.
Het is lastig, maar wel mogelijk om deze pups de juiste training te geven en er eigenaren voor te vinden die ze een goed leven kunnen bieden en daarbij de verantwoording hebben dit op een dergelijke manier te doen dat de maatschappij daar geen hinder van ondervindt of gevaar door loopt.
(…)
Mijns inziens dienen alle pups te worden herplaatst onder voorwaarden en de opvoeding en training te krijgen die iedere hond nodig heeft.(…)
Mocht u aanvullende informatie willen, dan ben ik bereid de pups te testen op hun trainbaarheid en u daarvan door middel van een verslag van op de hoogte te brengen, geheel kosteloos. Als Comité Dierennoodhulp en Werkgroep Hulp in beslaggenomen honden bieden wij ook onze hulp aan bij het vinden van goede training en geschikte eigenaren voor deze honden.”
2.11.
Met betrekking tot de volwassen in beslag genomen honden waarvoor het advies euthanasie luidt komt het Comité in een schriftelijke verklaring van 3 april 2017 tot de volgende conclusie:
“Geen van de honden heeft een ooit eerder een bijtincident veroorzaakt. In de test laten zijn gedrag zien dat corrigeerbaar is. Veel van de honden zijn angstig, hier moet zeker iets aan gebeuren.
Voor alle honden wil ik u adviseren ze allereerst uit de kennel te laten. Deze honden hebben veel beweging nodig en veel uitdaging. Daarnaast hebben ze training nodig zodat ze minder angstig worden en leren omgaan met veel verschillende mensen en andere honden. Ze hoeven niet te spelen met andere honden, maar ze moeten honden leren negeren. Eventueel zouden de honden een muilkorfgebod kunnen krijgen zodat het risico op bijten is uitgesloten. Door de test met goed gevolg af te leggen zouden de honden later dan van de muilkorfplicht af kunnen.
Ik wil u ook nog graag laten weten hoe oneerlijk deze test is tegenover honden. 19 onderdelen achter elkaar waarbij in twee onderdelen gespeeld wordt en de rest van de onderdelen worden de honden uitgedaagd, bedreigd of angstig gemaakt door een harde toeter of een plotseling uitgaande paraplu.(…)Na de traumatische ervaring van plots in de kennel te komen en daar maanden te blijven is er ineens volop aandacht, maar dan in de vorm van een test die de honden bang maakt.(…)”.
Ook in deze verklaring biedt het Comité aan om de honden kosteloos te testen op trainbaarheid, dan wel te helpen bij het vinden van goede training en geschikte eigenaren voor de honden.
2.12.
De officier van justitie heeft op 4 april 2017 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op grond van artikel 117 Sv een machtiging afgegeven om met betrekking tot de 26 in beslag genomen honden te handelen overeenkomstig de adviezen van het Assessmentteam, dat wil zeggen het ‘vervreemden’ van de honden die herplaatst kunnen worden en het ‘vernietigen’ van de honden waarvoor het advies ‘euthanasie’ is gegeven. Daarbij is tevens verzocht de uitvoering van de machtiging uit te stellen tot in ieder geval 19 april 2017, in verband met het onderhavige kort geding.
3. Het geschil
3.1.
Eisers vorderen – zakelijk weergegeven en na vermeerdering van eis – primair de Staat te verbieden over te gaan tot euthanasie van de honden en subsidiair de Staat te gebieden mee te werken aan het laten testen van de honden door het Comité Dierennoodhulp en de Staat te verbieden de honden te euthanaseren totdat onmiskenbaar uit de tests van het Comité Dierennoodhulp is gebleken dat dit noodzakelijk is, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stellen eisers – samengevat – het volgende. Primair stellen eisers dat de in beslag genomen honden niet mogen worden gedood. Uit artikel 2.10 van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 1.10 van het Besluit houders van dieren (hierna ‘het Besluit’) volgt dat het in beginsel verboden is om een hond te doden, tenzij zich een van de in artikel 1.10 van het besluit genoemde uitzonderingssituaties voordoet. Volgens eisers is dat in deze zaak niet het geval. In artikel 1.10 onder e van het Besluit is bepaald dat dieren alleen mogen worden gedood vanwege niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken. Van dit laatste is sprake indien door een deskundige is vastgesteld dat het dier een gevaar voor zijn omgeving oplevert, waarbij dit gevaar bovendien niet kan worden weggenomen door training van het dier. Die situatie doet zich met betrekking tot de in beslag genomen honden niet voor, met name niet met betrekking tot de pups. Eisers verwijzen daarvoor naar de verklaringen van [A] en het Comité. De tests die het Assessmentteam heeft uitgevoerd zijn gebaseerd op de aanname dat de in beslag genomen honden zijn ingezet bij hondengevechten, dan wel zijn gefokt om te worden ingezet bij hondengevechten en deze aanname heeft het resultaat mogelijk beïnvloed. Eisers betwisten echter dat zij zich hebben beziggehouden met hondengevechten of met het fokken van vechthonden. De honden zijn wel gebruikt voor het beoefenen van krachtsport, waarbij zij in voorwerpen bijten. Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat de Staat mee moet werken aan het opnieuw testen van de in beslag genomen honden, zodat alsnog door een deskundige beoordeeld kan worden in hoeverre sprake is van niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
Met dit kort geding komen eisers op tegen het voornemen van de officier van justitie om 16 van de in beslag genomen honden te euthanaseren (hoewel het bij dieren feitelijk niet om euthanaseren gaat, zal de voorzieningenrechter deze terminologie hanteren, omdat deze ook in de stukken en door de bij deze zaak betrokken partijen wordt gebruikt). Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de Staat onrechtmatig jegens hen handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
4.2.
