GiEA Curaçao, 11-12-2017, nr. AR 74008/2015
ECLI:NL:OGEAC:2017:186
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
11-12-2017
- Zaaknummer
AR 74008/2015
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2017:186, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 11‑12‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:OGHACMB:2022:282
Hoger beroep: ECLI:NL:OGHACMB:2023:157
- Vindplaatsen
AR 2017/6814
AR 2017/6810
Uitspraak 11‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Schadevergoeding in natura, tegenstrijdig belang, afgebroken onderhandelingen;
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
WATERSPORTS EVENTS B.V.,
h.o.d.n. Curaçao Watersports,
gevestigd te Curaçao,
2. de besloten vennootschap
SUBLUB CURAÇAO B.V.,
gevestigd te Curaçao,
3. [ [EISER IN CONVENTIE SUB 3],
wonende te Curaçao,
4. [ [EISER IN CONVENTIE SUB 4],
wonende te Curaçao,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen
1. [VERWEERDER IN CONVENTIE SUB 1],
wonende te Curaçao,
2. de besloten vennootschap
RON RON WATERSPORTS B.V.,
gevestigd te Curaçao,
3. de besloten vennootschap
ALL-IN ONE WATERSPORTS B.V.,
gevestigd te Curaçao,
verweerders in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers,
en tegen
4. de naamloze vennootschap
STRANDEXPLOITATIE JAN THIEL N.V.,
h.o.d.n. Papagayo Beach & Plaza,
gevestigd te Curaçao,
verweerster in conventie,
gemachtigde: mr. D.E. Liqui-Lung.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als: Watersports, Sublub, [eiser in conventie sub 4], [eiser in conventie sub 3], [verweerder in conventie sub 1], Ronron, All-in One en Papagayo. Eisers in conventie worden ook gezamenlijk aangeduid als Watersports c.s. Verweerders in conventie onder 1 t/m 3 worden ook gezamenlijk aangeduid als [verweerder in conventie sub 1] c.s.
1. Het procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juni 2017 en de daarin genoemde processtukken;
- de behandeling ter comparitie van 31 oktober 2017.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [
eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] zijn echtgenoten. Zij zijn beiden aandeelhouder van Sublub. In het verleden waren zij beiden bestuurder van Sublub. Thans is [eiser in conventie sub 3] de enige bestuurder van Sublub.
2.2.
Sublub exploiteert een duikschool.
2.3. [
verweerder in conventie sub 1] is aandeelhouder en bestuurder van Ron Ron. Ron Ron exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met de verhuur van waterscooters.
2.4.
Vanaf 2012 zijn [eiser in conventie sub 4], [eiser in conventie sub 3] en [verweerder in conventie sub 1] in het kader van hun respectieve ondernemingen met elkaar in contact gekomen en zijn zij begonnen met de voorbereiding van een samenwerking, die tot doel had in een gezamenlijke onderneming duik- en waterscooteractiviteiten aan te bieden vanaf het strand van Papagayo bij Jan Thiel.
2.5.
Op 17 juli 2013 is in dit verband een “intentieverklaring” tot stand gekomen tussen enerzijds Papagayo en anderzijds Watersports (dat op dat moment formeel nog niet was opgericht). De intentieverklaring is aan de zijde van Watersports ondertekend door [verweerder in conventie sub 1]. De intentieverklaring luidt, voor zover van belang, als volgt:
Leggen middels deze overeenkomst onderstaande intenties vast;
Beide partijen hebben na meerdere malen overleg te hebben gehad het volgende besproken:
[Watersports] krijgt bij [Papagayo] de gelegenheid tot het bouw van een opstal waarin ze haar activiteiten kan ontplooien op het strand van [Papagayo]. Het gaat hierbij om watersport in de ruimste zin des woord.
[Watersports] krijgt hierbij de gelegenheid om zelf een opstal te bouwen op en om de betonnen opvangbak van sceptic tank. […] Definitieve invulling van materialen, uitstraling en grote zal in overleg plaatsvinden. Hiervoor zullen twee scenario’s worden voorgelegd ter goedkeuring
De overeengekomen huurprijs voor opstal is Ang 5.500,- per maand excl. 15% servicekosten en OB.
Verdere invulling en optimalisatie van contract volgt zsm.
2.6.
Op 19 juli 2013 is Watersports opgericht. Sublub en [verweerder in conventie sub 1] zijn beiden voor de helft aandeelhouder van Watersports. [eiser in conventie sub 4] en [verweerder in conventie sub 1] (die laatste tot 30 november 2014) zijn beiden bestuurder.
2.7.
Vanaf najaar 2013 is begonnen met de bouw van de opstal die bedoeld was voor de activiteiten van Watersports. Hierbij trad Papagayo op als opdrachtgever van de aannemer, maar werd de bouw (in elk geval deels) gefinancierd door Watersports. De hiervoor benodigde gelden ontving Watersports vanaf de privérekening van [eiser in conventie sub 3]. Hiermee is een bedrag gemoeid van in totaal ruim NAf 200.000.
2.8.
In de maanden februari en maart 2014 heeft per e-mail overleg plaatsgevonden tussen enerzijds Watersports en anderzijds Papagayo teneinde te komen tot schriftelijke vastlegging van de afspraken over de exploitatie van het bedrijf van Watersports vanaf het strand van Papagayo. Aan de zijde van Papagayo trad daarbij op de heer [naam]. Zijn e-mails in deze maanden stuurde hij meestal naar [eiser in conventie sub 4], [eiser in conventie sub 3] en [verweerder in conventie sub 1]. Van de zijde van Watersports werden de mails steeds beantwoord door [eiser in conventie sub 3].
2.9.
In de loop van dit overleg heeft [eiser in conventie sub 3] [naam] op diens verzoek onder andere voorzien van de gegevens van Watersports, zoals de officiële benaming en de handelsnaam, adres, KvK-nummer en de namen van haar bestuurders.
2.10.
Voorts is in de loop van dit overleg door [eiser in conventie sub 3] de wens geuit dat ten behoeve van Watersports een recht van opstal zou worden gevestigd.
