Hof Amsterdam, 25-09-2023, nr. 23-002018-22
ECLI:NL:GHAMS:2023:2184
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-09-2023
- Zaaknummer
23-002018-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2023:2184, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑09‑2023; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1120
Uitspraak 25‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Mega Sonderman. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaren voor een liquidatie, een poging tot liquidatie, brandstichting van de vluchtauto, wapenbezit en meerdere vernielingen op 16 mei 2021 te Amsterdam.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002018-22
datum uitspraak: 25 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-132739-21 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
gedetineerd in [detentieadres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4, 5 en 11 september 2023 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte, zijn raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partijen naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid verdachte in het hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder feit 6 (cumulatief) ten laste gelegde vernieling van de Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1] Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen deze beslissing tot vrijspraak. Hiertegen is echter geen hoger beroep mogelijk. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep. Dit onderdeel van de tenlastelegging is in hoger beroep overigens wel aan de orde, omdat ook het Openbaar Ministerie tegen deze vrijspraak hoger beroep heeft ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met één of meer (automatische) vuurwapen(s) één of meerdere schot(en) afgevuurd op voornoemde [slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 mei 2020 te Amsterdam. in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] van het leven hebben beroofd, immers hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
met dat opzet en na kalm en rustig overleg, met één of meer (automatische) vuurwapen(s) één of
meerdere schot(en) afgevuurd op voornoemde [slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is
overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meerdere tijdstip(pen) in of
omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam. althans in Nederland. opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- op 16 mei 2021 een auto van het merk Volkswagen. type Caddy, met daarin een of meer
(automatische) vuurwapen(s) en een jerrycan met benzine en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
naar de Maassluisstraat in Amsterdam te rijden om (vervolgens) de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy daar te parkeren en/of te verplaatsen en/of klaar te zetten voor de
ingang/uitgang van de parkeergarage aan de Maassluisstraat en/of
- de bewapende [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de gelegenheid te geven uit de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy te (kunnen) stappen en/of
- tijdens het schietincident vlak achter [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan te rijden en/of met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] mee te rijden om (vervolgens) de bewapende [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] na afloop van het schietincident in te laten stappen in de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy om zo hun vlucht mogelijk te maken en/of te vergemakkelijken
en/of
- na het schietincident [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (met de auto van het merk Volkswagen,
type Caddy) te vervoeren naar de August Vermeylenstraat te Amsterdam om (vervolgens)
aldaar de auto van het merk Volkswagen, type Caddy, met daarin de (gebruikte)
vuurwapen(s), met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in brand te steken, om zo sporen uit te vissen
en/of
- ( (vervolgens) zich samen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een (gestolen) (klaargezet)
voertuig (BMW) naar de woning van een bekende van [verdachte] , te [plaatsnaam] te verplaatsen;
2. primair
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met één of meer (automatische) vuurwapen(s) één of meerdere schot(en) hebben afgevuurd op voornoemde [slachtoffer 2] ;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen. opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 2] van het leven hebben beroofd, immers hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
, met dat opzet en na kalm en rustig overleg, met één of meer (automatische) vuurwapen(s)
één of meerdere schot(en) afgevuurd op voornoemde [slachtoffer 2] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meerdere tijdstip(pen) in of
omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam, althans in Nederland. opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- op 16 mei 2021 een auto van het merk Volkswagen, type Caddy, met daarin een of meer
(automatische) vuurwapen(s) en een jerrycan met benzine en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
naar de Maassluisstraat in Amsterdam te rijden om (vervolgens) de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy daar te parkeren en/of te verplaatsen en/of klaar te zetten voor de
ingang/uitgang van de parkeergarage aan de Maassluisstraat en/of
- de bewapende [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de gelegenheid te geven uit de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy te (kunnen) stappen en/of
- tijdens het schietincident vlak achter [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan te rijden en/of met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] mee te rijden om (vervolgens) de bewapende [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] na afloop van het schietincident in te laten stappen in de auto van het merk
Volkswagen, type Caddy om zo hun vlucht mogelijk te maken en/of te vergemakkelijken
en/of
- na het schietincident [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (met de auto van het merk Volkswagen,
type Caddy) te vervoeren naar de August Vermeylenstraat te Amsterdam om (vervolgens)
aldaar de auto van het merk Volkswagen, type Caddy, met daarin de (gebruikte)
vuurwapen(s), met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in brand te steken, om zo sporen uit te vissen
en/of
- ( (vervolgens) zich samen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een (gestolen) (klaargezet)
voertuig (BMW) naar de woning van een bekende van [verdachte] , te [plaatsnaam] te verplaatsen;
3.hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (te weten een Volkswagen Caddy, voorzien van een kenteken [kenteken 2] ) (met daarin een of meerdere (automatische) vuurwapens) immers heeft verdachte en/of zijn mededaders toen en aldaar opzettelijk -benzine, althans een brandbare vloeistof over die auto gegoten en vervolgens (open) vuur in aanraking met die brandbare vloeistof, gebracht ten gevolge waarvan die auto is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor personen en/of goederen te duchten was;
4.hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
- -
twee wapens van categorie II, onder 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten twee aanvalsgeweren, van het merk Crvena Zastava M70, zijnde twee vuurwapens geschikt om automatisch mee te vuren en/of
- -
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, zijnde een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
5.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
- -
een raam en/of een binnenmuur van een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3] en/of
- -
een balustrade en/of een muur van een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- -
een kozijn en/of glas van een (huur)woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 6] en/of
- -
een raam van een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 7] ,
in elk geval toebehorend aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (een)
- -
VolvoV60 met kenteken [kenteken 3] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 8] en/of
- -
Mercedes C Klasse met kenteken [kenteken 4] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 9] en/of
- -
Toyota Auris met kenteken [kenteken 5] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 10] en/of
- -
Suzuki Vitara met kenteken [kenteken 6] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 11] en/of
- -
Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 12] en/of
- -
Renault Master met kenteken [kenteken 7] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 13] ,
in elk geval toebehorend aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Inleiding
Op 16 mei 2021 werd een auto met daarin als bestuurder [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en als bijrijder haar vriend [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op de Maassluisstraat in Amsterdam beschoten. [slachtoffer 1] werd door een kogel getroffen en is die nacht aan haar verwondingen overleden. Kogels hebben ook meerdere woningen en auto’s beschadigd. De door de daders gebruikte auto, een Volkswagen Caddy, is kort na de schietpartij op de August Vermeylenstraat in brand gestoken. In de laadruimte lagen twee automatische vuurwapens en een pistool.
Deze zaak draait in de kern om de vraag of de verdachte, als bestuurder van de Volkswagen Caddy, tezamen en in vereniging met de in de tenlastelegging genoemde [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , betrokken is geweest bij deze feiten.
Omwille van de leesbaarheid worden de verdachte en de medeverdachten hieronder ook met hun naam aangeduid.
Waardering van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat er volgens haar – samengevat – geen bewijsmiddelen zijn waaruit rechtstreeks of in onderling verband beschouwd volgt dat [verdachte] de bestuurder was van de Volkswagen Caddy ten tijde van de schietpartij op de Maassluisstraat. Volgens [verdachte] is hij daarbij noch bij het in de brand steken van de Volkswagen Caddy betrokken geweest. Hij was op de August Vermeylenstraat aanwezig, omdat hij voor € 800,00 een auto zou verplaatsen.
Oordeel van het hof
Overlijden van [slachtoffer 1] naar aanleiding van de schietpartij
Op 16 mei 2021 heeft een schietpartij plaatsgevonden op de Maassluisstraat te Amsterdam. Hierbij werd met twee automatische vuurwapens geschoten op een Mercedes A-klasse AMG met kenteken [kenteken 8] (hierna: de Mercedes) op naam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was op dat moment bestuurder van de Mercedes. Haar vriend, [slachtoffer 2] , was de bijrijder. Hij zou op een dodenlijst staan en meerdere keren door de politie zijn gewaarschuwd voor een dreiging op zijn leven. Het is daarom aannemelijk dat hij, en niet [slachtoffer 1] , het beoogde doelwit van de aanslag was.
[slachtoffer 1] is door een kogel in haar rug getroffen. [slachtoffer 2] is met [slachtoffer 1] van plek gewisseld en heeft haar direct naar het ziekenhuis gebracht. Daar is zij in kritieke toestand opgenomen en die nacht (op 17 mei 2021 omstreeks 04:30 uur) aan haar verwondingen overleden.
Uit forensisch onderzoek aan de Mercedes is gebleken dat de auto schotbeschadigingen had aan de buitenzijde. Er bevond zich een schootsbaan van één kogel, die vanaf de achterzijde van het voertuig (linksonder de kentekenplaat) naar de voorzijde van het voertuig (linksonder het stuur in het dashboard) ging. Gezien de plek waar [slachtoffer 1] in haar rug is getroffen en deze schootsbaan concludeert het hof dat deze kogel [slachtoffer 1] heeft geraakt.
