Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 225-226 van het proces-verbaal TGO 09 Boom13, van politie Midden-Nederland, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 1277.
Rb. Midden-Nederland, 20-10-2015, nr. 16/701343-14 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2015:7603, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-10-2015
- Zaaknummer
16/701343-14 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:7603, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑10‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:5445, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 20‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door het slachtoffer met een hard voorwerp op het hoofd te slaan. Het slachtoffer heeft daardoor ernstig hoofdletsel bekomen, als gevolg waarvan deze is overleden. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaar.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling StrafrechtZittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/701343-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [1967] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in de P.I. Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2014, 28 oktober 2014, 22 januari 2015, 14 april 2015, 26 mei 2015, 11 augustus 2015 en 6 oktober 2015. De verdachte heeft zich laten bijstaan door mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) al dan niet samen met een ander [slachtoffer] heeft gedood, wat is gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van diefstal of verduistering dan wel dat hij (subsidiair) diefstal met geweld heeft gepleegd, die de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – de primair ten laste gelegde – doodslag. Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de doodslag samen met een ander heeft gepleegd. Ook acht de officier niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, zodat verdachte van die onderdelen van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt dat het redelijkerwijs onaanvaardbaar is om te concluderen dat er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en bepleit vrijspraak. Verdachte is gedurende een aanzienlijk gedeelte van de tijdspanne waarin het slachtoffer is overleden niet op de plaats van het delict aanwezig geweest. Bovendien kunnen uit het dossier alternatieve scenario’s worden afgeleid, aldus de verdediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De redengevende feiten en omstandigheden die tot dit oordeel hebben geleid zijn de volgende.
Op 15 mei 2014, omstreeks 19.30 uur, wordt in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] het levenloze lichaam aangetroffen van [slachtoffer] .1.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het overlijden verklaard door hersenfunctiestoornissen ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch geweld op het hoofd.2.In een gebied van circa 10x5 cm waren twee naast elkaar gelegen boogvormige breuken in de schedel. Dit letsel is bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld. De schedelbreuken duiden erop dat de geweldsinwerking op het hoofd heftig is geweest. Het bot is ingedeukt en dat duidt op een aanzienlijke plaatselijke impact.3.Het letsel is veroorzaakt met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk uit natuursteen bestaat.4.
In een vuilniszak worden, naast de mobiele telefoon van het slachtoffer, een bebloede korte broek, bebloede sokken, een t-shirt, een boxershort en een zwart vest aangetroffen.5.
Verdachte heeft op de zitting van 6 oktober 2015 verklaard, dat het zijn kleding is, die is aangetroffen in de vuilniszak.6.
Bemonstering van een bloedvlek op het vest aan de voorzijde ter hoogte van de rechterschouder (AAHA1172#04) levert een DNA-profiel op dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. De resultaten van RNA-onderzoek passen bij de aanwezigheid van bloed, spierweefsel en huid.7.
Bemonstering van een andere bloedvlek op het vest aan de voorzijde, halverwege de rechtermouw (AAHA1172#05), levert een DNA-profiel op dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. De resultaten van RNA-onderzoek passen bij de aanwezigheid van bloed, hersenen, spierweefsel en huid.8.
Ook de in de vuilniszak aangetroffen korte broek is onderzocht. Er zijn enkele bloedsporen veiliggesteld en daarnaast zijn er in een eerder stadium DNA bemonsteringen onderzocht waarvan de volgende een DNA match opleverden met het slachtoffer, met een matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard:
- AAHA1177NL#01, bemonstering van bloed aan de buitenzijde van de broek aan de voorzijde van de linker broekspijp;9.
- AAHA1177NL#09, een bloedspat op de voorzijde van de rechterbroekspijp;10.
- AAHA1177NL#10, een bloedspat op de voorzijde van de linker broekspijp;11.
- AAHA1177NL#11, een bloedspat op de voorzijde van de linker broekspijp.12.
Over de korte broek is nog opgemerkt, dat op de buitenkant van de broek verspreid over de voorzijde diverse bloedspatjes zijn aangetroffen, variërend in grootte van enkele millimeters
in doorsnede tot circa 5 millimeter bij 10 millimeter.13.Kleine bloedspatten ontstaan door kracht uit te oefenen in of met vloeibaar bloed.14.
Verdachte heeft op de zitting van 6 oktober 2015 verklaard dat hij op 14 mei 2014 omstreeks 22.00 à 23.00 uur nog met het slachtoffer in diens woning heeft gesproken, dat hij de woning vervolgens heeft verlaten en naar de stad is gegaan, dat hij enige tijd later in de woning is teruggekomen en daar enige tijd heeft doorgebracht, dat hij rond 01.00 uur ’s nachts weer naar de stad is vertrokken en daar enige uren is gebleven, dat hij rond 03.00 à 03.30 uur weer in de woning is teruggekomen en daar vervolgens de rest van de nacht heeft doorgebracht. Dat hij op 15 mei 2014 vroeg in de ochtend uit de woning is vertrokken en dat hij die dag samen met [A] een afspraak bij de Raad voor de Kinderbescherming had.15.
