Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/14.5.2.4
14.5.2.4 Interne bedrijfshandelingen
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363304:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld: TC 6 december 1955, nr. 7835 O, BNB 1956/87 en TC 28 april 1958, nr. 8620 O, BNB 1958/245. In TC 16 maart 1959, nr. 8820 O, BNB 1959/255 werd een “collectiviteit die voldoende ompaald is om haar in fiscale zin een rechtssubject te achten” niet aanwezig geacht. De handelingen vonden plaats in het maatschappelijk verkeer en werden niet als een “interne verrekening”aangemerkt. In TC 18 juni 1957, nr. 8502 O, BNB 1957/298 was van een intern handelen in het kader van een maatschap geen sprake, waardoor niet gezegd kon worden dat de handelingen een “maatschappelijk karakter ontberen”. Niet goed te plaatsen valt TC 28 april 1958, nr. 8620 O, BNB 1958/245. In die zaak werd een winkelierscomité als belastingplichtige aangemerkt. De bijdragen van de winkeliers aan het comité werden vervolgens als “kostenbijdragen in de eigen kring” beschouwd. Net zoveel “hoofdbrekens” (zie C.P. Tuk, noot onder BNB 1958/245) geeft TC 24 november 1959, nr. 8897 O, BNB 1960/73. Kostenbijdragen van winkeliers aan een winkeliersvereniging ten behoeve van een Sint-Nicolaasactie, werden als kostenbijdragen “in de eigen kring” aangemerkt. Beter te begrijpen is TC 17 oktober 1960, nr. 9195 O, BNB 1961/52 over een als ondernemer aangemerkte varkensfokvereniging (zonder rechtspersoonlijkheid) die prestaties verrichtte aan haar leden. Van een eigen kring tussen de vereniging en de leden was naar het oordeel van de Tariefcommissie kennelijk geen sprake.
TC 6 mei 1968, nr. 10 201 O, BNB 1968/229 (geen interne bedrijfshandelingen in de relatie van een vennoot en zijn commanditaire vennootschap).
Zie bijvoorbeeld: TC 9 november 1953, nr. 7299 O, BNB 1954/49, TC 14 mei 1957, nr. 8055 O, BNB 1957/263.
TC 28 april 1958, nr. 8620 O, BNB 1958/245, TC 16 maart 1959, nr. 8820 O, BNB 1959/255 en TC 24 november 1959, nr. 8897 O, BNB 1960/73.
TC 28 november 1961, nr. 9286 O, BNB 1962/112. In die zaak was overigens geen sprake van een fiscale eenheid.
HR 14 september 1988, nr. 25 005, BNB 1989/213 (Kosten voor gemene rekening), r.o. 4.3. Ik merk op dat wanneer de verkoop van aandelen door een moeiende houdstervennootschap enkel (dus zonder naar de rechtspraak van het HvJ EG te kijken) langs deze meetlat wordt gelegd, de conclusie voor de hand ligt dat deze verkoop een economische activiteit is. Er wordt immers jegens een persoon buiten de eigen kring opgetreden (de koper van de aandelen) en de verkoop geschiedt onmiskenbaar ter wille van een daarmee gemoeid economisch belang. Toch oordeelde de Hoge Raad op 14 maart 2003 (HR 14 maart 2003, nr. 38 253, BNB 2003/197) dat een dergelijke verkoop van aandelen niet kan worden aangemerkt als een economische activiteit. Daarbij verwees de Hoge Raad enkel naar rechtspraak van het HvJ EG en liet het de eigen rechtspraak buiten beschouwing. Voor wat betreft het recht op aftrek ter zake van de met de verkoop van de aandelen gepaard gaande kosten, oordeelde de Hoge Raad dat het algemene kosten betrof en dat er in beginsel een rechtstreekse en onmiddellijke samenhang was tussen de van derden betrokken diensten en de volledige bedrijfsactiviteiten van belanghebbende.
HR 14 september 1988, nr. 25 005, BNB 1989/213 (Kosten voor gemene rekening), r.o. 4.4.
Zie bijvoorbeeld: J.M.F. Finkensieper, noot onder HR 21 juni 1995, nr. 30 485, BNB 1995/277 (Studentenvereniging).