Primair heeft de Staat betwist dat eisers belang hebben bij toewijzing van hun vorderingen, omdat zij zich niet op hun eigendomsrecht beroepen. Dit recht gaat immers zowel door herplaatsing als door euthanasie van de in beslag genomen honden teniet en eisers hebben zich niet verzet tegen herplaatsing van de honden waarvoor het advies ‘euthanasie’ is gegeven, zodat zij daarmee afstand doen van hun eigendom, aldus de Staat. Voorts strekt de Wet dieren tot bescherming van (de belangen van) dieren en van de samenleving, maar niet tot bescherming van de belangen van eisers, aldus de Staat. Aan deze verweren gaat de voorzieningenrechter voorbij. Eisers zijn immers (voormalig) eigenaren van de in beslag genomen honden en zij hebben er belang bij om op te komen tegen de dreiging dat de honden worden gedood. Mocht het door eisers gevorderde verbod op euthanasie worden toegewezen, dan staat immers nog niet op voorhand vast wat er dan met de honden zal gebeuren en naar voorlopig oordeel is onvoldoende gebleken dat eisers voor die situatie hun eigendomsrecht met betrekking tot de honden hebben prijsgegeven.
4.3.
Op grond van artikel 117 Sv heeft de officier van justitie de bevoegdheid om – voorafgaand aan een beslissing in de strafzaak met betrekking tot in beslag genomen goederen – over te gaan tot vervreemding of vernietiging van die goederen indien deze niet geschikt zijn voor opslag, de kosten van bewaring niet in redelijke verhouding tot de waarde van de goederen staat, dan wel de goederen vervangbaar zijn en de tegenwaarde eenvoudig kan worden bepaald. Wanneer het gaat om goederen die van een zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt een machtiging tot vernietiging verleend. Met betrekking tot levende dieren is in artikel 10 lid 2 van het ‘Besluit inbeslaggenomen voorwerpen’ bepaald dat de bewaarder zo spoedig mogelijk overlegt met het openbaar ministerie over hetzij een passende wijze van bewaring, hetzij een geschikte machtiging tot het prijsgeven of vervreemding om niet of om baat. In het geval dat de onttrekking aan het verkeer zal worden gevorderd, geeft het openbaar ministerie een last tot vernietiging. Inmiddels heeft de officier van justitie op 4 april 2017 met betrekking tot de in beslag genomen honden een machtiging afgegeven. De Staat heeft in dit verband terecht naar voren gebracht dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om die beslissing van de officier van justitie niet vooraf door een rechter te laten toetsen. Bij het al dan niet verlenen van een machtiging komt de officier van justitie derhalve een ruime beleidsvrijheid toe. Dat betekent dat slechts sprake kan zijn van onrechtmatig handelen aan de zijde van de Staat indien moet worden geoordeeld dat de officier van justitie, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet tot het verlenen van de machtiging heeft kunnen komen.
4.4.
Volgens eisers is euthanasie van de in beslag genomen honden niet toegestaan omdat niet vast staat dat het gedrag van de honden niet te corrigeren is, zodat niet aan de in het Besluit genoemde voorwaarden voor het doden van dieren is voldaan. Echter, de voorzieningenrechter is van oordeel dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de machtiging af te geven. Redengevend daarvoor is het volgende.
4.5.
Voorafgaand aan het afgeven van de machtiging heeft de officier van justitie opdracht gegeven om de in beslag genomen honden te onderwerpen aan een uitgebreide gedragstest, die is uitgevoerd door het Assessmentteam en waarin een analyse is gegeven van de risico’s op gevaarlijk gedrag van de honden. Met betrekking tot in totaal 16 van de in beslag genomen honden luidt het advies ‘euthanasie’. Het Assessmentteam komt tot dit advies gelet op het agressieve gedrag dat de honden naar mensen en/of andere honden vertoonden, met name bestaande uit bijten, en de omstandigheid dat de honden moeilijk onder controle te houden waren, waarbij het Assessmentteam rekening heeft gehouden met de genetische predispositie van de honden, waaronder de pups (zij zijn waarschijnlijk gefokt om te vechten en geselecteerd op vecht- en bijtkwaliteiten) en de vermoedelijke inzet van de volwassen honden bij gevechten. Uit de stukken is genoegzaam gebleken dat het Assessmentteam bij de adviezen de veiligheid van de maatschappij en het welzijn van de honden heeft betrokken en dat een inschatting is gemaakt van de kans dat de honden door training een gedragsverandering zullen ondergaan, welke kans door het Assessmentteam klein wordt geacht. De machtiging is vervolgens door de officier van justitie afgegeven overeenkomstig de door het Assessmentteam gegeven adviezen. De officier van justitie heeft daartoe in redelijkheid kunnen besluiten aangezien voldaan is aan het in artikel 117 Sv neergelegde criterium. Het ongecontroleerde bezit van de honden wordt immers in strijd met het algemeen belang geacht en zou mogelijk aanzienlijke gevaren voor mensen of dieren opleveren. Nu uit de adviezen van het Assessmentteam naar voorlopig oordeel voldoende is gebleken dat de in beslag genomen honden waarvoor het advies ‘euthanasie’ is gegeven gevaarlijke, niet te corrigeren gedragskenmerken bezitten, is – anders dan eisers hebben betoogd – van het doden van de dieren in strijd met het Besluit geen sprake.
