Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/9.2:9.2 Voorlopige hechtenis als strafvorderlijk dwangmiddel
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/9.2
9.2 Voorlopige hechtenis als strafvorderlijk dwangmiddel
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Voorts is het sinds 1 januari 2015 in bepaalde – in artikel 67a, tweede lid, onder 4° jo. vierde lid Sv vermelde – gevallen mogelijk om een verdachte in bewaring te stellen in afwachting van een berechting volgens het snelrecht. Zie over de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis: paragraaf 4.4.2.3.
Zie hierover: paragraaf 4.3.4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Volgens de wet betreft de voorlopige hechtenis een strafvorderlijk dwangmiddel dat uitsluitend mag worden ingezet om de uit de gronden van artikel 67a, eerste en tweede lid Sv voortvloeiende strafvorderlijke doelstellingen te verwezenlijken. Dit houdt – kort gezegd – in dat de voorlopige hechtenis slechts mag worden toegepast om gedurende het strafproces te voorkomen dat de verdachte vlucht, de waarheidsvinding frustreert, recidiveert en/of dat zijn vrijlating maatschappelijke onrust veroorzaakt.1 Voorts vloeit uit het subsidiariteitsbeginsel voort dat indien deze doelstellingen met minder ingrijpende middelen kunnen worden verwezenlijkt, deze middelen de voorkeur dienen te krijgen. Dit impliceert dat uit artikel 493, eerste lid Sv volgt dat de rechter in beginsel is gehouden om de voorlopige hechtenis van een minderjarige te schorsen onder bijzondere voorwaarden als hiermee de beoogde strafvorderlijke doelstellingen kunnen worden bereikt. Met andere woorden: slechts als deze doelstellingen niet door middel van een schorsing onder voorwaarden kunnen worden verwezenlijkt, is tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis (lees: niet-schorsen) gerechtvaardigd. Voorts volgt uit het doelgebonden karakter van de voorlopige hechtenis – in samenhang met het subsidiariteitsbeginsel – dat bijzondere voorwaarden die aan de schorsing worden verbonden slechts gerechtvaardigd kunnen zijn voor zover deze strekken tot verwezenlijking van de strafvorderlijke doelstellingen van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.2
Ook in de jeugdstrafrechtspraktijk vervullen de voorlopige hechtenis en de schorsing onder voorwaarden zonder meer een belangrijke functie als strafvorderlijk dwangmiddel. De officier van justitie en rechter baseren hun vordering c.q. bevel tot voorlopige hechtenis op gronden die zijn neergelegd in artikel 67a, eerste en tweede lid Sv. Dit brengt mee dat in beginsel aan elke vordering en elk bevel tot voorlopige hechtenis strafvorderlijke belangen en doelstellingen ten grondslag liggen. Voorts worden bijzondere schorsingsvoorwaarden door de rechter gebruikt om tegemoet te komen aan de strafvorderlijke belangen die ten grondslag liggen aan het onderliggende bevel tot voorlopige hechtenis. Zo komt het voor dat bijvoorbeeld een contactverbod met medeverdachten en getuigen als schorsingsvoorwaarde wordt gebruikt om collusiegevaar tegen te gaan of een avondklok als schorsingsvoorwaarde wordt opgenomen om het recidivegevaar te verkleinen.
Desalniettemin is in de voorgaande hoofdstukken duidelijk geworden dat de functie van de voorlopige hechtenis en de schorsing onder voorwaarden zich in de jeugdstrafrechtspraktijk niet beperkt tot die van strafvorderlijk dwangmiddel met een strikt doelgebonden karakter. Ondanks dat een bevel tot voorlopige hechtenis formeel altijd gebaseerd zal zijn op een strafvorderlijke grond uit artikel 67a, eerste en tweede lid Sv, kan de voorlopige hechtenis in jeugdstrafzaken in werkelijkheid ook andere functies vervullen. In de volgende paragrafen zal een aantal van deze ‘schaduwfuncties’ van de voorlopige hechtenis en de schorsing onder voorwaarden worden uitgelicht. Voordat vanaf paragraaf 9.4 de ‘pedagogische schaduwfuncties’ aan de orde komen, wordt in de volgende paragraaf eerst kort aandacht besteed aan de schaduwfunctie van voorlopige hechtenis als handhavingssignaal naar de samenleving.