RFR 2018/79
Prejudiciële vraag. Is moeder belanghebbende in het door de vader ingestelde beroep tot beëindiging van zijn gezag?
HR 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:463
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 maart 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/04701
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928946:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:463, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:113, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2018
- Wetingang
Art. 798 Rv
Essentie
Familieprocesrecht. Gezag. Prejudiciële vraag.
Wat is de procespositie van de moeder in de door de vader ingestelde hoger beroepsprocedure tot beëindiging van zijn gezag? Beantwoording prejudiciële vragen door de Hoge Raad.
Samenvatting
Vader en moeder zijn gescheiden. De rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2016 het gezag van beide ouders over hun minderjarige zoon beëindigd. Vader heeft tegen de beslissing tijdig beroep ingesteld, doch alleen voor zover het de beëindiging van zijn gezag betreft. Moeder is door de griffie aangemerkt als belanghebbende en is een termijn geboden voor het indienen van een verweerschrift en incidenteel hoger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.