Hof Den Haag, 18-03-2016, nr. 22-005048-14, nr. 10-712010-14
ECLI:NL:GHDHA:2016:701
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-03-2016
- Zaaknummer
22-005048-14
10-712010-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:701, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑03‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1002, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑03‑2016
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een jaar samen met een ander op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid tegenover haar eigen kinderen van respectievelijk tien/elf en dertien/veertien jaar. Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Rolnummer: 22-005048-14
Parketnummer: 10-712010-14
Datum uitspraak: 18 maart 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 november 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[medeverdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
4 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens de akte partiële intrekking rechtsmiddel d.d. 27 januari 2016, inhoudende de mededeling van de advocaat-generaal mr. H.I. den Hartog dat zij het ingestelde hoger beroep met betrekking tot feit 2 intrekt, niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing ten aanzien van feit 2.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
zij,
in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met
16 juni 2013 te Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meer perso(o)n(en) van wie zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, te weten
[slachtoffer 1] (geboortedatum 1999) en/of
[slachtoffer 2] (geboortedatum 2002),
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door:
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] haar mededader
([medeverdachte 1) naakt ondersteboven aan het plafond en/of in de takels te laten/doen hangen en/of
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] haar mededader naakt aan (een) ketting(en) en/of in de handboeien, met een bal in de mond, op de grond te laten zitten en/of uit een hondenbak te laten eten en/of
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een zweep tegen het/de naakte lichaam en/of penis van haar mededader te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een zweep tegen het/de naakte lichaam en/of penis van haar mededader te laten slaan en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de katrol (waarin haar mededader naakt hing) te laten bedienen;
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2013 te Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in de woning gelegen aan de [adres] te Spijkenisse, terwijl [slachtoffer 1] ([geboortedatum] 1999) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum] 2002) daarbij haars en/of zijns en/of huns ondanks tegenwoordig was/waren door
- haar mededader (medeverdachte 1) naakt ondersteboven aan het plafond en/of in de takels te laten hangen en/of
- haar mededader naakt aan (een) ketting(en) en/of in de handboeien, met een bal in de mond, op de grond te laten zitten en/of uit een hondenbak te laten eten en/of
- met een zweep tegen het/de naakte lichaam en/of penis van haar mededader te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] de katrol (waarin haar mededader naakt hing) te laten bedienen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2013 tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van twee minderjarigen als bedoeld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht.
Van seksueel corrumperen in de zin van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer iemand beneden de zestien jaar met ontuchtig oogmerk wordt bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Als voorbeelden van ontuchtig oogmerk wordt in de wetsgeschiedenis door de minister genoemd de situatie waarin de dader tracht de seksuele vorming van een kind door de seksuele handelingen op zodanige wijze negatief te beïnvloeden dat een kind in de toekomst eerder geneigd is met het ondergaan van ontucht in te stemmen of wanneer de dader voor zijn eigen seksuele gerief een kind aanwezig laat zijn bij de seksuele handelingen. Terecht heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat deze voorbeelden geen limitatieve opsomming vormen voor de gevallen waarin sprake zal zijn van ‘ontuchtig oogmerk’. Evenwel zullen de seksuele doeleinden die invulling moeten geven aan het bestanddeel ‘ontuchtig oogmerk’ voldoende moeten blijken uit de bewijsmiddelen.
De minderjarige kinderen van de verdachte hebben verklaard dat in hun bijzijn SM-handelingen zijn verricht door hun moeder en de medeverdachte.
De verdachte heeft bekend dat haar minderjarige kinderen getuige zijn geweest van de volgende handelingen:
- -
de medeverdachte hing naakt ondersteboven in de takels aan het plafond;
- -
de medeverdachte was geboeid en moest uit een hondenbak eten;
- -
de medeverdachte lag naakt aan een ketting met een bal in zijn mond;
- -
de verdachte heeft met een zweep tegen het naakte lichaam van de medeverdachte geslagen.
De verdachte heeft verklaard dat zij en de medeverdachte bovengenoemde handelingen hebben verricht in het bijzijn van haar minderjarige kinderen met het doel de kinderen te laten zien dat een SM-relatie liefdevol kan zijn, dat zij veilig waren bij de medeverdachte en niet bang voor hem hoefden te zijn. Dit in tegenstelling tot de vorige partner van de verdachte die gewelddadig was. De verdachte heeft verklaard dat zij geen seksuele opwinding voelde tijdens het tonen van de handelingen aan de kinderen.
