De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/9.2.4.2:9.2.4.2 Stap 1: onderzoek
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/9.2.4.2
9.2.4.2 Stap 1: onderzoek
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210021:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Paragraaf 4.2.5.2 en 4.2.6.2.
Dit voorbeeld gaat overigens over consumptieve kredietverlening. Ook de hypothecaire leennormen steunen op dergelijke schattingen. Zie paragraaf 4.2.6.2.
Paragraaf 4.2.5.2 en 4.2.6.2.
Over de juridische status van de verplichting om het inkomen te verifiëren is overigens enige duidelijkheid.
Paragraaf 4.3.6.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De kredietwaardigheidstoets in het Nederlandse publiekrecht vereist dat de kredietgever op de hoogte is van het bestendige inkomen en de vaste uitgaven van de consument.1 De vaste uitgaven bestaan uit de onvermijdbare en de moeilijk-vermijdbare uitgaven. Onder de onvermijdbare uitgaven vallen de minimale kosten van levensonderhoud en de bestaande financiële verplichtingen van de consument. Onder de moeilijk-vermijdbare uitgaven vallen de wat minder noodzakelijke uitgaven aan bijvoorbeeld recreatie en familiebezoeken. De kredietgever hoeft echter niet precies te weten hoeveel de consument maandelijks uitgeeft. Zo worden de minimale kosten van levensonderhoud afgestemd op de uitgaven van een standaardhuishouden, terwijl de moeilijk-vermijdbare uitgaven en de bestaande financieringslasten worden vastgesteld door een bepaald percentage te nemen van het inkomen dan wel het totaal uitstaande kredietbedrag.2 Om een goed beeld te krijgen van het vrij besteedbaar inkomen, moet de kredietgever onder andere overgaan tot het stellen van specifieke vragen aan de consument of tot het opvragen van bepaalde rekeningafschriften.
In het Nederlandse publiekrecht zijn voorts twee soorten van verificatieplichten te vinden.3 Ten eerste geldt er een aantal standaard-verificatieplichten. Zo moet de kredietgever, bij de kredietaanvragen vanaf € 250, een BKR-toets uitvoeren om inzicht te krijgen in de geregistreerde gegevens over de lopende kredieten van de consument. Daarnaast moet de kredietgever, bij de kredietaanvragen vanaf € 1000, het inkomen van de consument verifiëren.4 Ten tweede geldt er een aanvullende verificatieplicht als er in het concrete geval een goede reden is om te twijfelen aan de juistheid van de relevante gegevens. Deze twijfel kan bijvoorbeeld voortvloeien uit een tegenstrijdigheid tussen bepaalde gegevens. Anders dan in het publiekrecht, heeft de rechter in het Nederlandse privaatrecht in voorgaand verband meerdere keren rekening gehouden met de deskundigheid of ervaring van de betreffende consument.5 In die gevallen mocht de kredietgever aannemen dat de betreffende consument voldoende in staat was de juiste informatie door te geven.