Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/40:40 Doel van het voorlopig getuigenverhoor: bewaren van bewijs en ophelderen van de feiten
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/40
40 Doel van het voorlopig getuigenverhoor: bewaren van bewijs en ophelderen van de feiten
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS452191:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1683, NJ 1998, 414, m.nt. P. Vlas (Saueressig/Forbo).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met de wijziging in 1988 was het doel van het voorlopig getuigenverhoor, zowel voorafgaand als tijdens een geding, niet meer alleen het bewaren van getuigenbewijs, maar ook het ophelderen van de feiten. Wat ongelukkig gaf de Hoge Raad in 1995 in het arrest Saueressig/Forbo1 echter een karakterisering van het voorlopig getuigenverhoor die was toegespitst op een voorafgaand aan een procedure te houden voorlopig getuigenverhoor:
“Het voorlopig getuigenverhoor, zoals dat in de art. 214 e.v. is geregeld, beoogt niet alleen mogelijk te maken dat spoedig na het plaatsvinden van omstreden feiten daaromtrent getuigenverklaringen kunnen worden afgelegd alsmede te voorkomen dat bewijs verloren gaat; het strekt óók en vooral ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding – degene die het aanspannen daarvan overweegt, degene die verwacht dat het tegen hem zal worden aangespannen, dan wel een derde die anderszins bij dat geding belang heeft – de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de (hun wellicht nog niet precies bekende) feiten, zulks teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen.”