RI 2014/53
Aanhangige procedure. Is art. 30 lid 2 Fw van toepassing nadat is gefourneerd en de Hoge Raad om arrest is gevraagd en een datum voor de conclusie van de Procureur-Generaal is bepaald? Hebben de vorderingen tot verklaring voor recht en gebod zelfstandige betekenis? (X/SRC Cultuurvakanties)
HR 21-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:675 (SRC-Cultuurvakanties)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 maart 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
13/01510
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- Roepnaam
SRC-Cultuurvakanties
- JCDI
JCDI:ADS917494:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:675, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:15, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑03‑2013
- Wetingang
Essentie
Aanhangige procedure.
Is art. 30 lid 2 Fw van toepassing nadat is gefourneerd en de Hoge Raad om arrest is gevraagd en een datum voor de conclusie van de Procureur-Generaal is bepaald? Hebben de vorderingen tot verklaring voor recht en gebod zelfstandige betekenis?
Samenvatting
Een vrouw (hierna: de werkneemster) heeft cassatie ingesteld tegen een arrest in een procedure tegen haar (ex?) werkgever SRC-Cultuurvakanties B.V. (hierna: SRC). Op 13 september 2013 zijn de stukken gefourneerd en is arrest gevraagd. Op 25 september 2013 failleert SRC. Op 11 oktober 2013 is bepaald dat de Procureur-Generaal op 24 januari 2014 zal ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.