Einde inhoudsopgave
Wet financiering politieke partijen
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2013
- Bronpublicatie:
07-03-2013, Stb. 2013, 93 (uitgifte: 15-03-2013, kamerstukken: 32752)
- Inwerkingtreding
01-05-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2013, Stb. 2013, 131 (uitgifte: 11-04-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Kiesrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De aanvraag tot verlening van de subsidie en een voorschot op deze subsidie voor een kalenderjaar worden voor 1 november van het voorafgaande jaar bij Onze Minister ingediend.
2.
De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan, een begroting, een raming van de ledentallen van de politieke partij op de peildatum en, indien van toepassing, van de aangewezen politieke jongerenorganisatie.
3.
Onze Minister verleent na een daartoe strekkende aanvraag een voorschot op de subsidie. Het voorschot bedraagt 80% van de subsidie die aan de politieke partij wordt verleend.
4.
Onze Minister verleent de subsidie en het voorschot op de subsidie vóór 1 januari van het kalenderjaar.
5.
Indien Onze Minister de subsidie of het voorschot niet binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, kan verlenen, stelt Onze Minister de politieke partij daarvan schriftelijk in kennis en noemt hij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking alsnog wordt genomen.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het activiteitenplan, de begroting en de opgave van de ledentallen van de politieke partij en van de aangeduide politieke jongerenorganisatie voorzover van belang voor de verlening van de subsidie.
7.
De artikelen 4:37 en 4:40 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.