RO 2023/38
Zijn de in art. 2:248 lid 4 BW genoemde gronden voor matiging van bestuurdersaansprakelijkheid limitatief?
HR 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:635
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2023
- Magistraten
Mrs. A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/00221
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS706546:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:635, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1136, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑03‑2022
- Wetingang
Art. 2:248 BW
Essentie
Matiging van bestuurdersaansprakelijkheid.
Zijn de in art. 2:248 lid 4 BW genoemde gronden voor matiging van bestuurdersaansprakelijkheid limitatief?
Kan bestuurdersaansprakelijkheid enkel worden gematigd in het geval het boedeltekort groter is dan de schade die door het onbehoorlijke bestuur is veroorzaakt?
Samenvatting
Gedaagden in cassatie waren bestuurder van een aantal gefailleerde groepsvennootschappen. De curator vordert in onderhavige procedure veroordeling van de voormalig bestuurders tot vergoeding van de tekorten in de boedels van de gefailleerde groepsvennootschappen.
Het hof Den Haag overwoog dat de voormalig bestuurders kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:248 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.