Onderzoek Maassluisstraat
Uit de camerabeelden en getuigenverklaringen is gebleken dat een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] (hierna: de VW Caddy) bij de schietpartij betrokken is geweest. De VW Caddy is op 16 mei 2021 om 17:45 uur op de Maassluisstraat gearriveerd. Tussen 18:07 uur en 18:26 uur is het voertuig meerdere keren van parkeervak gewisseld. Om 18:14 uur is de bestuurder uitgestapt, naar de achterzijde van de VW Caddy gelopen en heeft daar een handeling uitgevoerd. Hij was in het zwart gekleed.
De VW Caddy stond uiteindelijk geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de uitgang van de parkeergarage behorende bij het appartementencomplex [adres 1] . Daar kwam om 19:38 uur de Mercedes met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit gereden. Enkele seconden daarna verschenen twee personen, in het dossier aangeduid als VD1 en VD2. VD1 en VD2 namen de Mercedes van achteren onder vuur met grote, automatische vuurwapens.
De VW Caddy heeft vervolgens het parkeervak verlaten en is (achter de Mercedes aan) weggereden in de richting van de Plesmanlaan. Op de kruising met de Rijswijkstraat is de VW Caddy aan de andere zijde van de Maassluisstraat met hoge snelheid teruggereden en om 19:39:30 uur linksaf de Vlaardingenlaan opgereden. In de tussentijd heeft de bestuurder de VW Caddy op de Maassluisstraat tot stilstand gebracht om de twee schutters achterin te laten instappen.
Door de politie is een forensisch onderzoek ingesteld op de Maassluisstraat. Op het trottoir en de rijbaan zijn in totaal zesendertig hulzen aangetroffen en in beslag genomen.
Vluchtroute en brandstichting Volkswagen Caddy
Zoals beschreven is de VW Caddy na de schietpartij om 19:39:30 uur vanaf de Maassluisstraat linksaf de Vlaardingenlaan opgereden. Uit de data van de trajectcontrole op de A10 en uit camerabeelden is gebleken dat het voertuig om 19:42 uur met redelijke snelheid aan kwam rijden uit de richting van de A10, waarna de auto om 19:43 uur op de August Vermeylenstraat werd geparkeerd. Ongeveer dertig seconden later is een knal te horen en heeft de VW Caddy vlam gevat.
Dat sprake is geweest van brandstichting leidt het hof af uit de omstandigheid dat op het moment van de brand een harde knal was te horen, de VW Caddy van binnen geheel is uitgebrand en het brandbeeld zou kunnen passen bij een vloeistofbrand en de verdachten – zoals uit het navolgende zal blijken – later sterk naar benzine roken. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat daders van zware misdrijven daarbij gebruikte (vlucht)auto’s regelmatig in brand (trachten te) steken, teneinde sporen weg te maken. En aangezien in de naast de VW Caddy geparkeerde auto ook sprake was van rookontwikkeling kan bewezen worden dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen bestond.
Onderzoek August Vermeylenstraat
Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij een knal hoorden waarna zij drie mannen zagen rennen. De getuigen hebben ook verklaard dat een of meerdere mannen in brand stonden en hard aan het schreeuwen waren.
De drie rennende mannen zijn in het dossier omschreven als VD1, VD2 en VD3. Op camerabeelden is te zien dat uit de richting van de VW Caddy drie mannen rennen die allen in brand staan. VD2 stond
vermoedelijk in brand op zijn benen.
In de laadcabine van de VW Caddy werden twee door brand aangetaste automatische vuurwapens, te weten twee Crvena Zastava M70’s, en een door brand aangetast pistool aangetroffen.
Rondom de VW Caddy werden meerdere goederen aangetroffen en veiliggesteld voor sporenonderzoek, te weten:
- -
een mondkapje;
- -
een zwarte aansteker;
- -
een pet; en
- -
tissues.
Vergelijking personen op de Maassluisstraat en August Vermeylenstraat; identificatie VD3
In een proces-verbaal van bevindingen zijn de schutters op de Maassluisstraat als volgt omschreven:
Signalement VD1
- Negroïde man
- Zwarte schoenen
- Zwarte broek met licht verticale streep op de pijp
- Zwarte jas met capuchon
- Groene trui met witte letters
- Lang vuurwapen gelijkend op een AK
Signalement VD2
- Negroïde man
- Zwarte schoenen met witte rand bij de zool
- Zwarte broek met gele verticale streep op de pijp
- Zwarte jas met capuchon
- Zwarte gezichtsbedekking
- Langvuurwapen gelijkend op een AK
De personen die na de brand van de VW Caddy wegrenden vanaf de August Vermeylenstraat zijn als volgt omschreven:
Signalement VD1
- Negroïde man
- Zwarte schoenen
- Zwarte broek met licht verticale streep op de pijp
- Zwarte jas met capuchon
- Groene trui met witte letters
- Geen handschoenen
- Blauw wit mondkapje
Signalement VD2
- Negroïde man
- Zwarte schoenen met witte rand bij de zool
- Zwarte broek met gele verticale streep op de pijp
- Zwarte jas met capuchon
- Zwarte gezichtsbedekking
- Zwarte handschoenen
De politie heeft geconcludeerd dat aan de hand van de camerabeelden kon worden vastgesteld dat VD1 en VD2 van de Maassluisstraat qua postuur en kleding overeenkomen met VD1 en VD2 van de August Vermeylenstraat. Het hof onderschrijft die conclusie en voegt daar op basis van eigen waarneming van de camerabeelden, van zowel de Maassluisstraat als de August Vermeylenstraat, nog aan toe dat de schoenen van VD1 opvallend oranje/rode zolen hebben.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat één van de rennende mannen een zwarte of blauwe trainingsbroek droeg die deels verbrand was. Ook droeg deze verdachte een gestreepte onderbroek; zij dacht zwart/wit.
Naar aanleiding van de camerabeelden van de August Vermeylenstraat is ook van VD3 een signalement opgemaakt. Dit luidt:
Signalement VD3
- Negroïde man
- Zwarte schoenen
- Blauwe spijkerbroek met vermoedelijk een zwarte broek daarover (deze is deels verbrand)
- Zwarte jas
- Donkerkleurige zonnebril
- Geen handschoenen
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij VD3 op de camerabeelden is.
Wapen- en munitieonderzoek
Er is een wapen- en munitieonderzoek ingesteld naar de in de laadruimte van de VW Caddy aangetroffen automatische vuurwapens én de hulzen die zijn aangetroffen op de Maassluisstraat. Het vergelijkend hulsonderzoek heeft (sterke) aanwijzingen (van verschillende ordegrootte qua bewijskracht) opgeleverd dat de zesendertig hulzen zijn verschoten met de twee in de laadruimte van de VW Caddy aangetroffen automatische vuurwapens, namelijk veertien hulzen met de ene Crvena Zastava M70 en tweeëntwintig hulzen met de andere Crvena Zastava M70.
Vluchtroute na brandstichting VW Caddy
Vanaf de August Vermeylenstraat renden VD1, VD2 en [verdachte] langs [bedrijf 1] en gingen op de Burgemeester Röellstraat linksaf de brug over. Hierna verdwenen zij omstreeks 19:45 uur uit beeld. Door de politie is onderzoek ingesteld naar een mogelijke tweede (vlucht)auto. Uit dat onderzoek is gebleken dat een BMW met kenteken [kenteken 10] (hierna: de BMW) om 19:49 uur werd gescand op de A10 en dat eenzelfde soort BMW, die voldeed aan de uiterlijke kenmerken van de BMW met kenteken [kenteken 10] , om 19:48:15 uur voorbij de [bedrijf 1] is gereden. Dit is een logische toegangsweg naar de A10. Bovendien kwam het voertuig ook uit de richting van de plek waar VD1, VD2 en de verdachte voor het laatst zijn gezien. Blijkens de trajectcontrole op de A2 werd de BMW meermalen gescand in de richting van Amsterdam naar Utrecht. Tot slot verscheen de BMW om 20:17 uur op de beelden van de openbare orde-camera op de Amsterdamsestraatweg in [plaatsnaam] rijdend in de richting van de [adres 3] te [plaatsnaam] .
Later bleek dat de BMW in de nacht van 23 op 24 april 2021 is gestolen uit een parkeergarage in Amsterdam en dat het kenteken [kenteken 10] een vals kenteken betreft.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij met de twee personen die via de achterdeuren uit de VW Caddy kwamen in deze BMW naar zijn ‘nicht’ [getuige 2] in [plaatsnaam] is gereden.