M.E. van Hilten, aantekening bij HR 8 september 1993, nr. 28 849, FED 1993/785. In dezelfde zin: K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 2002, blz. 166. Uit HR 27 november 1991, nr. 26 156, BNB 1992/60 kan worden opgemaakt dat diensten tussen afzonderlijke, tot hetzelfde concern behorende rechtspersonen in het “maatschappelijk verkeer” plaatsvinden, indien van een fiscale eenheid geen sprake is. Zie in dat verband ook HR 16 september 1992, nr. 27 162, BNB 1993/223, waarin een bv een van een stichting te onderscheiden rechtspersoon was, van een fiscale eenheid geen sprake was en dat de handelingen van de bv jegens de stichting plaatsvonden “in het economisch verkeer”. Van gelijke strekking is HR 8 september 1993, nr. 28 849, BNB 1993/306 over een management-bv die handelingen verrichtte jegens een voorheen tot een fiscale eenheid behorende kapitaalsvennootschap. De Hoge Raad oordeelde met het Hof 's-Gravenhage dat de vennootschappen van elkaar te onderscheiden rechtspersonen waren en dat in de vaststelling dat de management-bv een bedrijf uitoefende, besloten lag dat de handelingen in het economisch verkeer plaatsvonden. Zie ook: HR 22 december 1993, nr. 29 317, BNB 1994/71 over een CV die van de vennoten (waaronder een gemeente) kon worden onderscheiden en met de verhuur van een gemeentehuis optrad “in het economisch verkeer”.
In paragraaf 14.5.2.1 heb ik aangegeven dat de begrippen “besloten kring” en “eigen kring” als synoniemen van elkaar worden gebruikt, maar dat aan de begrippen niet zelden een verschillende betekenis wordt gegeven. Zij kunnen slaan op handelingen in een gezinssfeer en daarmee vergelijkbare sferen of op interne bedrijfshandelingen. Voor het begrip “eigen kring” reserveer ik de betekenis van “interne bedrijfshandelingen”.
In de rechtspraak van de Tariefcommissie is een ontwikkeling zichtbaar dat handelingen onbelastbaar werden geacht, indien zij binnen het kader van een entiteit plaatsvonden.1 Interne bedrijfshandelingen werden geacht niet aan de omzetbelasting te zijn onderworpen.2 Zelfs bij “gemankeerde entiteiten” bleek de Tariefcommissie nog wel bereid om het maatschappelijk karakter van handelingen tussen de betrokken partijen afwezig te achten.3 Vaak ging het in de voorgelegde gevallen om stichtingen of verenigingen die handelingen voor een beperkte groep leden verrichtten, waarvoor de leden kostenbijdragen betaalden.4 De Tariefcommissie ging dan na of de kostenbijdragen het karakter hadden van een “kostenomslag binnen de eigen kring” en niet dat van “een vergoeding voor diensten”. Halverwege de jaren zestig raakte het begrip “eigen kring” in ongebruik. De Tariefcommissie toetste met name of handelingen in het maatschappelijk verkeer hadden plaatsgevonden. Van een handelen in het maatschappelijk verkeer was naar het oordeel van de Tariefcommissie geen sprake, indien het handelingen tussen onderdelen van een fiscale eenheid betrof.5
In het arrest van de Hoge Raad van 14 september 1988 haalde de Hoge Raad het begrip “eigen kring” weer van stal. De Hoge Raad overwoog:
“Als diensten welke ingevolge artikel 4, in samenhang met artikel 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 aan omzetbelasting zijn onderworpen, moeten worden aangemerkt alle prestaties die in het economische verkeer tegen vergoeding worden verricht door een ondernemer in het kader van zijn onderneming. Als prestaties verricht in het economische verkeer hebben te gelden alle prestaties bij het verrichten waarvan de ondernemer, ter wille van de daarmee gemoeide economische belangen, optreedt tegenover personen die niet tot de eigen kring behoren”.6
Het ging er in de onderhavige zaak om of twee met elkaar verweven subjecten tezamen als één belastingplichtige konden worden aangemerkt. Hoewel de betrokken partijen met elkaar waren verweven, waren zij niettemin voor de omzetbelasting als zelfstandige belastingplichtigen (ondernemers) aan te merken. De prestaties die zij over en weer verrichten vonden daarom niet plaats in de eigen kring:
“Uit de omstandigheid dat A bv een weliswaar met belanghebbende verweven, maar niettemin voor de heffing van de omzetbelasting als zelfstandig aan te merken ondernemer is, vloeit voort dat de onderhavige werkzaamheden door belanghebbende niet werden verricht ten behoeve van een persoon die tot haar eigen kring behoort. Nu deze werkzaamheden bovendien strekten ter wille van de daarmee gemoeide economische belangen, moeten zij dus worden aangemerkt als te zijn verricht in het economische verkeer”.7
Het aangehaalde arrest heeft de vraag opgeroepen in welke gevallen sprake is van een handelen tegenover personen die wel tot de eigen kring behoren.8 Algemeen wordt aangenomen dat voor zover het rechtspersonen betreft, met het optreden tegenover personen die niet tot de eigen kring behoren alleen gedoeld wordt op handelingen binnen een fiscale eenheid.9