Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Artikel IX
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 508 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36425)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 508 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36425)
- Vakgebied(en)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Dividendbelasting / Algemeen
Bronbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
1.
Voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt een open commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zoals dat luidde op 31 december 2024, die als gevolg van deze wet met ingang van 1 januari 2025 niet langer onderworpen is aan de vennootschapsbelasting op grond van de artikelen 2 of 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, geacht op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 al haar vermogensbestanddelen tegen de waarde in het economische verkeer te hebben overgedragen aan de natuurlijk personen of lichamen die participeren in die vennootschap naar rato van ieders gerechtigdheid en wordt die vennootschap geacht te zijn opgehouden in Nederland belastbare winst te genieten.
2.
Voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de commanditaire vennoot in een open commanditaire vennootschap als bedoeld in het eerste lid geacht op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 zijn aandeel in en schuldvordering op de open commanditaire vennootschap te hebben vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer.
3.
Voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een belastingplichtige die resultaat uit een werkzaamheid in de zin van artikel 3.92 van die wet geniet vanwege het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een open commanditaire vennootschap als bedoeld in het eerste lid, geacht op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 de tot die werkzaamheid behorende vermogensbestanddelen te hebben vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer en wordt die belastingplichtige geacht te zijn opgehouden in Nederland belastbaar resultaat uit die werkzaamheid te genieten, tenzij de tot die werkzaamheid behorende vermogensbestanddelen op 1 januari 2025 door die belastingplichtige nog steeds worden aangewend ten behoeve van een werkzaamheid als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a of b, of 3.92 van die wet. De vervreemding, bedoeld in de eerste zin, wordt niet aangemerkt als een vervreemding als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990.
4.
Indien een schuldvordering als bedoeld in het tweede lid kwalificeert als een schuldvordering als bedoeld in artikel 17a, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de belastbare winst uit een Nederlandse onderneming van een commanditaire vennoot, wordt voor de toepassing van het tweede lid ter zake van die schuldvordering tot de winst van die vennoot gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering voor zover met betrekking tot die schuldvordering niet reeds eerder in verband met die afwaardering een bedrag tot de winst van die vennoot is gerekend.