Aantreffen [medeverdachte 2] op de [adres 3] te [plaatsnaam]
Op 16 mei 2021 om 20:38 uur heeft de bewoonster van een woning gelegen aan de [adres 3] te [plaatsnaam] , de getuige [getuige 2] , het alarmnummer 112 gebeld, omdat in haar woning een man met ernstige brandwonden aanwezig was.
[getuige 2] heeft later verklaard dat bij haar vijf keer werd aangebeld, waarna zij drie mannen bij haar voordeur zag staan. Een van die mannen was haar neef ‘ [bijnaam verdachte] ’. Zij heeft alle drie de mannen, die sterk naar benzine roken, in haar woning binnengelaten. Een van deze mannen werd ondersteund door ‘ [bijnaam verdachte] ’ en de andere onbekende man. De man die door de anderen werd ondersteund, was aan de achterzijde van zijn bovenbenen ernstig verbrand en had een donkerblauwe trainingsbroek aan met daaroverheen een donkere trainingsbroek met een limegroene bies op beide pijpen. [getuige 2] heeft die broek voorzichtig afgeknipt en in een Albert Heijn-tas in de badkamer gedaan. Uiteindelijk heeft [getuige 2] een 112-melding gemaakt van een man met ernstige brandwonden in haar woning. Op dat moment gingen ‘ [bijnaam verdachte] ’, die [getuige 2] naar aanleiding van een aan haar door de politie getoonde foto herkende als [verdachte] , en de andere man weg.
Na de 112-melding van [getuige 2] is behalve de ambulance ook de politie ter plaatse gekomen. Die trof [medeverdachte 2] aan in de woning van [getuige 2] en heeft hem aangehouden.
Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft [getuige 2] bevestigd dat ze genoemde trainingsbroek in de Albert Heijn-tas heeft gedaan. De verbrande jongen had haar gevraagd de broek te verstoppen. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat ze [verdachte] – volgens haar eigen vertaling – tegen haar heeft horen zeggen: “We zijn een job gaan doen en het is fout fout gegaan”. En ze heeft gehoord dat [verdachte] tegen de verbrande jongen zei: “Mondje dicht, we gaan naar je kijken”.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] ontkend dat hij dit heeft gezegd. Hij zou überhaupt niks tegen [getuige 2] hebben gezegd, aangezien zij met de verbrande jongen in de woonkamer bezig was en hij naar de badkamer ging in verband met zijn eigen verwondingen en vrij snel weer de woning heeft verlaten. Het hof hecht echter geen geloof aan deze verklaring. Ten eerste niet omdat het hof geen enkele aanleiding heeft te twijfelen aan de verklaring van [getuige 2] . Een reden waarom zij onjuist en belastend over [verdachte] zou hebben verklaard is ook niet aangevoerd. Bovendien sluit haar verklaring nauw aan bij hetgeen zij hierover eerder in afgeluisterde telefoongesprekken (ZD04 03 0180) heeft gezegd. Ten tweede geldt dat [verdachte] op dit punt wisselend heeft verklaard. Daarop komt het hof hieronder terug.
Onderzoek ten aanzien van [medeverdachte 2]
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] aan de binnenzijde van beide bovenbenen tweede- en mogelijk derdegraads brandwonden had met deels nog intacte (brand)blaren. Op delen van de bovenbenen ontbrak de opperhuid en was een felrode dan wel roze huid zichtbaar. Op de foto’s van [medeverdachte 2] is ook te zien dat hij een wit/zwart gestreepte boxershort droeg.
In de woning aan de [adres 3] werd in een Albert Heijn-tas in de badkamer een zwarte Nike trainingsbroek met een gele dan wel limegroene bies op beide pijpen aangetroffen. De politie heeft geverbaliseerd dat deze broek zeer sterk overeenkomt met de broek die VD2 droeg, zoals hierboven omschreven. Op grond van eigen waarneming van de foto’s van de aangetroffen broek en de betreffende camerabeelden deelt het hof die conclusie.
Deze broek is forensisch onderzocht, waarbij textielonderzoek, DNA-onderzoek en schotrestenonderzoek zijn verricht. De broek bleek sterk te zijn aangetast door hitte of vuur, waarbij de impact vooral aan de achterzijde is geweest. Op deze trainingsbroek werd op de tailleband DNA van minimaal drie personen aangetroffen, waarbij een relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig kan zijn van [medeverdachte 2] , met een bewijskracht van meer dan een miljard. Op de touwtjes en de binnenkant van de zakken werd ook DNA van minimaal drie personen aangetroffen, waarbij een relatief grote hoeveelheid DNA van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] afkomstig kan zijn. Deze bevindingen zijn elk één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA wel afkomstig is van [medeverdachte 2] respectievelijk [medeverdachte 1] dan wanneer het afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Daarnaast zijn de bevindingen van het schotrestenonderzoek zeer veel waarschijnlijker wanneer wel
schotresten op deze trainingsbroek aanwezig zijn, dan wanneer geen schotresten op de trainingsbroek aanwezig zijn.
Ten slotte is telecomonderzoek verricht naar het [telefoonnummer 1] dat bij [medeverdachte 2] in gebruik was. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 2] op 5 en 14 mei 2021 telefonisch contact heeft gehad met het nummer [telefoonnummer 2] dat bij [medeverdachte 1] in gebruik was en dat zijn telefoonnummer op 15 mei 2021 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: dat de simkaart van [medeverdachte 2] in het toestel van [medeverdachte 1] heeft gezeten). Het telefoonnummer van [medeverdachte 2] is na 15 mei 2021 niet meer in gebruik geweest.
Onderzoek ten aanzien van [verdachte].
[verdachte] is op 19 mei 2021 aangehouden in een zolderberging, behorende bij [adres 2] te Amsterdam. Na de aanhouding van [verdachte] heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in die berging. Daarbij werden in een jas een bankpas op naam van [verdachte] en een bankpas op naam van [medeverdachte 1] aangetroffen.
[verdachte] had brandwonden op zijn pols en in zijn gezicht. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze brandwonden zijn ontstaan door de brand van de Volkswagen Caddy. Hiervan zijn door de forensische opsporing foto’s gemaakt. Op de foto’s van de pols waren op de rugzijde van de rechterpols een ontvelling en verkleuring van de huid zichtbaar. In het gezicht waren enkele oppervlakkige verwondingen en verkleuringen van de huid te zien. De verwondingen waren zichtbaar op de rechterzijde van de kin, de neus, op het voorhoofd tussen de wenkbrauwen, op en rond het linkeroog en de wang en het linkeroor.
Er heeft DNA- en schotrestenonderzoek plaatsgevonden aan de nabij de VW Caddy aangetroffen goederen. Op het mondkapje, de aansteker en de pet is DNA aangetroffen waarvan het één miljard keer waarschijnlijker is dat het afkomstig is van [verdachte] , dan van een willekeurige, niet aan [verdachte] verwante persoon. Dat bevreemdt op zich niet, aangezien [verdachte] heeft verklaard dat hij op de August Vermeylenstraat aanwezig was ten tijde van het in brand vliegen van de VW Caddy.
Opvallender is dat het schotrestenonderzoek tot de conclusie van de deskundige heeft geleid dat het zeer veel waarschijnlijker is dat op de (bemonsteringen van de) pet schotresten aanwezig zijn, dan dat daarop geen schotresten aanwezig zijn.
Ten slotte is van belang dat telecomonderzoek heeft uitgewezen dat het telefoonnummer van [verdachte] [telefoonnummer 3] in ieder geval op 5 en 14 mei 2021 meermalen contact heeft gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Dit contact bestaat uit een uitgaande sms en meerdere uitgaande telefoongesprekken. Het telefoonnummer van [verdachte] is na 16 mei 2021 te 17:10 uur niet meer in gebruik geweest.
Onderzoek ten aanzien van [medeverdachte 1]
Uit het onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik was bij de [medeverdachte 1] . Met dit nummer zijn – zoals hierboven beschreven – verschillende contacten geweest met de telefoonnummers die in gebruik waren bij [verdachte] en [medeverdachte 2] . Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is na 16 mei 2021 te 16:40 uur niet meer in gebruik geweest.
Uiteindelijk werd [medeverdachte 1] op 27 mei 2021 aangehouden. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat hij brandwonden had in zijn gezicht en op zijn handen. Op de buitenzijde van beide handen waren oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar met een roze kleur en korsten. [medeverdachte 1] heeft tijdens dit forensisch onderzoek ongevraagd aan de verbalisanten verklaard dat de brandwonden ‘een paar weken geleden zijn ontstaan door hete olie’.
