NJB 2016/1439
Bewijsuitsluiting art. 359a Sv: i.c. bewijs uitsluiting onbegrijpelijk, zelfs indien men ervan uitgaat dat het vorderen van het identiteitsbewijs van de verdachte en het onderzoek in de auto ter vaststelling van de identiteit van de verdachte onrechtmatig hebben plaatsgevonden en dat hierdoor sprake is van een vormverzuim waarop art. 359a Sv toepassing dient te vinden
HR 05-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1388
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 juli 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/04368
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1388, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:580, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑10‑2015
- Wetingang
Essentie
Bewijsuitsluiting art. 359a Sv: i.c. bewijs uitsluiting onbegrijpelijk, zelfs indien men ervan uitgaat dat het vorderen van het identiteitsbewijs van de verdachte en het onderzoek in de auto ter vaststelling van de identiteit van de verdachte onrechtmatig hebben plaatsgevonden en dat hierdoor sprake is van een vormverzuim waarop art. 359a Sv toepassing dient te vinden
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde, dat – kort gezegd – inhoudt dat hij ‘opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverden/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 2530 gram, in elk geval een hoeveelheid van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.