Door de getuige [getuige 1] is – voor zover hier van belang – het volgende verklaard.16.
“U vraagt mij of ik [verdachte] nog gezien heb vanaf 15 mei 2014. Ik weet de dagen allemaal niet precies, maar ik heb [verdachte] gezien op de dag dat hij naar de kinderbescherming toe moest om 13:30 uur. Als u zegt dat dit donderdag 15 mei 2014 is geweest, kan dat goed zo zijn. Hij kwam toen hier bij mij op bezoek in het hostel. [verdachte] zei tegen mij “die man is vermoord”. Ik vroeg hem welke man hij hiermee bedoelde. [verdachte] zei: Die man waar kleintje verblijft”. Kleintje is de vriendin van [verdachte] , zij heet [A] . U vraagt mij hoe laat [verdachte] bij mij kwam. Ik denk dat het voor half 12 was. Het was rond kwart voor 11 of 11 uur.”
Door de getuige [getuige 2] is ten slotte verklaard dat verdachte en zijn vriendin op 15 mei 2015 om 15.00 uur een gesprek hadden bij de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht.17.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de uitkomsten van het DNA- en RNA onderzoek allereerst vast dat de dader die het slachtoffer heeft doodgeslagen de in de vuilniszak aangetroffen kleding van verdachte heeft gedragen.
Verdachte ontkent dat hij die dader is geweest en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat hij in de nacht van 14 op 15 mei 2014 gedurende meerdere uren niet op de plaats delict aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte dat hij in de nacht van 14 op 15 mei 2014 gedurende enkele uren in de stad is geweest, wordt gestaafd door camerabeelden. Ook is de aanwezigheid van verdachte in de stad door camera’s geregistreerd op 15 mei 2014 vanaf 07.43 uur. De rechtbank stelt op basis van de verklaring van verdachte echter ook vast dat het slachtoffer op 14 mei 2014 omstreeks 22.00 à 22.30 uur nog in leven was en dat verdachte gedurende een gedeelte van de nacht van 14 op 15 mei 2014 in de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest.
Uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt dat verdachte op 15 mei 2014 reeds aan het eind van de ochtend aan [getuige 1] heeft verteld dat het slachtoffer vermoord was, terwijl het levenloze lichaam van het slachtoffer pas op 15 mei 2014 omstreeks 19.30 uur werd aangetroffen. Dat betekent dat de informatie die verdachte aan de getuige [getuige 1] heeft verschaft hem uitsluitend uit hoofde van daderschap bekend kon zijn. Het verweer van de raadsvrouw dat op enkele van de in de vuilniszak aangetroffen kledingstukken ook sporen zijn aangetroffen die er op duiden dat de kleding ook nog door een ander kan zijn gedragen, treft reeds hierom geen doel.
De rechtbank acht de verklaring van de getuige [getuige 1] bij de politie, zoals hiervoor aangehaald, betrouwbaar. De verklaring is gedetailleerd en specifiek en wordt op meerdere onderdelen ondersteund door zowel de camerabeelden van Hostel de Hoek (waarop te zien is dat verdachte het Hostel binnenkomt omstreeks het door [getuige 1] genoemde tijdstip, terwijl hij de door [getuige 1] genoemde kleding draagt en de door [getuige 1] genoemde tas bij zich heeft, (zie pagina 285-288) als door de verklaring van verdachte ter zitting van 6 oktober 2015 (verdachte heeft bevestigd dat hij [getuige 1] in de loop van de ochtend van 15 mei 2014 heeft bezocht in Hostel de Hoek en drugs voor hem heeft meegenomen die [getuige 1] heeft gerookt, gelijk door [getuige 1] is verklaard). Voorts heeft verdachte, zoals [getuige 1] heeft verklaard, omstreeks het door [getuige 1] genoemde tijdstip Hostel de Hoek verlaten om naar de Raad voor de Kinderbescherming te gaan. Het feit dat [getuige 1] bij de rechter-commissaris minder zeker is in zijn verklaring over het moment en de tijdstippen waarop verdachte bij hem is geweest en hem over de dood van het slachtoffer heeft verteld, geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 1] zoals afgelegd bij de politie. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris pas bijna een jaar later is afgelegd, terwijl hij zijn verklaring bij de politie heeft afgelegd op 18 mei 2015, derhalve kort na de dood van het slachtoffer, en die laatstbedoelde verklaring zoals reeds overwogen bovendien wordt ondersteund door andere onderdelen van het dossier.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de doodslag van het slachtoffer samen met een ander of anderen heeft gepleegd noch dat de doodslag gepaard is gegaan met diefstal. Van deze onderdelen zal verdachte derhalve worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
primair
in de periode van 14 mei 2014 tot en met 15 mei 2014 te Utrecht, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een hard voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Doodslag.
7. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum te Utrecht, maar heeft aan het observatieonderzoek niet willen meewerken. Door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum is daarom in een rapport van 20 maart 2015 opgemerkt, dat zij niet hebben kunnen beoordelen of er sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en wat de mogelijke betekenis daarvan zou kunnen zijn voor de toerekenbaarheid van het feit aan verdachte. Nu uit het rapport evenwel ook geen omstandigheden blijken op grond waarvan de toerekenbaarheid dient te worden beperkt, zal de rechtbank verdachte het bewezen verklaarde feit volledig toerekenen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaar met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft geen subsidiair standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door het slachtoffer met een hard voorwerp op het hoofd te slaan. Het slachtoffer heeft daardoor ernstig hoofdletsel bekomen, als gevolg waarvan deze is overleden.
Tot zover de zakelijke weergave van de feiten. Voor een juiste waardering van de ernst van de feiten is het noodzakelijk om stil te staan bij het drama dat schuilgaat achter die weergave.
Het slachtoffer betreft de 76-jarige [slachtoffer] , die bij velen bekend was als kaasboer en daarnaast actief was als ‘snorder’ van prostituées. [slachtoffer] is met veel geweld om het leven gebracht in zijn eigen woning, in zijn eigen slaapkamer. [slachtoffer] bood verdachte en zijn zwangere vriendin onderdak in zijn woning. Het is daarom des te schrijnender dat hij het slachtoffer is geworden van verdachte, die hem op een zeer gewelddadige wijze om het leven heeft gebracht. De vraag wat het motief was van verdachte om dit onherstelbare leed en verdriet te veroorzaken is onbeantwoord gebleven.
Niet alleen heeft verdachte een einde gemaakt aan het leven van een ander mens, hij heeft daarmee ook de directe omgeving van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. Feiten als deze brengen een schok teweeg en roepen bij iedereen afschuw op. Ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer brengt dit ernstige strafbare feit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Verdachte heeft zich daar totaal geen rekenschap van gegeven.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het strafblad van verdachte van 20 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder voor het plegen van geweldsdelicten met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is na de pleegdatum van het feit waarover de rechtbank zich heeft moeten buigen en voor de datum van dit vonnis veroordeeld ter zake meerdere strafbare feiten. Op 20 februari 2015 is verdachte door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf en wel voor de duur van vijf jaar. Deze veroordeling heeft betrekking op een woningoverval en verboden wapenbezit.
Volgens de wet, artikel 63 van het wetboek van Strafrecht, en jurisprudentie van de Hoge Raad moet de rechtbank dan nagaan wat de maximaal op te leggen tijdelijke gevangenisstraf zou zijn geweest indien alle feiten gevoegd zouden zijn behandeld en dus tot één rechterlijke uitspraak zouden hebben geleid, terwijl zij in ieder geval geen hogere straf zal mogen opleggen dan overeenkomt met het hiervoor bedoelde maximum verminderd met de eerder opgelegde straffen en zij in geen geval hoger mag straffen dan tot het maximum van de vrijheidsstraf die is gesteld op het door haar te berechten feit.
Doodslag behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt.
Alles overziende, rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd en rekening houdend met hetgeen hiervoor met betrekking tot toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar passend en geboden is. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op de straf in mindering worden gebracht. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaar;
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 oktober 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2014 tot en met 15 mei 2014 te
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk met een hard en/of scherp en/of hoekig voorwerp op/tegen/in het
hoofd en/of op/tegen/in het (aan)gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of de
keel/de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt/dichtgeknepen (gehouden),
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag
werd gevolgd en / of vergezeld en / of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten diefstal (met geweld of bedreiging met geweld) en/of verduistering
van een televisie en/of een (contant) geld(bedrag) en/of een/de mobiele/smart
telefoon welk(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en / of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en
/ of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2014 tot en met 15 mei 2014 te
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een televisie en/of een (contant) geld(bedrag) en/of een/de
mobiele/smart telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( in)slaan met een hard en/of scherp en/of hoekig voorwerp op/tegen/in het
hoofd en/of op/tegen/in het (aan)gezicht van die [slachtoffer] en/of
- dichtdrukken/dichtknijpen van de keel/de hals van die [slachtoffer] /of
dichtgedrukt/dichtgeknepen houden van de keel/de hals van die [slachtoffer] ,
tengevolge van welk hiervóór omschreven feit de dood van die [slachtoffer] ten
gevolge heeft gehad.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑10‑2015
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 september 2014, opgenomen op pagina 224-241 van het proces-verbaal TGO 09Boom 13 Forensisch Dossier, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 669, i.h.b. pagina 9 van het rapport.
Vide noot 2, i.h.b. pagina 4 van het rapport onder “B: Inwendig” en pagina 6 van het rapport, 2e alinea.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 juni 2014, opgenomen op pagina 260-264 van het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, i.h.b. pagina 4 van het rapport, laatste alinea.
Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 342-348, i.h.b. pagina 343.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 oktober 2015.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 december 2014, opgenomen op pagina 563-595 van het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, i.h.b. pagina’s 575, 593 en 594.
Vide noot 7.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 mei 2014, opgenomen op pagina 424-430 van het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, i.h.b. pagina 425.
Vide noot 7, pagina 579 en 593.
Vide noot 7, pagina 579 en 593.
Vide noot 7, pagina 579 en 593.
Vide noot 7, pagina 578.
Vide noot 7, pagina 584.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 oktober 2015.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 501-503.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 517-519, i.h.b. pagina 518, derde alinea.