Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/14.5.2.1
14.5.2.1 Handelingen van particulieren in de gezinssfeer en op gezinshuishoudingen gelijkende huishoudingen
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS369419:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
C.P. Tuk, Wet op de omzetbelasting 1968, Kluwer, Deventer, 1979, blz. 87.
TC 6 december 1955, nr. 7835 O, BNB 1956/87.
Zie bijvoorbeeld: HR 11 oktober 1989, nr. 25 253, BNB 1990/34: “Met zijn overweging dat belanghebbende, voor zover zij ten behoeve van haar leden tegen vergoeding diensten verricht, daarbij niet optreedt binnen een besloten kring (cursivering AvD), heeft het Hof kennelijk beoogd als zijn oordeel tot uitdrukking te brengen dat belanghebbende bij het verrichten van deze prestaties, ter wille van de daarmee gemoeide economische belangen, optreedt tegenover personen die niet tot de eigen kring (cursivering AvD) behoren. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent genoemde wetsbepalingen en is evenmin ongenoegzaam of onbegrijpelijk gemotiveerd”.
Zaken waarin een besloten kring aanwezig werd geacht: TC 26 juli 1943, nr. 2793 O, B.br.O. 214 (Seminarie), TC 15 mei 1944, nr. 3061 O, B.br.O. 259 (Centrale worstmakerij), TC 27 mei 1946, nr. 3195 O, B.br.O. 329, TC 1 april 1946, nr. 3164 O, B.br.O. 318, TC 27 januari 1947, nr. 3221 O, B.br.O. 359 (Concern als ondernemer), TC 28 april 1958, nr. 8620 O, BNB 1958/245, TC 17 augustus 1964, nr. 9548 O, BNB 1965/105.
TC 8 juni 1953, nr. 7132 O, BNB 1953/244. Vgl. C.P. Tuk, Wetgeving op de omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 1959, blz. 47 en J. Reugebrink en M.E. van Hilten, Omzetbelasting, FED, Deventer, 1990 (Zesde druk), blz. 81.
Zie bijvoorbeeld: TC 28 april 1964, nr. 9735 O, BNB 1964/260, TC 17 december 1963, nr. 9498 O, BNB 1964/102, TC 13 januari 1964, nr. 9694 O, BNB 1964/128, TC 29 april 1969, nr. 10 263 O, BNB 1970/40, TC 3 maart 1970, nr. 10 364 O, BNB 1970/137, HR 24 februari 1988, nr. 23 970, BNB 1988/ 134 (Omdat een ieder dagelijks kon toetreden tot een beleggingsfonds, werd het beleggingsfonds niet als een besloten kring aangemerkt. De beheersactiviteiten werden geacht in het maatschappelijk verkeer plaats te vinden).
Zie bijvoorbeeld: TC 17 februari 1964, nr. 9654 O, BNB 1964/200 over een vereniging van Rooms-katholieke jongeren die in beschermd verband de danskunst wensen te leren en te beoefenen. De eisen dat de leden praktiserend Rooms-katholiek moesten zijn, ongehuwd moesten zijn en bovendien een bepaalde leeftijd moesten hebben was niet voldoende om een besloten kring aanwezig te achten.
HR 11 oktober 1989, nr. 25 253, BNB 1990/34 en HR 21 juni 1995, nr. 30 485, BNB 1995/277 (Studentenvereniging).
Vgl. HR 21 juni 1995, nr. 30 485, BNB 1995/277 (Studentenvereniging).