4.6.
Het standpunt van eisers dat deze adviezen ten onrechte zijn gebaseerd op de aanname dat de in beslag genomen honden zijn ingezet voor hondengevechten en dat die aanname de resultaten van de tests heeft beïnvloed, kan niet worden gevolgd. Eisers hebben in dit verband onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de honden ‘slechts’ zijn gebruikt in het kader van de beoefening van een krachtsport, waarbij zij in voorwerpen bijten. Het gebruik voor krachtsport verklaart naar voorlopig oordeel immers niet dat de dierenarts bij het onderzoeken van de honden de in het proces-verbaal vermelde (oude) littekens en (verse) verwondingen heeft aangetroffen. Tegen de achtergrond van onder meer de verklaring van de dierenarts, het proces-verbaal en de veterinaire verklaring komt het vermoeden dat de in beslag genomen honden zijn gefokt voor, dan wel ingezet bij hondengevechten, naar voorlopig oordeel niet onredelijk voor.
4.7.
Hoewel aan eisers moet worden toegegeven dat uit de door hen overgelegde verklaringen van [A] en het Comité mogelijk kan worden afgeleid dat het gedrag van met name de in beslag genomen pups wellicht nog te corrigeren is, leggen deze verklaringen naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegenover de testresultaten van een gedegen en gemotiveerd onderzoek zoals uitgevoerd door het Assessmentteam onvoldoende gewicht in de schaal en rechtvaardigen zij niet een algeheel verbod op het euthanaseren van de in beslag genomen honden, zoals primair gevorderd. Dat de tests niet zijn toegespitst op de pups en dat deze worden uitgevoerd in de voor de honden ongunstige situatie dat zij in een kennel verblijven wordt weliswaar gesteld, maar onvoldoende onderbouwd. Dat een groot deel van de test bestaat uit het uitdagen, bedreigen of angstig maken van de honden, zoals het Comité heeft betoogd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter inherent aan het doel van de tests, namelijk het maken van een inschatting van het risico op (bijt)incidenten en betekent op zichzelf nog niet dat de tests daarmee ondeugdelijk zijn. Dat, zoals eisers stellen, de honden er in de opslag niet op vooruit zijn gegaan, leidt – nog daargelaten dat de juistheid van die stelling in het kader van een kort geding niet kan worden vastgesteld – niet tot een ander oordeel, nu gelet op de verklaringen van de dierenarts moet worden aangenomen dat de honden reeds op het moment dat zij in beslag werden genomen in een slechte fysieke conditie verkeerden. Voor een verbod aan de Staat om over te gaan tot euthanasie van de honden is gelet op het voorgaande geen plaats.
4.8.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering, strekkende tot een gebod aan de Staat om mee te werken aan het laten onderzoeken van de honden door het Comité, waarbij het de Staat moet worden verboden tot euthanasie over te gaan zolang niet onmiskenbaar uit de tests van het Comité blijkt dat dit noodzakelijk is, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Hoewel de verklaringen van [A] en het Comité – zoals hiervoor reeds is overwogen – geen algeheel verbod op het euthanaseren van de in beslag genomen honden rechtvaardigen, geven zij mogelijk wel aanleiding om het gedrag van de honden waarvoor thans het advies ‘euthanasie’ is gegeven opnieuw te beoordelen en op basis daarvan het advies eventueel te heroverwegen. Echter, toewijzing van de subsidiaire vordering, die weliswaar ziet op het opnieuw laten onderzoeken van deze honden, zou betekenen dat de bevoegdheid om te beslissen over het lot van de honden volledig bij het Comité wordt neergelegd, terwijl deze bevoegdheid op grond van de wet uitsluitend toekomt aan de officier van justitie. Reeds om die reden is de subsidiaire vordering niet voor toewijzing vatbaar. De wijze waarop de subsidiaire vordering is geformuleerd geeft de voorzieningenrechter daarnaast geen ruimte om de Staat te verplichten om mee te werken aan nader onderzoek van de honden, al dan niet onder andere voorwaarden.
4.9.
De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van eisers worden afgewezen en dat zij, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eisers om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusver aan de zijde van de Staat begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat eisers bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.
mvt