Einde inhoudsopgave
Besluit inburgering 2021
Artikel 2.7 Medische ontheffing
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-08-2021, Stb. 2021, 410 (uitgifte: 01-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
30-11-2021, Stb. 2021, 586 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
1.
In het kader van de aanvraagprocedure tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, verzoekt Onze Minister een door hem aangewezen arts, niet zijnde de behandelend arts van de inburgeringsplichtige, die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, een deskundigenverklaring af te geven met betrekking tot de inburgeringsplichtige die de aanvraag tot ontheffing heeft ingediend.
2.
De gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht wordt verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking zodanig is dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht dan wel aan een of meerdere onderdelen daarvan kan worden voldaan.
3.
Een gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht wordt uitsluitend verleend indien vanwege de belemmering of beperking niet kan worden voldaan aan:
- a.
maximaal drie van de vier examenonderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden of het examen KNM van het inburgeringsexamen;
- b.
maximaal drie van de vier examenonderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden op ten minste het niveau B1 of het examen KNM als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van de onderwijsroute; of
- c.
het participatiegedeelte van de zelfredzaamheidsroute, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel b, met uitzondering van de activiteiten van het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie.
4.
Indien Onze Minister op grond van de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige wel aan een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen dan wel een of meerdere examenonderdelen van de onderwijsroute als bedoeld in het derde lid, kan voldoen onder examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, geldt dat:
- a.
voor het examen mondelinge en schriftelijke vaardigheden op het niveau A2 en het examen kennis van de Nederlandse maatschappij in een beschikking wordt vermeld welke aangepaste examenomstandigheden het betreft; en
- b.
voor het examen mondelinge en schriftelijke vaardigheden op ten minste het niveau B1, de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, waarin ten aanzien van de inburgeringsplichtige een voorstel wordt gedaan met betrekking tot in aanmerking komende aangepaste examenomstandigheden voor het voornoemde examen, aan de inburgeringsplichtige wordt verstrekt.
5.
Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid.
7.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de omstandigheden waaronder de kosten van de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, worden vergoed aan de inburgeringsplichtige.