E.M. Vrouwenvelder, Wel de lusten, niet de lasten? Dat lijkt (ook?) in de BTW niet mogelijk! WFR 1996/6208, blz. 1147
Zie bijvoorbeeld: TC 28 januari 1958, nr. 8426 O, BNB 1958/144, TC 30 oktober 1961, nr. 9332 O, BNB 1962/168, TC 17 september 1962, nr. 9523 O, BNB 1963/17, TC 27 augustus 1963, nr. 9604 O, BNB 1964/11, TC 13 januari 1964, nr. 9694 O, BNB 1964/128 (de TTariefcommissie sprak van een “besloten groep”, die overigens niet aanwezig was tussen een coöperatieve “sproeivereniging” en de leden ervan), TC 2 november 1964, nr. 9789 O, BNB 1965/73, TC 16 augustus 1965, nr. 9974 O, BNB 1965/282, TC 10 april 1967, nr. 10 019 O, BNB 1967/173 (geen besloten kring tussen een maat en zijn maatschap), TC 6 mei 1968, nr. 10 201 O, BNB 1968/229 (geen interne bedrijfshandelingen in de relatie van een vennoot en zijn commanditaire vennootschap), TC 15 april 1969, nr. 10 385 O, BNB 1969/160, TC 3 maart 1970, nr. 10 364 O, BNB 1970/137, TC 29 april 1969, nr. 10 263 O, BNB 1970/40, HR 11 oktober 1989, nr. 25 253, BNB 1990/34 en HR 21 juni 1995, nr. 30 485, BNB 1995/277 (Studentenvereniging). In de uitspraak van de Tariefcommissie van 17 augustus 1964 oordeelde de Tariefcommissie niet dat sprake was van een besloten kring. Het betrof een bijzondere situatie waarin een viertal groepen familieondernemingen een coöperatieve vereniging had opgericht. De Tariefcommissie liet zich niet uit over een eventuele besloten kring, maar oordeelde dat de coöperatieve vereniging niets anders was dan een organisatorisch kader waarbinnen de leden met elkaar overleg pleegden en die naar buiten het gezamenlijk optreden een eigen aanzien gaf, doch dat binnen het kader van de coöperatieve vereniging de werkzaamheden werden voorbereid en uitgevoerd door bestuurders en werknemers van de samenwerkende ondernemingen op eigen naam en voor eigen rekening. TC 17 augustus 1964, nr. 9548 O, BNB 1965/105.
Zie bijvoorbeeld: TC 18 december 1950, BNB B 8961, TC 26 november 1957, nr. 8601 O, BNB 1958/ 122, TC 12 februari 1963, nr. 9581 O, BNB 1963/155 (een “gesloten” kring van vijf turfstrooiselfabrikanten werd afwezig geacht), TC 24 juni 1963, nr. 9551 O, BNB 1963/28 en,TC 19 oktober 1964, nr. 9762 O, BNB 1965/54.
Dit lijkt reeds te volgen uit TC 28 april 1964, nr. 9735 O, BNB 1964/260. Zie ook: C.P. Tuk, Wet op de omzetbelasting 1968, Kluwer, Deventer, 1979, blz. 93.
Het begrip “ondernemer” van art. 7 lid 1 Wet OB (vgl. art. 9 lid 1 Btw-richtlijn, ex art. 4 lid 1 Zesde richtlijn) is zo ruim dat daaronder leden van een gezin vallen, die over en weer handelingen jegens elkaar verrichten. Wanneer de één dagelijks de afwas doet, opdat de ander wekelijks het huis stofzuigt, dan zijn strikt genomen hierin diensten over en weer te onderkennen. De ene dienst vormt dan de vergoeding in natura voor de andere dienst. Deze consequentie werd en wordt (terecht) niet wenselijk geacht.