Ook is een telefoon (een Samsung A510) die [medeverdachte 1] tijdens zijn aanhouding bij zich had onderzocht. Op deze telefoon is een gesprek via Snapchat met [gebruikersnaam 1] aangetroffen van 17 mei 2021 om 02:50 uur. [medeverdachte 1] , met de naam [gebruikersnaam 2] vraagt aan [gebruikersnaam 1] : “baby kan je baepanten (het hof begrijpt: bepanthen) kopen”. In een ander gesprek via Snapchat van 26 mei 2021 met ‘ [gebruikersnaam 3] ’ stuurt [medeverdachte 1] : “Ben verbrand”, “Een week geleden”, “Kokend heet water”, “Over me heen”. “Nog last van me handen”. Op de vraag van ‘ [gebruikersnaam 3] ’ of [medeverdachte 1] al naar de dokter is geweest, antwoordt hij: “Kan niet”, “Ik gebruik bepathen ofzo” en “Het werkt heel traag”.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] wisselende mededelingen (hete olie versus kokend heet water) heeft gedaan over het ontstaan van zijn brandwonden. Bovendien leidt het hof uit voorgaande berichten af dat de brandwonden zijn ontstaan voor 17 mei 2021.
Met de Samsung telefoon is op 27 mei 2021, de dag van de aanhouding van [medeverdachte 1] , tussen 11:30 uur en 11:41 uur 37 keer een zoekopdracht gedaan, althans – zo begrijpt het hof – zijn berichten bekeken, met de volgende teksten:
- tweede arrestatie dodelijke schietpartij Amsterdam Slotervaart (crimesite)
- verdachten opgepakt Nolensstraat
- explosieven in berging Nolensstraat konden hele complex zeer ernstig beschadigen (AT5)
- schietpartij west
- vrouw 27 overleden na beschieting auto in Amsterdam West (RTL Nieuws)
Ook zijn in de telefoon meerdere afbeeldingen aangetroffen die betrekking hebben op de liquidatie, waaronder een foto van [slachtoffer 1] .
Er heeft zoals reeds beschreven DNA- en schotrestenonderzoek plaatsgevonden aan de nabij de VW Caddy aangetroffen goederen. Op één van de tissues is DNA aangetroffen waarvan één miljard keer waarschijnlijker is dat het afkomstig is van [medeverdachte 1] , dan van een willekeurige, niet aan [medeverdachte 1] verwante persoon.
Het schotrestenonderzoek heeft bovendien tot de conclusie van de deskundige geleid dat het zeer veel waarschijnlijker is dat op (de bemonsteringen van) de (drie) tissues schotresten aanwezig zijn, dan dat daarop geen schotresten aanwezig zijn.
Ten slotte herhaalt het hof dat op de verbrande trainingsbroek die [medeverdachte 2] heeft gedragen op 16 mei 2021 DNA is aangetroffen dat van [medeverdachte 1] afkomstig kan zijn met een bewijskracht van meer dan 1 miljard.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande blijkt – samengevat en concluderend – het volgende:
- -
i) Op 16 mei 2021 is om 17:45 uur een VW Caddy de Maassluisstraat ingereden. De VW Caddy heeft een aantal keren van plek gewisseld en werd uiteindelijk geparkeerd ter hoogte van de uitgang van de parkeergarage behorende bij het appartementencomplex [adres 1] .
- -
ii) Om 18:14 uur is de bestuurder uitgestapt, naar de achterzijde van de VW Caddy gelopen en heeft daar een handeling uitgevoerd. Hij was in het zwart gekleed.
- -
iii) Om 18:38 uur is de Mercedes met [slachtoffer 1] achter het stuur en [slachtoffer 2] naast haar de parkeergarage uit gereden.
- -
iv) Enkele seconden later is de Mercedes van achteren door twee personen met automatische aanvalsgeweren onder vuur genomen.
- -
v) [slachtoffer 1] is door een kogel in haar rug geraakt en later aan de gevolgen van haar verwondingen overleden.
- -
vi) Direct na het schieten zijn de schutters achter in de VW Caddy gesprongen.
- -
vii) De VW Caddy werd vier minuten later geparkeerd in de August Vermeylenstraat en binnen ongeveer dertig seconden in brand gestoken.
- -
viii) In de uitgebrande VW Caddy zijn twee automatische vuurwapens aangetroffen waarmee, zo stelt het hof mede vast op basis van het vergelijkend hulsonderzoek, de schutters de Mercedes onder vuur hebben genomen.
- -
ix) Vanaf het moment dat de VW Caddy met een explosie vlam heeft gevat zijn, blijkens verklaringen van getuigen en camerabeelden, drie personen weggerend.
- -
x) De weggerende VD1 en VD2 vertonen wat betreft postuur, huidskleur en, meer in het bijzonder, kleding zeer grote overeenkomsten met de schutters. In aanmerking genomen de overige hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, gaat het hof er dan ook vanuit dat VD1 en VD2 de schutters waren.
- -
xi) Vanaf de in brand gevlogen VW Caddy is ook [verdachte] weggerend. Hij droeg een zwarte jas en een (deels verbrande) zwarte broek (over een blauwe broek), waarbij het hof constateert dat de bestuurder van de VW Caddy die te zien is op de camerabeelden van de Maassluisstraat, ook geheel in het zwart gekleed is.
- -
xii) Uit getuigenverklaringen en camerabeelden blijkt dat de drie wegrennende mannen in brand stonden.
- -
xiii) [verdachte] is met VD1 en VD2 naar een gereedstaande, gestolen, BMW gerend en ze zijn met z’n drieën naar [plaatsnaam] gereden, naar de woning van getuige [getuige 2] , de ‘nicht’ van [verdachte] .
- -
xiv) Tegen [getuige 2] heeft [verdachte] gezegd: “We zijn een job gaan doen en het is fout fout gegaan’.
- -
xv) In de woning van [getuige 2] is [medeverdachte 2] aangehouden met ernstige brandwonden. In de woning is ook de (bovenste, tweede) trainingsbroek aangetroffen die [medeverdachte 2] heeft gedragen. Deze broek was door hitte of vuur ernstig aangetast. De trainingsbroek vertoont zeer grote overeenkomsten met de broek die VD2 heeft gedragen (zwart met een gele streep op de zijkant). Bovendien droeg VD2 een onderbroek die ook sterke gelijkenis vertoont met de onderbroek die [medeverdachte 2] droeg ten tijde van zijn aanhouding.
- -
xvi) In de woning van [getuige 2] heeft [verdachte] tegen [medeverdachte 2] gezegd: “Mondje dicht, we gaan naar je kijken”.
- -
xvii) Op genoemde trainingsbroek is behalve DNA van [medeverdachte 2] , ook DNA van [medeverdachte 1] aangetroffen. Ten slotte bevatte de trainingsbroek schotresten.
- -
xviii) Naast de VW Caddy zijn tissues aangetroffen die behalve DNA van [medeverdachte 1] ook schotresten bevatten.
- -
xix) Ook zijn schotresten aangetroffen op de pet van [verdachte] die naast de VW Caddy is gevonden.
- -
xx) Net als [medeverdachte 2] hadden ook [verdachte] en [medeverdachte 1] brandwonden. Laatstgenoemde heeft die opgelopen voor 17 mei 2021.
- -
xxi) Er zijn telefonische contacten vastgesteld, kort voor 16 mei 2021, tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Na die datum zijn de desbetreffende telefoonnummers niet meer in gebruik geweest.
- -
xxii) Met een telefoon van [medeverdachte 1] zijn op 27 mei 2021 in een tijdsbestek van elf minuten 37 berichten bekeken die betrekking hadden op de schietpartij op de Maassluisstraat; ook was een foto van [slachtoffer 1] in de telefoon opgeslagen.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 16 mei 2021 de schutters waren en [verdachte] de bestuurder van de VW Caddy. Het is onder die omstandigheden aan [verdachte] een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven voor deze belastende feiten en omstandigheden.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard nooit op de Maassluisstraat te zijn geweest. Hij was op de August Vermeylenstraat aanwezig voor een klusje. Hij zou voor € 800,00 een auto van de August Vermeylenstraat naar een voor hem onbekend adres rijden. Dit adres zou in de auto liggen. [verdachte] was daarop aan het wachten en hij heeft in de tussentijd geblowd. [verdachte] heeft verder verklaard dat de VW Caddy uiteindelijk op de August Vermeylenstraat arriveerde, dat de chauffeur naar hem floot en dat hij toen vanaf de bosschages naar de VW Caddy toe is gelopen. De chauffeur zei toen dat [verdachte] deze auto moest wegrijden en is toen zelf weggerend. [verdachte] zag vervolgens de achterdeuren van de VW Caddy opengaan. [verdachte] schrok hiervan omdat hij niet had verwacht dat er twee personen in de laadruimte zouden zitten. Er werd benzine over de VW Caddy gegoten. Vervolgens is de VW Caddy in brand gestoken en moest hij de personen uit de VW Caddy volgen.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de (rennende) persoon op de camerabeelden is, die aangemerkt is als VD3. [verdachte] kwam toen bij de BMW terecht en kreeg daarvan de sleutels van een van de twee anderen in zijn handen gedrukt. [verdachte] wist niet waar hij naartoe moest gaan en hij was erg in paniek door wat hij zojuist had meegemaakt. De enige persoon die hem altijd opvangt, is zijn ‘nicht’ [getuige 2] . Hij is daarom met die twee jongens in de BMW naar [getuige 2] gereden om hulp te vragen. [getuige 2] sprak over derdegraadsbrandwonden bij één van die jongens en zij wilde de ambulance bellen. [verdachte] wist niet wat hij moest doen en is met de andere jongen naar beneden gegaan en uiteindelijk met de BMW terug naar Amsterdam gereden.