Niettegenstaande de bedoelingen van de verdachte en de medeverdachte, door het verrichten van dergelijke handelingen in het bijzijn van jonge kinderen hebben de verdachte en haar medeverdachte alle fatsoensnormen overschreden. Kinderen zouden niet moeten worden geconfronteerd met dergelijke handelingen.
Naar het oordeel van het hof kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met ontuchtig oogmerk, bijvoorbeeld uit eigen seksueel gerief dan wel met de bedoeling de minderjarigen zodanig te beïnvloeden dat deze in de toekomst eerder geneigd zouden zijn in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen.
De verdachte en haar medeverdachte hebben met de voor hen gebruikelijke, maar voor veel anderen hoogst ongewone, gedragingen inbreuk gemaakt op de normale seksuele ontwikkeling van de betrokken minderjarigen. Zij hebben hierbij een sociaal-ethische grens overschreden. De handelingen hadden echter niet tot doel de eigen seksuele behoefte te bevredigen dan wel de seksuele toenadering van de kinderen te vergroten als wordt beoogd te beschermen met de strafbaarstelling van seksueel corrumperen in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof merkt hierbij nog op dat de dochter van de verdachte op 31 juli 2013 bij de politie heeft verklaard dat haar moeder en de medeverdachte de handelingen wilden laten zien zodat zij, de dochter, op haar zestiende mee zou kunnen gaan naar een club. De verdachte en de medeverdachte zouden volgens de dochter, die dertien jaar was toen zij getuige was van de hiervoor beschreven handelingen, willen dat zij later mee zou doen.
Het hof is van oordeel dat uit enkel deze verklaring niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte en/of de medeverdachte het doel hadden de kinderen door de handelingen zodanig te willen beïnvloeden dat deze in de nabije toekomst eerder geneigd zouden zijn in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen. Voorts vindt de verklaring van de dochter verder geen steun in het dossier.
Het hof acht op grond van het bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde omdat geen sprake was van opzet op het schenden van de eerbaarheid.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2013 tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid als bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Doel van artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht is het beschermen van minderjarigen in hun seksuele ontwikkeling. Kinderen dienen te worden beschermd tegen seksuele handelingen die in strijd zijn met het algemene maatschappelijke schaamtegevoel.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat de verdachte in het bijzijn van de minderjarige kinderen onder meer met een zweep op het naakte lichaam van de medeverdachte heeft geslagen terwijl hij naakt ondersteboven hing. De verdachte en de medeverdachte hebben door dit handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij gedragingen hebben verricht die kwetsend zijn voor het normaal ontwikkeld schaamtegevoel. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van voorwaardelijk opzet op het schenden van de eerbaarheid. Gelet op de leeftijd van de kinderen moet worden aangenomen dat zij niet vrijwillig bij de schennis aanwezig waren.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2013 te Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in de woning gelegen aan de [adres] te Spijkenisse, terwijl [slachtoffer 1] ([geboortedatum] 1999) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum] 2002) daarbij haars en/of zijns en/of huns ondanks tegenwoordig was/waren door
- haar mededader ([medeverdachte 1]) naakt ondersteboven aan het plafond en in de takels te laten hangen en
- haar mededader naakt aan een ketting en in de handboeien, met een bal in de mond, op de grond te laten zitten en uit een hondenbak te laten eten en
- met een zweep tegen het naakte lichaam en/of penis van haar mededader te slaan en
- die [slachtoffer 2] de katrol (waarin haar mededader naakt hing) te laten bedienen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij het Dok of een soortgelijke instelling.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een jaar samen met een ander op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid tegenover haar eigen kinderen van respectievelijk tien/elf en dertien/veertien jaar. Een kind dat met een dergelijk handelen wordt geconfronteerd, loopt het risico te worden belemmerd in het doormaken van een gezonde (seksuele) ontwikkeling. Daarnaast tast een dergelijk handelen, dat over het algemeen wordt beschouwd als onfatsoenlijk en aanstootgevend, het gevoel van rust en veiligheid van andere jonge kinderen en hun ouders aan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging meegewogen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep doordrongen lijkt van het feit dat zij dergelijk gedrag in de toekomst nooit meer zal vertonen. Verdachte heeft geen contact met haar kinderen die elders in Nederland bij hun vader wonen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry, mr. J. Candido en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2016.
mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.