NJ 2020/161
Bloedonderzoek als bedoeld in art. 8 lid 2 sub b WVW 1994 en tegenonderzoek. Keuzemogelijkheid uit ten minste drie erkende laboratoria geen vereiste.
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:569
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
19/01904
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198442:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:569, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:140, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2019
- Wetingang
Essentie
Tot de strikte waarborgen waarmee het bloedonderzoek als bedoeld in art. 8 lid 2, onder b, WVW 1994 is omringd, behoort niet de keuzemogelijkheid van verdachte uit ten minste drie erkende laboratoria in geval van tegenonderzoek.
Samenvatting
Vooropgesteld moet worden dat van een onderzoek als bedoeld in art. 8 lid 2, onder b, WVW 1994 slechts sprake is indien de strikte waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd. Tot de strikte waarborgen behoort onder meer dat de verdachte recht heeft op een tegenonderzoek. (Vgl. HR NJ 2000, 570, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.