2.11.
Op 1 maart 2014 is Watersports met haar activiteiten op het strand van Papagayo begonnen. Over de maand maart is de in de intentieverklaring genoemde huur betaald vanaf de rekening van Watersports.
2.12.
Bij e-mail van 28 april 2014, gestuurd aan [eiser in conventie sub 4] en [verweerder in conventie sub 1], heeft [naam] namens Papagayo het volgende laten weten:
Beste [naam 2] en [naam verweerder in conventie sub 1],
Eerder hebben we contact gehad over een recht van opstal naast het huurcontract voor [Watersports].
Na overwegen en heroverwegen hebben we als Papagayo zijnde besloten toch geen recht van opstal toe te willen voegen aan het huurcontract met [Watersports].
Wij als Papagayo zijnde zien te veel risico’s te geringe voordelen aan een opstalrecht. Daarnaast is voorafgaand de bouw is alleen besproken dat [Watersports] alleen de gelegenheid krijgt tot het bouwen van een opstal waarin ze haar activiteiten kan ontplooien en daarvoor een maandelijkse huurprijs zal betalen.
Wel kunnen we jullie de zekerheid geven om zoals afgesproken een huurcontract voor 20 jaar overeenkomen met een mogelijkheid tot verlenging van 20 jaar. Tevens kunnen we jullie tegemoet komen om jullie gemaakte investering van de bouw deels terug te betalen als de huur om wat voor reden dan ook beëindigd wordt. Papagayo zal dan de gemaakte bouwinvestering van [Watersports] terugbetalen over het resterende aantal jaar, rekening houdend dat het gebouw in 20 jaar wordt afgeschreven (bijvoorbeeld na 15 jaar resteert er vijf jaar, Papagayo betaalt 5/20ste van de aanneemsom).
Graag verneem ik die reactie over bovenstaande. Mochten jullie hieruit een gesprek wensen met ons dan hoor ik dat graag.
2.13.
Op 28 april 2014 heeft [eiser in conventie sub 3] vanaf haar privérekening de in de intentieverklaring genoemde huursom over april aan Papagayo betaald.
2.14.
Op 14 mei 2014 is een huurovereenkomst tot stand gekomen tussen Papagayo als verhuurder en [verweerder in conventie sub 1] (in privé) als huurder. De ingangsdatum van de overeenkomst is 1 maart 2014.
2.15.
Vanaf 1 juli 2014 zijn [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] niet meer werkzaam geweest voor Watersports.
2.16.
In het najaar van 2014 is All-in One opgericht. [verweerder in conventie sub 1] is aandeelhouder en bestuurder van All-in One.
2.17.
Per 30 november 2014 heeft
.0
[verweerder in conventie sub 1] zich doen uitschrijven als bestuurder van Watersports.
2.18.
Vanaf 1 december 2014 exploiteert All-in One een duikschool vanuit de hiervoor bedoelde opstal.
3. Het geschil
3.1.
Watersports c.s. vorderen in conventie, na wijziging van hun eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1.
Ten aanzien van Papagayo:
1. te verklaren voor recht dat Papagayo wanprestatie gepleegd heeft, c.q. onrechtmatig gehandeld heeft jegens Watersports c.s. door de huurovereenkomst niet op naam van Watersports af te sluiten maar op naam van [verweerder in conventie sub 1] privé;
2. Papagayo te veroordelen om binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis de huurovereenkomst terzake de duikschool alsnog aan te gaan met Sublub, subsidiair met Watersports, zulks conform de bepalingen van het concept zoals dat hiervoor overgelegd is en op straffe van een dwangsom van Naf. 5.000 per dag of gedeelte van een dag dat Papagayo hiermee in gebreke mocht blijven;
3. Papagayo voorts te veroordelen om bij wege van voorschot op de (resterende) schade aan Watersports c.s. te betalen het bedrag van Naf. 200.000, met veroordeling van Papagayo tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4 Subsidiair, voor het geval de huurovereenkomst niet alsnog op naam van Sublub dan wel op naam van Watersports gesteld wordt, Papagayo te veroordelen om bij wege van voorschot op de geleden schade terzake voormeld aan Watersports c.s. te betalen het bedrag van Naf. 750.000, met veroordeling van Papagayo tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5. Papagayo te veroordelen in de beslagkosten die Watersports c.s. hebben gemaakt ad NAf 1.792,15;
kosten rechtens.
3.1.2.
Ten aanzien van [verweerder in conventie sub 1] c.s.:
1. te verklaren voor recht dat [verweerder in conventie sub 1] en Ron Ron wanprestatie gepleegd hebben, c.q. onrechtmatig gehandeld hebben jegens Watersports c.s. door de huurovereenkomst niet op naam van Watersports af te sluiten maar op naam van [verweerder in conventie sub 1] privé;
en te verklaren voor recht dat All-in One onrechtmatig gehandeld heeft door misbruik van deze wanprestatie c.q. onrechtmatig handelen van [verweerder in conventie sub 1] en Ron Ron door vanaf 1 december 2014 ter plekke een duikschool en waterscooterverhuurbedrijf te exploiteren;
2. [ verweerder in conventie sub 1], Ron Ron en All-in One te veroordelen om te gehengen en gedogen dat de huurovereenkomst terzake de duikschool alsnog aangegaan wordt met Sublub, subsidiair Watersports op straffe van een dwangsom van Naf. 5.000 per dag of gedeelte van een dag dat Papagayo [het Gerecht begrijpt: [verweerder in conventie sub 1], Ron Ron en All-in One] hiermee in enigerlei opzicht in gebreke mocht blijven;
3. [ verweerder in conventie sub 1], Ron Ron en All-in One hoofdelijk (mede hoofdelijk naast Papagayo) te veroordelen om bij wege van voorschot op de (resterende) schade aan Watersports c.s. te betalen het bedrag van Naf 200.000, met hoofdelijke veroordeling van hen tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, des de een betalende de ander bevrijd zal zijn;
4. Subsidiair, voor het geval de huurovereenkomst niet alsnog op naam van Sublub dan wel op naam van Watersports gesteld wordt, [verweerder in conventie sub 1], Ron Ron en All-in One hoofdelijk te veroordelen om bij wege van voorschot op de geleden schade terzake voormeld aan Watersports c.s. te betalen het bedrag van Naf. 750.000, met veroordeling van hen tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, des de een betalende de ander bevrijd zal zijn;
5. [ verweerder in conventie sub 1] en All-in One hoofdelijk te veroordelen om terzake het in het inleidend verzoekschrift onder de punten 55 e.v. aan Watersports additioneel te betalen, des de een betalende de ander bevrijd zal zijn, het bedrag van Naf. 397.436,90 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2014 tot de dag der algehele voldoening;
6. [ verweerder in conventie sub 1] c.s. te veroordelen in de beslagkosten die Watersports c.s. (na indiening van het inleidend verzoekschrift) gemaakt hebben ad NAf 7.966,=;
kosten rechtens.
3.2. [
verweerder in conventie sub 1] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Watersports in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Papagayo voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen dan wel bij toewijzing het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met veroordeling van Watersports c.s. in de proceskosten.
3.4.
In reconventie vorderen [verweerder in conventie sub 1] c.s. het volgende:
primair:
om voor recht te verklaren dat de beslissing van [eiser in conventie sub 4] om in deze zaak een procedure te beginnen namens Watersports nietig is en om [eiser in conventie sub 4] te veroordelen in de kosten die Watersports heeft gehad aan juridisch advies met betrekking tot en in deze procedure te vergoeden aan Watersports, althans om hem te verbieden om de kosten ten laste van Watersports te laten komen;
subsidiair:
om voor recht te verklaren dat de beslissing van [eiser in conventie sub 4] om in deze zaak een procedure te beginnen namens Watersports vernietigd is en om [eiser in conventie sub 4] te veroordelen in de kosten die Watersports heeft gehad aan juridisch advies met betrekking tot en in deze procedure te vergoeden aan Watersports, althans om hem te verbieden om de kosten ten laste van Watersports te laten komen;
meer subsidiair:
om de beslissing van [eiser in conventie sub 4] om in deze zaak een procedure te beginnen namens Watersports te vernietigen en om [eiser in conventie sub 4] te veroordelen in de kosten die Watersports heeft gehad aan juridisch advies met betrekking tot en in deze procedure te vergoeden aan Watersports, althans om hem te verbieden om de kosten ten laste van Watersports te laten komen,
met hoofdelijke veroordeling van [eiser in conventie sub 4] en Watersports in de kosten van de procedure in reconventie met en bepaling dat over de proceskosten wettelijke rente verschuldigd is vanaf 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis.
3.5.
Watersports c.s. voeren gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [verweerder in conventie sub 1] c.s. in de proceskosten.
4. De beoordeling
In conventie
4.1.
Bij repliek hebben Watersports c.s. hun eis vermeerderd met een bedrag ter zake van de beslagkosten. Papagayo en [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben zich niet tegen deze eisvermeerdering verzet en het Gerecht ziet geen strijd met de eisen van een goede procesorde. Het Gerecht zal dus uitspraak doen over de vermeerderde eis.
De vordering op Papagayo
4.2.
Aan hun vorderingen op Papagayo leggen Watersports c.s. het volgende betoog ten grondslag. Papagayo wist vanaf het begin van de contacten dat het de bedoeling was dat de huurovereenkomst op naam van Watersports zou komen te staan. Toen Papagayo per mail van 28 april 2014 liet weten dat zij niet akkoord ging met het vestigen van een opstalrecht, waren [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] daarmee niet gelukkig, maar zij hebben beiden nog diezelfde dag aan de afzender van die mail namens Papagayo, [naam], laten weten dat zij niettemin akkoord waren met de huurovereenkomst. Door desondanks kort daarna de huurovereenkomst niet met Watersports, maar met [verweerder in conventie sub 1] aan te gaan, heeft Papagayo onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens Watersports gehandeld. Papagayo is om deze reden schadeplichtig. Op de voet van artikel 6:103 BW vorderen Watersports c.s. bij wijze van alternatieve vorm van schadevergoeding dat de huurovereenkomst alsnog op naam van Watersports wordt gezet.
4.3.
Het verweer van Papagayo komt er in de kern op neer dat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] bleven vasthouden aan de vestiging van een recht van opstal en dat om die reden de huurovereenkomst uiteindelijk niet met Watersports is gesloten. Het stond Papagayo daarom vrij de huurovereenkomst met [verweerder in conventie sub 1] in privé aan te gaan. [verweerder in conventie sub 1] had daarbij te kennen gegeven dat hij het gehuurde zou onderverhuren aan Watersports.
4.4.
Het Gerecht overweegt als volgt.
4.5.
De onderhavige situatie wordt in de eerste plaats hierdoor gekenmerkt dat het vanaf het begin van het overleg over de vestiging van een duikschool- en waterscooterverhuurbedrijf op het strand van Papagayo de bedoeling was dat dit bedrijf door Watersports zou worden uitgeoefend. Dit blijkt uit de intentieverklaring van 19 juli 2013. Die bedoeling is in de periode daarna niet veranderd, zo blijkt uit de diverse mails uit met name de eerste maanden van 2014. In die periode is concreet onderhandeld over de voorwaarden van de samenwerking, en daarbij stond niet ter discussie dat een te sluiten overeenkomst op naam van Watersports zou komen te staan. Gedurende deze eerste maanden van 2014 had de contactpersoon van Papagayo, [naam], gelijkelijk contact met beide bestuurders van Watersports ([eiser in conventie sub 4] en [verweerder in conventie sub 1]) en kreeg hij daarnaast vooral inhoudelijke input van [eiser in conventie sub 3]. De mail van [naam] van 28 april 2014, waarin hij namens Papagayo liet weten dat deze niet akkoord ging met de vestiging van een recht van opstal, heeft [naam] ook gelijktijdig aan zowel [eiser in conventie sub 4] als [verweerder in conventie sub 1] gestuurd. Deze mail werd verstuurd op een moment dat de onderhandelingen over de samenwerking zich in een afrondend stadium bevonden, in die zin dat al een concrete concept huurovereenkomst op tafel lag en de discussie nog slechts ging over het al dan niet vestigen van een recht van opstal.
4.6.
De mail bevat ook een concreet voorstel van Papagayo om Watersports tegemoet te komen, gegeven het ontbreken van de bereidheid om een recht van opstal te vestigen. [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] hebben ter zitting concreet verklaard dat zij naar aanleiding van die mail tegen [naam] hebben gezegd alsnog akkoord te gaan met het voorstel van Papagayo. [eiser in conventie sub 4] heeft verklaard dat hij na ontvangst van de mail [naam] op het strand van Papagayo is tegengekomen en dat hij toen gezegd heeft dat de huurovereenkomst dan maar zonder recht van opstal afgesloten zou moeten worden. [eiser in conventie sub 3] heeft verklaard dat zij op die dag op een ander strand werkzaam was en dat zij, zodra zij van de hier bedoelde e-mail op de hoogte geraakte, [naam] telefonisch heeft gesproken en zich in vergelijkbare zin heeft uitgelaten. Hiertegenover heeft Papagayo niet concreet verklaard, noch in de processtukken, noch desgevraagd ter zitting, op welke wijze Watersports haar zou hebben laten weten dat aan het vestigen van een recht van opstal werd vastgehouden. Tegenover de concrete verklaringen van de zijde van Watersports is dit verweer onvoldoende concreet, zodat het Gerecht als vaststaand aanneemt dat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] zich in de hiervoor bedoelde zin hebben uitgelaten.
4.7.
Gesteld noch gebleken is dat Papagayo in de weken na 28 april 2014 contact heeft opgenomen met [eiser in conventie sub 4] om het overleg over de eventuele samenwerking met Watersports voort te zetten. Kennelijk heeft Papagayo in plaats daarvan wel nader overleg gehad met [verweerder in conventie sub 1], nu immers op 14 mei 2014 een overeenkomst tussen Papagayo en [verweerder in conventie sub 1] in privé tot stand is gekomen.
4.8.
In deze omstandigheden heeft Watersports gerechtvaardigd vertrouwd dat de huurovereenkomst met haar tot stand zou komen en stond het Papagayo niet vrij om buiten medeweten van [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] om een overeenkomst met [verweerder in conventie sub 1] in privé aan te gaan. Het afbreken van de onderhandelingen door Papagayo – want daar komt haar handelen in wezen op neer – is in deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit geldt te meer nu als onbetwist vast staat dat [eiser in conventie sub 3] op 28 april 2014 vanaf haar privérekening ten behoeve van Watersports de huur naar Papagayo heeft overgemaakt. Ook van belang is dat in de lezing van Papagayo zonder verklaring is gebleven dat Watersports (zoals Papagayo heeft gesteld) wel bereid zou zijn geweest onder te verhuren van [verweerder in conventie sub 1] (zonder recht van opstal), waar zij volgens Papagayo in de verhouding met Papagayo per se aan het vestigen van een recht van opstal zou hebben vastgehouden.
4.9.
Papagayo kan zich niet verschuilen achter het standpunt dat kennelijk sprake was van een meningsverschil binnen Watersports en dat zij daarom zonder meer heeft mogen afgaan op een uitlating van [verweerder in conventie sub 1] dat de huurovereenkomst niet meer op naam van Watersports maar op zijn naam gezet moest worden. In de daaraan voorafgegane periode had [naam] immers gelijkelijk contact met beide bestuurders van Watersports ([eiser in conventie sub 4] en [verweerder in conventie sub 1]) en kreeg hij, als gezegd, vooral inhoudelijke input van [eiser in conventie sub 3]. Waar in die situatie de ene bestuurder ([eiser in conventie sub 4]) en degene van wie tot dan toe de meeste inhoudelijke input werd ontvangen ([eiser in conventie sub 3]) te kennen geven de huurovereenkomst namens Watersports te willen aangaan, had Papagayo in redelijkheid niet louter op basis van een daaraan tegengestelde mededeling van de andere bestuurder ([verweerder in conventie sub 1]) de oorspronkelijk beoogde contractpartij terzijde mogen schuiven.
4.10.
Papagayo heeft betoogd dat [naam] niet bevoegd was haar rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Voor zover Papagayo hiermee heeft willen bepleiten dat de uitlatingen van [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] jegens [naam] niet geacht kunnen worden bij Papagayo te zijn aangekomen, verwerpt het Gerecht dat standpunt. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Watersports er gerechtvaardigd op vertrouwd dat zij met [naam] van doen had met een persoon die bevoegd was om namens Papagayo op te treden en dus ook namens Papagayo verklaringen in ontvangst te nemen. Papagayo heeft er immers voor gekozen om [naam] te belasten met de taak om de onderhandelingen met Watersports te voeren. Uit het verloop van de contacten tussen [naam] en Watersports blijkt dat [naam], in elk geval in de afrondende fase van die contacten, ruggenspraak heeft gehouden met de bestuurders van Papagayo, zonder dat Papagayo naar aanleiding daarvan jegens Watersports duidelijk heeft gemaakt dat [naam] niet de positie had om namens Papagayo het contact met Watersports te onderhouden. Naar verkeersopvattingen volgt uit deze gang van zaken dat bij Watersports de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt. Niet gezegd kan worden dat het vertrouwen op deze schijn uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van [naam]. De bestuurders waren immers van de onderhandelingen op de hoogte en daarmee in de positie om deze schijn weg te nemen, maar hebben vervolgens [naam] in die positie gelaten. Aldus heeft te gelden dat de uitlatingen van Watersports aan [naam] geacht moeten worden te zijn gedaan aan het adres van Papagayo.
4.11.
Door in deze situatie de overeenkomst niet met Watersports maar met [verweerder in conventie sub 1] in privé aan te gaan, heeft Papagayo onrechtmatig jegens Watersports gehandeld. In zoverre is de vordering sub 1 voor wat betreft Watersports toewijsbaar.
4.12.
De vordering sub 1 is niet toewijsbaar voor zover deze is ingesteld door de overige eisers. Die overige eisers zijn (indirect) aandeelhouders van Watersports. In beginsel kunnen aandeelhouders op grond van voor hen ontstaan nadeel dat bestaat uit schade die is toegebracht aan de betrokken vennootschap (zogenoemde ‘afgeleide schade’) niet een eigen vordering tot schadevergoeding tegen de schadeveroorzakende derde instellen. De aandeelhouder heeft slechts recht op vergoeding van door hem in die hoedanigheid geleden schade als deze schade het gevolg is van schending van een jegens hem geldende specifieke zorgvuldigheidverplichting. Van schending van een dergelijke verplichting is in dit geval niet gebleken. Watersports c.s. hebben weliswaar gesteld dat Papagayo het opzet heeft gehad om Watersports buiten te sluiten, maar hetgeen Watersports c.s. daartoe hebben aangevoerd is te zeer speculatief van aard en leidt bovendien niet tot de conclusie dat Papagayo (ook) het opzet hebben gehad om [eiser in conventie sub 4], [eiser in conventie sub 3] en Sublub te benadelen. Papagayo heeft dan ook niet jegens de overige eisers onrechtmatig gehandeld.
4.13.
Papagayo is dus jegens Watersports schadeplichtig. Het Gerecht acht het voldoende aannemelijk dat Watersports enige schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Papagayo. Watersports c.s. hebben immers onbetwist en onderbouwd gesteld dat de duikschool reeds in de eerste maanden vanaf maart 2014 een maandelijkse winst van NAf 50.000 genereerde. Dat maakt aannemelijk dat Watersports schade heeft geleden door het niet kunnen voortzetten van haar bedrijf. Watersports heeft gevorderd dat Papagayo bij wijze van alternatieve vorm van schadevergoeding wordt veroordeeld tot het alsnog aangaan van de desbetreffende huurovereenkomst met Sublub, althans met Watersports. Met betrekking tot deze vordering overweegt het Gerecht als volgt.
4.14.
Uitgangspunt van de wet is dat schadevergoeding in geld wordt voldaan. Op vordering van de benadeelde kan de rechter evenwel schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toekennen. Dit kan zijn in de vorm van een verplichting om een overeenkomst aan te gaan. Daarbij dient bedacht te worden dat in geval van afgebroken onderhandelingen die tot schadeplichtigheid leidt vergoeding van het positief contractsbelang slechts aan de orde kan zijn wanneer de wederpartij van degene die de onderhandelingen afbrak erop mocht vertrouwen dat in ieder geval enigerlei contract uit de onderhandelingen zou resulteren. Die situatie doet zich hier naar het oordeel van het Gerecht voor. Op tafel lag immers een concreet voorstel van Papagayo voor een huurovereenkomst waarover partijen langdurig overleg hadden gehad. Het enige struikelblok vormde nog het al dan niet vestigen van een recht van opstal. Toen dat struikelblok van de baan was, resteerde nog slechts het ondertekenen van de huurovereenkomst. Dat wordt bevestigd door het feit dat diezelfde huurovereenkomst uiteindelijk door [verweerder in conventie sub 1] in privé is ondertekend. Watersports mocht er daarom vanuit gaan dat de huurovereenkomst daadwerkelijk tot stand zou zijn gekomen.
4.15.
Tegen deze achtergrond is een schadevergoeding in de vorm van het alsnog moeten aangaan van de huurovereenkomst naar het oordeel van het Gerecht een gepaste vorm om de door Watersports geleden schade te redresseren. Dit geldt te meer, nu zowel Watersports als Papagayo te kennen hebben gegeven geen overwegende bezwaren te zien tegen het alsnog aangaan van de huurovereenkomst. In dat verband acht het Gerecht van belang dat van de zijde van Papagayo ter zitting is verklaard dat het haar niet veel uitmaakt wie de huurder is, als de duikschool maar goed wordt geëxploiteerd. Voor een verplichting om de huurovereenkomst aan te gaan met Sublub bestaat geen grond. Sublub is nooit de beoogde contractspartij van Papagayo geweest en niet valt in te zien om welke reden Sublub aanspraak op die positie zou kunnen maken.
4.16.
De vordering onder 2 is dus toewijsbaar. De veroordeling zal nader gespecificeerd worden door daarin te bepalen dat de huurovereenkomst zoals door Papagayo overgelegd als productie 8 bij conclusie van antwoord moet worden aangegaan. Dat betreft immers de overeenkomst die Papagayo met [verweerder in conventie sub 1] heeft gesloten. Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden zoals in het dictum nader omschreven. Voor de tenuitvoerlegging van deze veroordeling zal een termijn van twee maanden na betekening van het vonnis worden gesteld, nu het Gerecht aannemelijk acht dat nog enige vorm van overleg nodig zal zijn tussen de betrokkenen alvorens de exploitatie door Watersports te kunnen starten.
4.17.
Op grond van artikel 6:103, tweede volzin, BW herkrijgt de benadeelde zijn bevoegdheid om schadevergoeding in geld te ontvangen indien de schadevergoeding in natura binnen redelijke termijn achterwege blijft. Sub 4 vordert Watersports subsidiair, namelijk voor het geval de huurovereenkomst niet alsnog op haar naam wordt gezet, veroordeling van Papagayo tot vergoeding van de schade in geld, met bepaling van een voorschot op die schadevergoeding van NAf 750.000.
4.18.
Gelet op deze subsidiaire vordering en op het bepaalde in artikel 6:103 BW, zal het Gerecht de redelijke termijn waarbinnen Papagayo aan de in 4.16 bedoelde veroordeling moet voldoen vaststellen op zes maanden en voorts Papagayo veroordelen tot betaling aan Watersports van schadevergoeding in geld, op te maken bij staat, voor het geval Papagayo niet aan de veroordeling tot het aangaan van een huurovereenkomst met Watersports voldoet. Het gevorderde voorschot zal het Gerecht afwijzen. Bij de huidige stand van zaken is de schade nog niet te begroten. Volgens Watersports bestaat die schade hoofdzakelijk uit gederfde inkomsten en is het voorschot gebaseerd op de resultaten van de onderneming in de eerste paar maanden. Dit is echter een te smalle basis om een voorschot zoals door Watersports gevraagd te bepalen. Ongeacht het (onrechtmatig) handelen van Papagayo was sprake van een moeizame verstandhouding tussen [eiser in conventie sub 4] en Van der [verweerder in conventie sub 1], tussen wie hoe dan ook een aandeelhoudersrelatie is blijven bestaan. Deze omstandigheid is (mogelijk) van invloed op de omvang van de schade. Op dit punt is nader debat nodig. Het belang van Watersports bij een spoedige herstart van de onderneming zou teveel worden doorkruist indien dit nadere debat in de onderhavige procedure zou worden gevoerd.