Het hof is van oordeel dat deze verklaring naar zijn aard al ongeloofwaardig is, aangezien het zou betekenen dat de bestuurder van de VW Caddy en de schutters, allen kort daarvoor betrokken bij een liquidatie, zich bij het achterlaten van de daarbij gebruikte auto bewust zouden hebben blootgesteld aan een mogelijke confrontatie, en daarmee het risico van een latere herkenning, met een hun onbekende en onwetende derde ( [verdachte] ). Niet valt in te zien dat de uitvoerders van de liquidatie zo’n groot risico zouden hebben willen nemen.
Verder geldt dat [verdachte] – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – niet heeft willen verklaren wie de bestuurder van de VW Caddy was. Daarmee heeft hij het belangrijkste onderdeel van zijn verklaring (niet hij, maar nog een vierde persoon ter plaatse was de bestuurder van de VW Caddy) oncontroleerbaar gelaten. Ook dat komt de geloofwaardigheid van diens verklaring niet ten goede.
Hierbij komt dat [verdachte] in hoger beroep heeft verklaard dat hij niet twee broeken over elkaar droeg op de August Vermeylenstraat (en als gevolg van verbranding de bovenste, zwarte broek beschadigd was), maar dat hij een Nike Tech jogging- of trainingsbroek met twee kleuren zou hebben gedragen. Die verklaring wordt simpelweg ontkracht door de bewijsmiddelen. Op de camerabeelden, zoals ter terechtzitting in hoger beroep ook aan de verdachte voorgehouden, is namelijk zeer goed zichtbaar dat de bovenste, zwarte broek flink beschadigd is. Er mist een groot deel van de voorzijde, waarbij de linker pijp nog slechts bijeen wordt gehouden door een dun stukje stof. Ook zijn links en rechts van de onderste, blauwe broek zwarte, duidelijk losse stukken stof zichtbaar. De verdachte heeft dus opzichtig geprobeerd te verhullen dat hij twee broeken over elkaar droeg. Dat is niet zonder betekenis, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat daders van zware misdrijven vaak een extra laag kleding dragen om die na de uitvoering van een misdrijf uit te trekken, teneinde herkenning en/of de ontdekking van sporen te voorkomen. In elk geval droeg ook [medeverdachte 2] , en ongetwijfeld om die reden, een extra broek. Het dragen van een tweede broek past niet goed bij het scenario van [verdachte] dat hij ‘alleen maar voor € 800,00 een auto moest verplaatsen’.
Evenmin past goed in het scenario van [verdachte] dat – blijkens de verklaring van [getuige 2] – hijzelf, naast de twee andere mannen in de woning, óók sterk naar benzine rook. Volgens [verdachte] werd de benzine immers – zo begrijpt het hof – door één of beide mannen die uit de VW Caddy kwamen, over de auto gegoten en werd deze in de fik gestoken. Mede gelet op de hiervoor genoemde tijdspanne van ongeveer dertig seconden, bevreemdt het dat [verdachte] , als hij deze handelingen enkel zou hebben gadegeslagen, ook zelf sterk naar benzine is gaan ruiken.
Ten slotte past niet goed in het scenario van de verdachte dat op zijn, nabij de VW Caddy aangetroffen, pet schotresten zijn aangetroffen. Daarbij is van belang dat de verdachte over de pet ook wisselend heeft verklaard. In eerste aanleg heeft [verdachte] verklaard dat hij op de August Vermeylenstraat geen pet heeft gedragen; hij was zijn pet een paar dagen eerder kwijtgeraakt. In hoger beroep heeft [verdachte] gezegd dat die verklaring onjuist was en dat hij op de August Vermeylenstraat wel een pet heeft gedragen, die van zijn hoofd zal zijn gevallen.
Er zitten bovendien meer, relevante verschillen tussen de verklaring van de verdachte zoals hij die ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd en zijn verklaring in hoger beroep.
Het tweede verschil betreft de verklaring van [getuige 2] dat [verdachte] tegen haar zei: “We zijn een job gaan doen en het is fout fout gegaan”. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte erkend dat hij tegen [getuige 2] iets heeft gezegd over een ‘job’, maar verklaard dat hij met ‘job’ bedoelde dat hij ‘die auto’ (het hof begrijpt: de VW Caddy) moest ophalen en dat het anders is gegaan dan was afgesproken. In hoger beroep echter heeft de verdachte ontkend überhaupt te hebben gezegd dat een ‘job fout fout’ was gegaan.
Het derde verschil betreft de ‘opdrachtgever’ van de door [verdachte] genoemde klus, het verplaatsen van de VW Caddy. In eerste aanleg heeft hij verklaard dat de chauffeur (van wie hij de naam kennelijk wel wist, maar niet wilde noemen) hem had benaderd. In hoger beroep echter heeft [verdachte] verklaard dat hij, na voorafgaande contacten in de gevangenis, werd gebeld voor een klus. Het nummer was in eerste instantie afgeschermd (“anoniem”) en hij kreeg een voor hem onbekende man met Marokkaans accent aan de lijn. Dat was degene die hem € 800,00 in het vooruitzicht had gesteld voor het verplaatsen van een auto.
Ten aanzien van deze belcontacten merkt het hof nog op dat volgens de verklaring van de verdachte in hoger beroep, hij later weer is gebeld door dezelfde man met Marokkaans accent, maar toen stond het telefoonnummer waarmee werd gebeld wel in beeld, namelijk: [telefoonnummer 2] . Dat nummer heeft de verdachte daarna zelf gebeld om te zorgen dat hij de klus kon gaan doen; hij had immers geld nodig. [verdachte] kreeg toen telkens dezelfde man met Marokkaans accent aan de lijn. Ook dat acht het hof ongeloofwaardig, omdat – en uiteraard met inachtneming van de overige reeds genoemde feiten en omstandigheden – dit telefoonnummer toebehoorde aan [medeverdachte 1] . Het hof neemt aan dat [verdachte] op dit punt niet de waarheid heeft gesproken, omdat hij ook heeft verklaard [medeverdachte 1] niet te kennen. Dat laatste is temeer ongeloofwaardig, aangezien op de zolderberging – waar de verdachte is aangetroffen – een jas hing met daarin zowel een bankpas op naam van de [verdachte] , als op naam van [medeverdachte 1] .
Dat brengt het hof op het vierde verschil. In hoger beroep heeft [verdachte] dus verklaard dat hij zélf met het nummer [telefoonnummer 2] heeft gebeld. In eerste aanleg heeft hij echter verklaard dat hij zijn telefoon vaak uitleende, veel mensen toegang tot zijn telefoon hebben gehad, en het iemand anders moet zijn geweest die dit nummer (van [medeverdachte 1] ) heeft gebeld. Hiermee samen hangt overigens nog een vijfde verschil. In hoger beroep heeft [verdachte] namelijk verklaard dat hij zijn telefoon enkel uitleende aan [naam 1] , die hij vertrouwde (en van wiens moeder genoemde zolderberging was).
Het zesde verschil ten slotte betreft de verklaring van [verdachte] in hoger beroep dat hij voor 16 mei 2021 niet eerder op de August Vermeylenstraat is geweest, terwijl hij in eerste aanleg heeft verklaard dat hij een keer eerder daar is geweest, met – zo begrijpt het hof – de chauffeur die hem de ‘juiste plek’ had aangewezen.