De definitie van het begrip “ondernemer” week in het Besluit op de Omzetbelasting 1940 en de Wet op de Omzetbelasting 1954 nauwelijks af van het begrip “ondernemer” in de huidige Wet OB. Aan het ondernemerschap werd onder andere de eis gesteld dat van een “bedrijf” sprake was. Ter invulling van het begrip “bedrijf” werd aangesloten bij de in de economie gebruikelijk omschrijving daarvan.1 In de uitspraak van 6 december 1955 vatte de Tariefcommissie haar jurisprudentie op dit punt samen en gaf een definitie van het begrip “bedrijf”. De Tariefcommissie overwoog:
“O. dat de TC blijkens haar jurisprudentie als criteria voor de bedrijfsuitoefening heeft aangenomen, dat er moet zijn een organisatie van kapitaal en arbeid, waarmede in een duurzaam streven maatschappelijke behoeften worden bevredigd, terwijl er tevens een deelneming aan het maatschappelijk verkeer moet zijn;”2
De Tariefcommissie legde dus onder meer de toets aan of er 1) een deelneming was aan het maatschappelijk verkeer en 2) of er “in een duurzaam streven maatschappelijke behoeften” werden bevredigd. Wanneer binnen een besloten (of eigen) kring werd gehandeld, werd verondersteld dat er geen deelneming was aan het maatschappelijk verkeer, en dat dus geen sprake was van ondernemerschap. Met behulp van de besloten-of-eigen-kring-gedachte wist de Tariefcommissie particulieren die voor eigen gebruik goederen vervaardigen of diensten verrichten buiten de heffing te houden. Opgemerkt zij dat de begrippen “besloten kring” en “eigen kring” niet zelden als synoniemen gehanteerd worden.3 Aan de begrippen wordt echter niet in alle gevallen dezelfde betekenis gegeven. Soms verwijzen de termen naar het uitsluiten van interne bedrijfshandelingen van de heffing, en soms naar het uitsluiten van handelingen in de gezinssfeer en op gezinshuishoudingen gelijkende huishoudingen. Omdat de Tariefcommissie het begrip “besloten kring” oorspronkelijk gebruikte om handelingen in de gezinssfeer en op gezinshuishoudingen gelijkende huishoudingen buiten de heffing te laten, reserveer ik deze betekenis voor het begrip “besloten kring”.
De voorbeelden in de jurisprudentie van het aanwezig zijn van een besloten kring zijn schaars, en zijn alle gedateerd.4 Voor zover ik heb kunnen nagaan, is onder de werking van de Wet OB (het btw-stelsel) nog nooit geoordeeld dat sprake was van een besloten kring. Uit de jurisprudentie van de Tariefcommissie kan worden afgeleid dat gezinshuishoudingen in ieder geval kunnen worden beschouwd als besloten kringen. Vanwege de gelijkenis met een gezinshuishouding werd ook van bepaalde, gesloten kloostergemeenschappen aangenomen dat zij besloten kringen vormen.5
In de nationale jurisprudentie en in de nationale literatuur is de vraag aan de orde gesteld of buiten gezinshuishoudingen en gesloten kloostergemeenschappen besloten kringen denkbaar zijn. Met name is de vraag gesteld of de handelingen die verenigingen met een gesloten karakter jegens hun leden verrichten onbelastbaar zijn, omdat ze in een besloten kring worden verricht.6 Om vast te stellen of sprake is van een zodanig gesloten karakter dat sprake is van een besloten kring, is volgens vaste jurisprudentie vereist dat toetreding door derden tot de kring onmogelijk, of vrijwel onmogelijk is.7 Het stellen van voorwaarden aan de toetreding tot de kring8, of de eis dat een bestuur moet beslissen over toelating9 maakt nog niet dat deze kring een besloten kring is.10 In de literatuur is daaraan de conclusie verbonden dat de besloten kring gedachte beperkt is tot die van de gezinshuishouding en daarop gelijkende samenlevingsvormen.11 Slechts in oude jurisprudentie, die betrekking heeft op het cumulatief cascadestelsel, is een enkele keer de verhouding vereniging-lid en de verhouding coöperatie-lid als een besloten kring aangemerkt.12 Uit latere jurisprudentie, die ook betrekking heeft op het cumulatief cascadestelsel, volgt dat de verhoudingen maat-maatschap, vereniging-lid en coöperatielid13 niet, althans niet snel, als besloten kring kunnen worden aangemerkt. In de ondernemerssfeer is nog nooit een besloten kring, en daarmee een optreden buiten het maatschappelijk verkeer aanwezig geacht.14 Geconcludeerd kan worden dat slechts gezinshuishoudingen en daarmee vergelijkbare samenlevingsvormen besloten kringen vormen. In de ondernemerssfeer komen besloten kringen niet voor.15