HR, 10-04-2018, nr. 16/06190
ECLI:NL:HR:2018:556, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-04-2018
- Zaaknummer
16/06190
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:556, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:327
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2016:3985, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2018:327, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:556
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0175 met annotatie van H. de Doelder
Uitspraak 10‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Ontbrekende pleitnota in h.b. De ttz. in h.b. door raadsvrouwe overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan HR gezonden stukken. N.a.v. een door raadsman (in cassatie) ex art. 4.8.2 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij Hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Dit onherstelbare verzuim brengt nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak mee. HR wijst de zaak terug naar Hof. Samenhang met 16/06262.
Partij(en)
10 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/06190
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 december 2016, nummer 22/002000-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep – dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde – is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsvrouwe bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting heeft de raadsvrouwe van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota."
2.3.
De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. 4.8.2. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen.
2.4.
Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan de in de bestreden uitspraak genoemde. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak – voor zover aan zijn oordeel onderworpen –;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2018.
Conclusie 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Ontbrekende pleitnota in h.b. De ttz. in h.b. door raadsvrouwe overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan HR gezonden stukken. N.a.v. een door raadsman (in cassatie) ex art. 4.8.2 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij Hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Dit onherstelbare verzuim brengt nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak mee. HR wijst de zaak terug naar Hof. Samenhang met 16/06262.
Nr. 16/06190 Zitting: 20 februari 2018 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 7 december 2016 door het hof Den Haag wegens "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod", veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf met aftrek als bedoeld in artikel 27(a) Sr.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/06262. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, heeft bij schriftuur en aanvullende schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
Ik kom als eerst toe aan bespreking van het bij aanvullende cassatieschriftuur ingediende tweede middel, dat klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting van23 november 2016 aan nietigheid lijdt, nu de door de raadsvrouw bij die gelegenheid aan het hof overgelegde pleitnota zich niet (meer) bij de stukken in het geding bevindt.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2016 is aldaar door de raadsvrouw van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van haar pleitnota die door haar aan het hof is overgelegd.
De in dit proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Overeenkomstig het Procesreglement heeft de raadsman van de verdachte bij faxbericht van 1 augustus 2017 tijdig aan de rolraadsheer verzocht alsnog in het bezit te worden gesteld van een afschrift van deze pleitnota. Desgevraagd heeft de griffier van het hof bij brief van 10 augustus 2017 de Hoge Raad bericht dat deze pleitnota niet op het hof is achtergebleven.
Gelet hierop valt thans niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens bij het hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
Het voorgaande brengt mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG