NJB 2021/1901:Overgangsrecht met betrekking tot de proeftijd die is verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde aan wie een gevangenisstraf is opgelegd en de sinds 1 januari 2018 bestaande mogelijkheid deze proeftijd te verlengen ingevolge art. 6:1:18 lid 2 Sv: de toepassing van deze bepaling op gevallen waarin de veroordeling voor 1 januari 2018 is uitgesproken is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel dat is vervat in artikel 7 EVRM. Wel kunnen – indien de onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf voor 1 januari 2018 is uitgesproken – de bijzondere voorwaarden die door het openbaar ministerie worden verbonden aan de verlengde proeftijd, in een uitzonderlijk geval onverenigbaar zijn met artikel 7 lid 1 EVRM indien daardoor ten nadele van de veroordeelde wijziging wordt gebracht in de aard en de maximale feitelijke duur van de door de rechter opgelegde vrijheidsstraf.