Voor het verschil in de door [verdachte] afgelegde verklaringen heeft hij in hoger beroep als uitleg gegeven, en zoals door zijn raadsvrouw bepleit, dat hij door de behandeling in eerste aanleg van slag is geraakt en daardoor onjuiste dingen heeft gezegd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter ook verklaard dat er een dreiging was op zijn leven, reden waarom hij met het BOT de tweede dag van de inhoudelijke behandeling naar de rechtbank werd vervoerd, waardoor hij bewust een aantal dingen (waaronder zijn verklaring over dat hij eerder met de chauffeur van de VW Caddy op de August Vermeylenstraat is geweest en over het bellen met het nummer [telefoonnummer 2] ) onjuist heeft verklaard. [verdachte] wilde de reden van die onjuiste verklaringen uitsluitend achter gesloten deuren toelichten. Dat heeft het hof afgewezen, mede omdat dit punt de bewijswaardering betreft en het hof deze in een openbaar arrest moet motiveren. Van de geboden kans – en de uitdrukkelijk uitnodiging daartoe – op de terechtzitting (zonder dat de deuren gesloten werden) het verschil in zijn verklaringen toe te lichten heeft [verdachte] verder geen gebruik gemaakt.
Dit alles leidt tot de conclusie dat het door [verdachte] gepresenteerde verhaal ten aanzien van zijn betrokkenheid en daarmee onschuld, als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Hij is er dus niet in geslaagd een aannemelijke verklaring te geven voor alle eerder genoemde belastende feiten en omstandigheden, waarmee hij de redengevendheid daarvan voor het bewijs zou hebben ontzenuwd.
Het hof concludeert dat [verdachte] de bestuurder was van de VW Caddy ten tijde van het schieten door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de Mercedes waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten en als gevolg waarvan [slachtoffer 1] om het leven is gekomen.
Opzet
Uit het voorgaande blijkt in het bijzonder dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lange tijd op de Mercedes hebben gewacht. In die Mercedes zaten twee personen. Onmiddellijk nadat deze de parkeergarage verliet, zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de Mercedes van achteren genaderd en hebben zij deze onder vuur hebben genomen met automatische aanvalsgeweren, waarbij ten minste zesendertig kogels zijn afgevuurd. Noch uit verklaringen van [verdachte] , noch uit verklaringen van de medeverdachten, noch anderszins blijkt dat zij zich eerst hebben vergewist wie in de Mercedes zaten. Aannemelijk is weliswaar dat [slachtoffer 2] het beoogde slachtoffer was, maar uit niets blijkt dat de schutters daadwerkelijk hebben kunnen zien dat hij in de Mercedes zat, laat staan dat zij hebben geprobeerd alleen hem neer te schieten. Vermoedelijk verkeerden de verdachten in de veronderstelling dat [slachtoffer 2] in de Mercedes zat, maar uit de wijze waarop de schutters vervolgens te werk zijn gegaan kan worden afgeleid dat de verdachten nietsontziend de beslissing hebben genomen alle inzittenden van de Mercedes neer te schieten in een streven om – ook – [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Dit betekent dat het opzet van de verdachten was gericht op de dood van alle inzittenden (en naar later zou blijken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) van de Mercedes.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat [verdachte] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit de inzittenden van de Mercedes om het leven te brengen en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt niet alleen sterk af van de hier bedoelde gelegenheid maar evenzeer van de overige feitelijke omstandigheden van het geval, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
[verdachte] is met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in een (gestolen en van valse kentekenplaten voorziene) VW Caddy naar de Maassluisstraat gereden, waar ze om 17:45 arriveerden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden elk een aanvalsgeweer. Alle drie de verdachten waren in het (bijna volledig) zwart gekleed, droegen gezichtsbedekking (een mondkapje of anderszins) en in elk geval [verdachte] en [medeverdachte 2] droegen twee broeken over elkaar. Alle drie de verdachten hebben hun telefoonnummers vanaf 16 mei 2021 omstreeks 17:00 uur niet meer gebruikt. Tussen 18:07 uur en 18:26 uur is de VW Caddy meerdere keren in de Maassluisstraat van parkeervak gewisseld en uiteindelijk geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de uitgang van de parkeergarage behorende bij het appartementencomplex [adres 1] . Daar kwam om 19:38 uur de Mercedes met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit gereden. Enkele seconden daarna namen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de Mercedes van achteren onder vuur. [verdachte] heeft als bestuurder van de VW Caddy het parkeervak verlaten en voor de schutters de vlucht mogelijk gemaakt door ze na het schieten weer op te pikken. Met hoge snelheid is het voertuig naar de August Vermeylenstraat gereden, waar ongeveer dertig seconden na aankomst het voertuig in brand is gestoken. Gelet op dit korte tijdsbestek kan het niet anders dan dat alle benodigdheden voor de te stichten brand reeds in de VW Caddy aanwezig waren. Vervolgens zijn de verdachten in de richting van de kennelijk ook gereed staande (gestolen en van valse kentekenplaten voorziene) BMW gerend.
Deze feiten en omstandigheden, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, leiden zonder meer tot de conclusie dat [verdachte] en zijn medeverdachten bij het doden van [slachtoffer 1] en de poging daartoe van [slachtoffer 2] hebben gehandeld conform een tevoren door hen genomen besluit om de inzittenden van de Mercedes op 16 mei 2021 om het leven te brengen. De aard van het misdrijf en de wijze waarop het is uitgevoerd maken dat sprake moet zijn geweest van een vooropgezet plan. De verdachten hebben daarbij – in ieder geval in de tijdspanne vanaf 17:45 uur toen de VW Caddy in de Maassluisstraat arriveerde tot de beschieting van de Mercedes om 19:38 uur – ruimschoots de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Ten aanzien van beide slachtoffers is dan ook sprake van voorbedachte raad. Van contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden is niet gebleken.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de rol van [verdachte] – het besturen van de VW Caddy – te gering was om te oordelen dat sprake is van medeplegen. Hooguit is sprake, zoals in de jurisprudentie ten aanzien van chauffeurs vaker is aangenomen, medeplichtigheid.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook als een verdachte zelf geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan hij als medepleger worden aangemerkt indien hij nauw en bewust met de uitvoerder(s) heeft samengewerkt. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd indien de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is.
Hiervoor is reeds opgemerkt dat vanwege de aard van het misdrijf en de wijze waarop het is uitgevoerd sprake moet zijn geweest van een vooropgezet plan. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat [verdachte] hiervan niet op de hoogte was. Zijn rol in de uitvoering was bovendien onmisbaar voor het welslagen van het plan. Het hof wijst in het bijzonder op het volgende. [verdachte] heeft de schutters niet alleen ‘afgezet’ bij de plek waar de aanslag moest worden gepleegd, maar hij heeft tijdens de ongeveer twee uur durende observatie kennelijk zijn best gedaan de VW Caddy zo dicht mogelijk bij de uitgang van de parkeergarage te parkeren. Vervolgens heeft hij de schutters, om de vlucht mogelijk te maken, na het schieten weer op opgepikt. Direct is hij naar de August Vermeylenstraat gereden, waar de VW Caddy zou worden achtergelaten en in de brand gestoken. Dat laatste doet men binnen ongeveer dertig seconden. Na het in brand steken van de VW Caddy zijn de verdachten in de richting van de gereed staande BMW gerend. [verdachte] heeft ook deze vluchtauto bestuurd. Ongetwijfeld heeft niet tot het plan behoord dat de verdachten (ernstige) brandwonden zouden oplopen. Deze behalve pijnlijke, maar ook onverwachte en – in verband met ontdekking door de politie – ongewenste situatie heeft de verdachte het hoofd geboden door met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar zijn ‘nicht’ [getuige 2] in [plaatsnaam] te rijden. Daar heeft [verdachte] gezegd: “We zijn een job gaan doen en het is fout fout gegaan”. Opvallend daaraan is uiteraard dat hij in ‘meervoud’ spreekt. En [verdachte] heeft tegen [medeverdachte 2] gezegd: “Mondje dicht, we gaan naar je kijken”. Ook hieruit blijkt van een zekere sturing en eigen initiatief. [verdachte] heeft vervolgens de woning met [medeverdachte 1] verlaten, waarna zij samen terug zijn gereden naar Amsterdam. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] afgezet in Amsterdam Zuidoost.