4.19.
Onder 3 vordert Watersports een voorschot op de schadevergoeding die zij stelt overigens te hebben geleden en voorts een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Op zichzelf acht het Gerecht voldoende aannemelijk dat Watersports enige schade heeft geleden, ook indien zij als huurder de duikschool alsnog gaat exploiteren. Die schade laat zich op basis van de thans beschikbare gegevens echter niet begroten. Niet alleen omdat Watersports onvoldoende gegevens heeft verschaft om de schade bestaande uit gemiste inkomsten te begroten, maar ook omdat nog de vraag is hoe die schade zich verhoudt tot de schadevergoeding in de vorm van het alsnog verkrijgen van de positie van huurder. Ook voor de begroting van deze schade zal de zaak daarom worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
4.20.
Papagayo heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Zij heeft dit standpunt onderbouwd met argumenten die zijn ontleend aan de risico’s die kleven aan een verplichting tot betaling van schadevergoeding in geld aan Watersports, een en ander in verband met de bedrijfseconomische situatie waarin Papagayo verkeert. Nu Papagayo bij dit vonnis niet zal worden veroordeeld tot betaling van een concreet bedrag aan schadevergoeding in geld (afgezien van de proceskostenveroordeling die per definitie beperkt van omvang is), ziet het Gerecht geen beletsel om het onderhavige vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.21.
Papagayo zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Watersports. Deze worden begroot op NAf 7.500 aan griffierecht en NAf 3.750 aan salaris. Deze betalingsverplichting rust hoofdelijk mede op [verweerder in conventie sub 1] c.s. Voorts is Papagayo gehouden tot vergoeding van de beslagkosten. Op basis van de overgelegde beslagstukken worden deze begroot op NAf 1.792,15.
De vordering op [verweerder in conventie sub 1] c.s.
4.22.
Onder 1 vorderen Watersports c.s. een verklaring voor recht dat [verweerder in conventie sub 1] en Ron Ron onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door de huurovereenkomst met Papagayo niet op naam van Watersports maar op naam van [verweerder in conventie sub 1] in privé aan te gaan. Mede gelet op de verweren die van de kant van [verweerder in conventie sub 1] c.s. zijn gevoerd, stelt het Gerecht voorop dat onderscheid gemaakt moet worden tussen de verschillende eisers en de verschillende gedaagden. In juridisch opzicht moet de verhouding van iedere eiser afzonderlijk ten opzichte van iedere gedaagde afzonderlijk worden beschouwd als even zovele van elkaar te onderscheiden geschillen.
4.23.
Als meest verstrekkende verweer hebben [verweerder in conventie sub 1] c.s. zich beroepen op de nietigheid of vernietigbaarheid van het besluit van [eiser in conventie sub 4] als bestuurder van Watersports om de onderhavige vorderingen in te stellen. [verweerder in conventie sub 1] c.s. stellen zich op het standpunt dat sprake is van een tegenstrijdig belang aan de zijde van [eiser in conventie sub 4]. Hij heeft de belangen van Sublub als aandeelhouder in Watersports en van zichzelf en [eiser in conventie sub 3] (zijn echtgenote) als aandeelhouders in Sublub laten prevaleren boven dat van Watersports. Dat blijkt uit het feit dat onder 2 primair gevorderd wordt de huurovereenkomst op naam van Sublub te zetten en ook uit het feit dat een geldvordering ten behoeve van alle eisers gezamenlijk is ingesteld. [eiser in conventie sub 4] had bij deze stand van zaken de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van Watersports moeten informeren alvorens het besluit te nemen om te gaan procederen. Door dit achterwege te laten, is dit besluit nietig althans vernietigbaar. Het Gerecht verwerpt dit verweer op grond van de volgende overwegingen.
4.24.
Om de verplichting de ava te informeren aan te kunnen nemen is voldoende dat de bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap. Alle relevante omstandigheden van het concrete geval zijn in dit verband van belang. Een beroep op aantasting van een namens de vennootschap genomen besluit zal slechts kunnen slagen als een persoonlijk belang van de bestuurder in de hiervoor bedoelde zin tegenstrijdig was met het belang van de vennootschap op grond van daartoe naar voren gebrachte, voldoende geadstrueerde, omstandigheden die zodanig van invloed kunnen zijn geweest op de besluitvorming van de betrokken bestuurder dat hij zich op grond van deze bepaling niet in staat had mogen achten het belang van de vennootschap met de vereiste integriteit en objectiviteit te behartigen en zich van de desbetreffende rechtshandeling had moeten onthouden. Met andere woorden: het beroep op een tegenstrijdig belang zal voorzien moeten zijn van een voldoende concrete onderbouwing.
4.25.
Tegen de achtergrond van dit beoordelingskader is het Gerecht van oordeel dat [verweerder in conventie sub 1] c.s. hun beroep op tegenstrijdig belang onvoldoende hebben onderbouwd. Dat ook anderen, zoals [eiser in conventie sub 4] zelf, zijn echtgenote en een andere vennootschap (Sublub) belang hebben bij een procedure tegen [verweerder in conventie sub 1] c.s., is daarvoor op zichzelf onvoldoende. Die belangen moeten onverenigbaar zijn met het belang van de vennootschap om te kunnen concluderen dat sprake is van een tegenstrijdig belang. [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben daartoe onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd. Met name is niet gebleken dat het strijdig zou zijn met het belang van Watersports dat in deze procedure genoegdoening wordt gezocht voor beweerdelijk aan Watersports toegebrachte schade. Dat de specifiek ingestelde vorderingen mogelijk op onderdelen het belang van een ander laten prevaleren boven dat van Watersports, is, mede gelet op het overwogene in 4.22, onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een nietig of vernietigbaar besluit.
4.26.
Aan de vordering onder 1 van Watersports op [verweerder in conventie sub 1] legt Watersports in grote lijnen hetzelfde standpunt ten grondslag als omschreven in 4.2. Het Gerecht overweegt in dit verband het volgende.
4.27. [
verweerder in conventie sub 1] ging er evenals de andere betrokkenen vanuit dat Watersports de huurder zou worden van de opstal om van daaruit haar bedrijf uit te oefenen. [verweerder in conventie sub 1] heeft verklaard dat hij van [naam] te horen kreeg dat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] vasthielden aan het recht van opstal ten behoeve van Watersports en dat er op die manier niet getekend zou gaan worden. Hij heeft voorts verklaard dat hij van dit bericht schrok omdat hij daarmee zijn investeringen in de onderneming van Watersports in rook zag opgaan en dat hij om die reden ertoe is gekomen om de huurovereenkomst in privé te tekenen.
4.28.
Gesteld noch gebleken is dat [verweerder in conventie sub 1] bij [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] heeft gecheckt of het (gestelde) bericht van [naam] klopte. Dit had met het oog op de belangen van Watersports – van wie ook [verweerder in conventie sub 1] in die periode nog bestuurder was – wel van hem mogen worden verwacht. Niet ter discussie staat immers dat het in het belang van Watersports zou zijn dat zij de huurder van Papagayo zou worden. De volgens [verweerder in conventie sub 1] uiteindelijk gekozen oplossing (die door Watersports wordt betwist), inhoudende dat Watersports zou onderhuren van [verweerder in conventie sub 1], kan in redelijkheid niet worden beschouwd als een variant waarmee de belangen van Watersports gelijkelijk werden gediend. Als onderhuurder van [verweerder in conventie sub 1] beschikte Watersports immers niet over aanspraken op Papagayo en was zij dus geheel afhankelijk van [verweerder in conventie sub 1]. Door niet bij [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] na te gaan of het bericht van [naam] juist was maar in plaats daarvan de huurovereenkomst op eigen naam aan te gaan, heeft [verweerder in conventie sub 1] gehandeld in strijd met zijn verplichtingen om de belangen van Watersports te dienen. Watersports stelt zich in dit verband op het standpunt dat sprake is geweest van kwade trouw bij [verweerder in conventie sub 1] (in samenspanning met Papagayo). Daargelaten of daarvan sprake is geweest, is het Gerecht van oordeel dat [verweerder in conventie sub 1] van dit handelen persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Behalve de aard van het handelen van [verweerder in conventie sub 1] is daarvoor ook van belang het bij hem bekende feit dat Watersports voor een aanzienlijk bedrag in de bouw van de desbetreffende opstal had geïnvesteerd, terwijl hij uit de aard van de zaak ook op de hoogte moet zijn geweest van het feit dat het geld daarvoor niet van hem afkomstig was.
4.29. [
verweerder in conventie sub 1] is dus jegens Watersports aansprakelijk. Dit betekent dat de gevraagde verklaring voor recht kan worden gegeven.
4.30.
Watersports vordert dat dezelfde verklaring voor recht ook wordt gegeven ten opzichte van Ron Ron. In haar verzoekschrift heeft Watersports dit deel van haar vordering onderbouwd met de stelling dat Ron Ron allerlei door haar gemaakte kosten bij Watersports heeft geboekt en inkomsten uit de bedrijfsvoering van Ron Ron niet ten bate van Watersports heeft gebracht. Ook heeft Watersports aangevoerd dat [verweerder in conventie sub 1] van zowel All-in One als Ron Ron de directeur/aandeelhouder is en dat in deze omstandigheden door de vennootschapsrechtelijke structuren heen gekeken moet worden. Het Gerecht verwerpt dit betoog. De eerste twee argumenten hebben niets van doen met het op naam van [verweerder in conventie sub 1] stellen van de huurovereenkomst. Voor een rechtvaardiging van de door Watersports gewenste vereenzelviging heeft zij, gelet op de geldende rechtspraak op dat punt, onvoldoende aangevoerd.
4.31.
Watersports vordert tevens een verklaring voor recht dat All-in One onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van de onrechtmatige daad van [verweerder in conventie sub 1] door vanaf 1 december 2014 vanuit het onderhavige gebouw een duikschool en waterscooterverhuurbedrijf te exploiteren. Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
4.32.
Ingevolge vaste rechtspraak is het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden. Dezelfde normen hebben te gelden wanneer op de in de vorige zin bedoelde wederpartij niet een verbintenis uit overeenkomst rust, maar uit de wet.
4.33.
In de onderhavige situatie is All-in One door [verweerder in conventie sub 1] in de gelegenheid gesteld om haar bedrijf vanuit het betrokken gebouw te gaan uitoefenen. [verweerder in conventie sub 1] had de mogelijkheid dit te doen omdat hij zelf, en niet Watersports, de positie van (hoofd)huurder innam ten opzichte van Papagayo. Het ruimte bieden aan All-in One moet dus worden beschouwd als een direct gevolg van het hierboven besproken onrechtmatig handelen van [verweerder in conventie sub 1]. All-in One heeft aldus van dit onrechtmatig handelen geprofiteerd. Zij moet geacht worden hiervan te hebben geweten, nu haar bestuurder degene is die de hier bedoelde onrechtmatige daad heeft gepleegd. Gelet hierop en bovendien op het feit dat een en ander is gevolgd op het besluit van [verweerder in conventie sub 1] om zich als bestuurder van Watersports te laten uitschrijven, kan hieruit niet anders worden geconcludeerd dan dat All-in One het met [verweerder in conventie sub 1] opzettelijk daarheen heeft geleid dat de weg voor Watersports naar het uitoefenen van haar bedrijf vanaf het strand van Papagayo definitief zou worden geblokkeerd. Aldus is aan de zijde van All-in One sprake van misbruik van het onrechtmatig handelen van [verweerder in conventie sub 1] dat op zichzelf ook onrechtmatig is jegens Watersports. De gevraagde verklaring voor recht kan dus worden gegeven.