Deze gang van zaken leidt tot de conclusie dat de verdachte een zeer belangrijke rol heeft gespeeld en niet slechts de chauffeur was met uitsluitend één ondersteunende taak en zonder verdere invloed op de loop van de gebeurtenissen. Ten aanzien van alle drie de verdachten geldt dat de intensiteit van de samenwerking en hun bijdrage aan de ten laste gelegde feiten in de vorm van verscheidene gedragingen voorafgaand, tijdens en na de bewezenverklaarde feiten van voldoende gewicht is en dat daarom sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn mededaders. Daarmee verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw en acht het hof ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
Het hof komt dus tot het oordeel dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1] en de poging moord op [slachtoffer 2] . Ten aanzien van die poging merkt het hof op dat uit de tekst van de tenlastelegging ook zonder de zinsnede ‘terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid’ volgt dat sprake is van een poging tot moord. Ook acht het hof bewezen dat zij de VW Caddy in de brand hebben gestoken, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan, en in bezit waren van twee aanvalsgeweren. De verdachte zal worden vrijgesproken van het bezit van het pistool, nu het dossier onvoldoende informatie bevat om het aangetroffen wapen te kunnen categoriseren als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen en de desbetreffende aangiften van de eigenaren van de woningen en auto’s is het hof tevens van oordeel dat [verdachte] , samen met zijn mededaders, schuldig is aan het opzettelijk vernielen (beschadigen) van (delen van) de woningen en auto’s, zoals deze in de tenlastelegging zijn opgenomen. Dat geldt ook voor de Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1] , gelet op het feit dat in de aangifte is benoemd dat de auto op 16 mei 2021 op de Maassluisstraat beschadigd is geraakt door een kogel en deze auto, blijkens eigen waarneming van het hof aan de hand van in het dossier opgenomen foto’s (ZD04 04 0149 tot en met 0163) , geparkeerd stond tussen twee andere auto’s die eveneens beschadigd zijn geraakt door rondvliegende kogels.
Voorwaardelijk verzoeken
De verdediging heeft de voorwaardelijke verzoeken gedaan om de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen te horen indien het hof de door hen afgelegde verklaringen voor het bewijs zal gebruiken. Nu deze voorwaarde niet is ingetreden, behoeven deze verzoeken geen verdere bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primairhij op 16 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met automatische vuurwapens meerdereschoten afgevuurd op [slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;2. primairhij op 16 mei 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met automatische vuurwapens meerdere schoten heeft afgevuurd op [slachtoffer 2] ;
3.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een Volkswagen Caddy, voorzien van een kenteken [kenteken 2] met daarin meerdere (automatische) vuurwapens, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk benzine, althans een brandbare vloeistof, in die auto gegoten en vervolgens vuur in aanraking met die brandbare vloeistof gebracht ten gevolge waarvan die auto is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging, met anderen, twee vuurwapens van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten twee aanvalsgeweren, van het merk Crvena Zastava M70, geschikt om automatisch mee te vuren, voorhanden heeft gehad;
5.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam en een binnenmuur van een woning, toebehorend aan [slachtoffer 3] en
- een balustrade en een muur van een woning, toebehorend aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- een kozijn en glas van een huurwoning, toebehorend aan [slachtoffer 6] of een ander dan verdachte en zijn mededaders, en
- een raam van een woning, toebehorend aan [slachtoffer 7] ,
heeft vernield en/of beschadigd;
6.hij op 16 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een
- VolvoV60 met kenteken [kenteken 3] , toebehorend aan [slachtoffer 8] en
- Mercedes C Klasse met kenteken [kenteken 4] , toebehorend aan [slachtoffer 9] en
- Toyota Auris met kenteken [kenteken 5] , toebehorend aan [slachtoffer 10] en
- Suzuki Vitara met kenteken [kenteken 6] , toebehorend aan [slachtoffer 11] en
- Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1] , toebehorend aan [slachtoffer 12] en
- Renault Master met kenteken [kenteken 7] , toebehorend aan een ander dan de verdachte en zijn mededaders,
heeft beschadigd.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in de bijlage van dit arrest. De bijlage maakt deel uit van dit arrest. Die bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van moord.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert, in eendaadse samenloop met het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde, op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder bewezen verklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 jaar, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de rechtbank aan de verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (hierna: GVM) opgelegd.
De advocaat-generaal heeft geëist dat de verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaar, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de GVM.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een veel lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de advocaat-generaal is geëist. Zij heeft gewezen op enkele rechterlijke uitspraken in moordzaken, waarbij bij het bepalen van de strafmaat steeds rekening is gehouden met de rol die verschillende daders hebben gehad, in het bijzonder wanneer het ging om het besturen van de vluchtauto. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om bij een bewezenverklaring niet de GVM op te leggen, nu het volgens haar niet noodzakelijk is om de verdachte na een langdurige gevangenisstraf nog aan vrijheidsbeperkende maatregelen of toezicht te onderwerpen.
Ernst van de feiten
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In de avond van 16 mei 2021 heeft de verdachte zich samen met beide mededaders schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1] en de poging tot moord op [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] verliet die avond samen met [slachtoffer 2] in haar auto de parkeergarage bij haar woning. De verdachten stonden de slachtoffers toen al bijna twee uur in een bestelbusje op te wachten. Zodra de auto van de slachtoffers uit de parkeergarage kwam gereden, sprongen de beide mededaders uit het bestelbusje, renden de straat op en openden met automatische aanvalsgeweren het vuur op de auto. Zij hebben minimaal 36 keer geschoten. Eén van de kogels heeft de auto van achter naar voren doorboord en heeft [slachtoffer 1] daarbij dodelijk getroffen. Aannemelijk is dat [slachtoffer 2] , die op een dodenlijst zou staan, het door de verdachte en zijn mededaders beoogde doelwit was. In hun wens om [slachtoffer 2] te liquideren waren de verdachte en zijn mededaders echter bereid om ook andere inzittenden van de auto waarin [slachtoffer 2] zich bevond te doden. [slachtoffer 1] werd hiervan het onschuldige slachtoffer.
De verdachte en zijn mededaders hebben aldus blijk gegeven van een ongekende meedogenloosheid en gewetenloosheid. Zij hebben door hun handelwijze en de daarbij getoonde roekeloosheid laten zien niets te geven om een mensenleven. [slachtoffer 1] was nog maar 27 jaar oud; ze stond vol in het leven en was bezig met haar toekomst. Die toekomst hebben de verdachte en zijn mededaders haar op brute wijze ontnomen. Zij hebben ook onbeschrijflijk en onherstelbaar leed toegebracht aan haar nabestaanden, familie en vrienden. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting in hoger beroep door [slachtoffer 1] vader is voorgelezen blijkt indringend welk verdriet het plotselinge en gewelddadige verlies heeft veroorzaakt bij de nabestaanden. Dit verlies is, in zijn woorden, als een zeurende pijn permanent op de achtergrond aanwezig en zorgt ervoor dat feestelijke gebeurtenissen als het vieren van verjaardagen en de feestdagen zwart zijn omrand.
Het hoeft geen betoog dat deze feiten schokkend zijn voor de samenleving, zoals ook blijkt uit de aandacht die deze zaak heeft gekregen van regionale en landelijke media. In het bijzonder gaat dit ook op voor de omwonenden van de plek van de schietpartij. De mededaders van de verdachte hebben met hun aanvalsgeweren het vuur geopend midden op straat, terwijl het nog licht was en vanwege het mooie weer ook mensen buiten waren. De kogelregen heeft zich uitgestrekt tot een afstand van vele honderden meters en ook tot boven in woningen. Iedereen die zich in het gebied van het spreidingsvuur bevond heeft reëel gevaar gelopen om dodelijk te worden getroffen. Door de kogelregen zijn verschillende woningen en voertuigen die in de straat stonden geparkeerd beschadigd. Bij verschillende woningen zijn in ramen en muren kogels en kogelgaten aangetroffen. In een van de woningen is een kogelinslag aangetroffen in een stoel op het balkon waar normaal gesproken rond de tijd van de schietpartij de bewoonster bij goed weer buiten zat. De kogel is door de balustrade en de stoel uiteindelijk in de muur van de woning beland.
Dat niet de verdachte zelf maar zijn mededaders de trekker hebben overgehaald, geeft het hof geen aanleiding tot strafvermindering. Zoals hiervoor ook is overwogen, heeft de verdachte bij de uitvoering van de liquidatie een noodzakelijke en cruciale rol vervuld, die in ernst niet afdoet aan de rol van de schutters.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders ook schuldig gemaakt aan de brandstichting van het door hen gebruikte bestelbusje, waardoor ook een naastgelegen voertuig beschadigd is geraakt.
Persoon van de verdachte
De verdachte is op bevel van de rechtbank klinisch geobserveerd in het Pieter Baan Centrum. De verdachte heeft zijn medewerking aan dit onderzoek geweigerd. Door deze weigering hebben de forensisch milieuonderzoeker, psychiater en psycholoog nauwelijks inhoudelijke gesprekken kunnen voeren met de verdachte. Wel werd kennis genomen van de beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie. Uit de rapportage van 14 april 2022, opgemaakt door A. Wulterkens, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van M.J. van Haaren, psychiater en R. Haveman, GZ-psycholoog, blijkt – zoals ook bevestiging vindt in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 16 augustus 2023 – dat de verdachte vanaf 2000 doorlopend in contact is gekomen met politie en justitie, waarbij ook al vanaf dat jaar hulpverlening voor hem is opgestart. In 2003 pleegde de verdachte meerdere mishandelingen en een straatroof. Voor deze feiten kreeg hij een jaar later, naast jeugddetentie, de maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) opgelegd, die in 2006 werd verlengd. Tijdens weekendverloven pleegde de verdachte in 2006 vier straatroven. De psycholoog die de verdachte vervolgens onderzocht concludeerde dat de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel nauwelijks enige positieve ontwikkeling had gebracht; de verdachte leek eerder verhard te zijn geraakt. De verdachte werd in 2007 voor deze straatroven veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf en aan hem werd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: tbs) opgelegd. Tijdens deze tbs-maatregel pleegde de verdachte in 2011 een ernstig geweldsmisdrijf tegen een sportinstructeur van de instelling. De tbs-maatregel werd in 2015 door de rechtbank onvoorwaardelijk beëindigd. Slechts drie maanden na deze beëindiging maakte de verdachte zich al weer schuldig aan een ernstig geweldsfeit, medeplichtigheid aan diefstal met geweld, waarvoor hij een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd kreeg. Ook in jaren daarna pleegde de verdachte verschillende strafbare feiten, van wisselende ernst.
De psycholoog concludeert in de rapportage van 14 april 2022 dat de verdachte al op jonge leeftijd een antisociale ontwikkeling heeft laten zien waarbij hij al vanaf zijn zesde levensjaar agressief gedrag heeft vertoond. Ook zijn empathische vermogens en morele ontwikkeling lijken sterk achter te lopen. Daarnaast lijkt sprake te zijn van een hoge mate van psychopathie. De psychiater heeft opgemerkt dat uit de beschikbare informatie blijkt dat in de kindertijd sprake is geweest van een (antisociale) gedragsstoornis, die zich blijkens de verschillende beschikbare rapportages in de volwassenheid heeft ontwikkeld tot een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Door de weigering van de verdachte om aan het onderzoek mee te werken kan de psychiater deze persoonlijkheidsstoornis niet op basis van eigen onderzoek bevestigen, verwerpen of nuanceren. De beide deskundigen concluderen dat op basis van de beschikbare informatie over de levensloop van de verdachte kan worden gesteld dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar zij kunnen gegeven de onvolledigheid van het PBC-onderzoek en het onduidelijk gebleven delictscenario niet vaststellen in hoeverre deze gebrekkige ontwikkeling heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. Ook het hof kan, gelet op deze bevindingen en de procesopstelling van de verdachte, over deze doorwerking geen vaststellingen doen. Dit betekent dat voor het oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, geen grond bestaat.
Het hof betrekt bij de strafoplegging dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep geen openheid van zaken heeft gegeven over de beweegredenen van zijn handelen, laat staan dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen tegenover de nabestaanden. Hij heeft slechts volhard in een ongeloofwaardig scenario. Uit niets blijkt dat de verdachte de ernst van de feiten inziet of wil inzien en dit doet in het licht van de vele ernstige strafbare feiten die de verdachte tot op heden heeft gepleegd het ergste vrezen voor de toekomst.
Er zijn tot slot geen persoonlijke omstandigheden bekend geworden waarmee het hof in het voordeel van de verdachte rekening kan houden bij de strafoplegging.
Conclusie
De hiervoor genoemde omstandigheden – in het bijzonder (i) de buitengewone ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven, (ii) zijn criminele en gewelddadige levensloop, waarin hij de veelvuldige hulpverlening – zelfs in het kader van een PIJ – en een tbs-maatregel – niet heeft benut en die het ergste doet vrezen voor de toekomst en, (iii) zijn zorgwekkende houding, zoals hiervoor beschreven – leiden het hof tot de conclusie dat een gevangenisstraf van dertig jaar passend en geboden is. Enkel de maximale duur van een tijdelijke gevangenisstraf doet voldoende recht aan de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven en de met strafoplegging na te streven doelen van enerzijds vergelding en anderzijds beveiliging van de maatschappij. Met de strafoplegging in deze zaak beoogt het hof bovendien anderen ervan te weerhouden over te gaan tot het plegen van dergelijke misdrijven.
Anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd, zal het hof geen GVM opleggen aan de verdachte. In de reclasseringsrapportage van 16 november 2021 – waarin de reclassering tot een GVM adviseert – concludeert de reclassering weliswaar dat het recidiverisico en het risico op letselschade als hoog moeten worden ingeschat, maar van belang is dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van dertig jaar. Hij zal pas nadat hij van deze gevangenisstraf 28 jaar heeft uitgezeten – dus in de loop van het jaar 2049 – in aanmerking kunnen komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Deze voorwaardelijke invrijheidsstelling biedt vervolgens de mogelijkheid om nog gedurende twee jaar toezicht op hem uit te oefenen. De noodzaak om onder deze omstandigheden ook nog een GVM aan de verdachte op te leggen is het hof niet gebleken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Beslag
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet is teruggegeven:a. 1 STK patroon (goednummer: 6058440);
b. 1 STK GSM (goednummer: 6058359);
c. 1 STK sleutel (goednummer: 6058341);
d. 200 EUR (goednummer: 6058450).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen verzocht te beslissen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van het onder a. vermelde voorwerp, dat is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten, dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang en omdat het voorwerp kan dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten.
De voorwerpen onder c. en d. zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en het voorwerp onder b. dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.037,96, met wettelijke rente. Ook heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten – te weten reiskosten voor gesprekken met politie (2x), officier
van justitie (2x) en advocaat (1x) – tot een bedrag van € 200,00 gevorderd.
De vordering bestond uit de volgende posten:
Bloemstuk kist : € 225,95
Yarden uitvaart : € 1.462,60
Gemeentelijke kosten : € 354,40
Grafzerk : € 2.695,00
Verklaring van erfrecht : € 800,01
Affectieschade : € 17.500,00
--------------------------------------------------------------------------
totaal : € 23.037,96
De vordering is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 22.237,95, waarbij de notariskosten als genoemd onder e) zijn afgewezen. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van de proceskosten afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen, met toewijzing ook van de proceskosten. De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De verdediging heeft de materiële schadevordering – de posten a) tot en met e) – niet bestreden. Het hof komt de vordering op deze punten niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit betekent dat de vordering tot een bedrag van € 5.537,96, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde affectieschade, stelt het hof – conform hetgeen is bepaald in het Besluit vergoeding affectieschade – de hoogte van de schade vast op een bedrag van € 17.500,00.
Nu de verdachte het bewezen verklaarde als medepleger heeft begaan, is hij hoofdelijk met zijn mededaders aansprakelijk voor de vergoeding van de genoemde schadeposten.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten overweegt het hof het volgende. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Uit artikel 238 Rv volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij in hoger beroep geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. De gevorderde reiskosten als proceskosten worden daarom afgewezen. Tevens merkt het hof op dat de wet ook geen ruimte biedt om deze kosten als materiële kosten toe te wijzen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00 aan immateriële schade, te weten affectieschade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering volledig toe te wijzen. De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Met inachtneming van hetgeen is bepaald in het Besluit vergoeding affectieschade, stelt het hof de hoogte van de schade vast op een bedrag van € 17.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het bewezen verklaarde als medepleger heeft begaan, is hij hoofdelijk met zijn mededaders aansprakelijk voor de vergoeding van voornoemde schade.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de partiële vrijspraak van het onder 6 ten laste, ter zake van de vernieling van de Toyota Aygo met kenteken
[kenteken 1]
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK patroon (goednummer: 6058440).
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK GSM (goednummer: 6058359).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK sleutel (goednummer: 6058341);
- 200 EUR (goednummer: 6058450).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.037,96 (drieëntwintigduizend zevenendertig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 5.537,96 (vijfduizend vijfhonderdzevenendertig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering voor vergoeding van de proceskosten tot het bedrag van € 200,00 af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij overige gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.037,96 (drieëntwintigduizend zevenendertig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 5.537,96 (vijfduizend vijfhonderdzevenendertig euro en zesennegentig cent materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 150 (honderdvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 21 mei 2021 over een bedrag van € 225,95;
- 8 juli 2021 over een bedrag van € 1.462,60;
- 17 september 2021 over een bedrag van € 354,40;
- 21 juli 2021 over een bedrag van € 800,01;
- 17 februari 2022 over een bedrag van € 2.695,00;
en van de immateriële schade op 17 mei 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J. Piena en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2023.
=========================================================================
[…]