4.34.
De vordering onder 1 is dus toewijsbaar voor zover deze is ingesteld door Watersports tegen [verweerder in conventie sub 1] en tegen All-in One. De vordering is niet toewijsbaar voor zover deze is ingesteld door de overige eisers. In dat verband geldt hetzelfde als overwogen onder 4.12, waaraan het Gerecht toevoegt dat dit niet anders is in het geval het een bestuurder van de betrokken vennootschap is (zoals hier [verweerder in conventie sub 1]) die onrechtmatig jegens de vennootschap heeft gehandeld.
4.35. [
verweerder in conventie sub 1] en All-in One zijn dus schadeplichtig jegens Watersports. Ook in deze rechtsverhouding acht het Gerecht het aannemelijk dat Watersports enige schade heeft geleden als gevolg van het hier bedoelde onrechtmatige handelen. Watersports heeft onbetwist en onderbouwd met stukken gesteld dat zij in de eerste maanden vanaf maart 2014 een maandelijkse winst van NAf 50.000 genereerde. Dat maakt aannemelijk dat Watersports, zouden [verweerder in conventie sub 1] en All-in One niet onrechtmatig hebben gehandeld, ook op langere termijn positieve resultaten zou hebben geboekt. [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben betoogd dat Watersports geen schade heeft geleden, omdat zij van [verweerder in conventie sub 1] kon onderhuren. Het Gerecht verwerpt dat standpunt. De positie van onderhuurder is, zoals al overwogen, een wezenlijk andere dan die van hoofdhuurder.
4.36.
Voorts is het Gerecht ook in deze rechtsverhouding van oordeel dat, zoals gevorderd onder 2, schadevergoeding in de vorm van het gehengen en gedogen dat de huurovereenkomst ter zake de duikschool alsnog wordt aangegaan met Watersports een gepaste vorm is om de door Watersports geleden schade te redresseren (zie hieromtrent het overwogene in 4.14 en 4.15). Hiertoe zullen [verweerder in conventie sub 1] en All-in One dan ook worden veroordeeld. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden zoals in het dictum nader omschreven. Voor de tenuitvoerlegging van deze veroordeling zal een termijn van twee maanden na betekening van het vonnis worden gesteld.
4.37.
Ook in het geval van [verweerder in conventie sub 1] en All-in One zal de termijn als bedoeld in artikel 6:103, tweede volzin, BW worden bepaald op zes maanden en zullen zij worden veroordeeld tot betalen van schadevergoeding nader op te maken bij staat, voor het geval zij niet voldoen aan de veroordeling bedoeld in 4.36. Het Gerecht verwijst in dit verband naar 4.17 en 4.18. Watersports heeft gevraagd om hoofdelijke veroordeling van [verweerder in conventie sub 1] en All-in One samen met Papagayo. Zij heeft de hoofdelijkheid niet toegelicht. Het gerecht zal de hoofdelijkheid niet uitspreken, nu in dit stadium niet kan worden overzien dat de schadeplichtigheid van [verweerder in conventie sub 1], All-in One en Papagayo gelijk is. De omvang van de schadeplichtigheid van ieder van gedaagden en de eventuele hoofdelijkheid kan in de schadestaatprocedure aan de orde komen.
4.38.
Voor de vordering onder 3 geldt hetzelfde als overwogen in 4.19, met dien verstande dat deze vordering slechts jegens [verweerder in conventie sub 1] en All-in One toewijsbaar is. [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben in dit verband een beroep op eigen schuld van Watersports gedaan, nu [eiser in conventie sub 4] als haar bestuurder zich vanaf augustus 2014 aan de bedrijfsvoering van Watersports heeft onttrokken. Het debat hierover kan plaatsvinden binnen het kader van de schadestaatprocedure. Datzelfde geldt voor de stelling van [verweerder in conventie sub 1] dat hij zijn vordering uit hoofde van de rekening-courant-verhouding met Watersports met een eventuele schadevordering wil verrekenen. Voor de gevraagde hoofdelijke veroordeling met Papagayo geldt hetzelfde als overwogen in 4.37.
4.39.
Onder 5 vordert Watersports dat [verweerder in conventie sub 1] en All-in One hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van NAf 397.436,90. Dit bedrag is blijkens het inleidend verzoekschrift als volgt samengesteld:
- i.
roerende zaken die door Sublub zijn aangeschaft en in het gebouw op het strand van Papagayo zijn achtergelaten (begrote waarde NAf 6.000);
- ii.
roerende zaken die door [verweerder in conventie sub 1] voor rekening van Watersports zijn aangeschaft en sindsdien door All-in One worden gebruikt (NAf 17.917,85 aan kantoorspullen en NAf 30.377 aan watersportartikelen);
- iii.
misgelopen inkomsten voor Watersports vanwege het in strijd met de gemaakte afspraken niet door [verweerder in conventie sub 1] in Watersports inbrengen van de waterscooters van [verweerder in conventie sub 1] (begroot op NAf 100.000);
- iv.
privé kosten die door [verweerder in conventie sub 1] zijn geboekt ten laste van de rekening van Watersports (NAf 11.829,63);
- v.
kosten van inhuurkrachten van Ron Ron die door [verweerder in conventie sub 1] ten laste van de rekening van Watersports zijn gebracht (NAf 33.256,25);
- vi.
overboekingen vanaf de rekening van Watersports naar de privérekening van [verweerder in conventie sub 1] alsmede kasopnamen door [verweerder in conventie sub 1] ten laste van Watersports (in totaal NAf 188.056,17);
- vii.
de kosten die [eiser in conventie sub 3] heeft gemaakt voor de ontwikkeling van de website van Watersports en die door All-in One is ‘gekaapt’ (NAf 10.000).
4.40.
Het Gerecht stelt voorop dat het hier gaat om vermeende schadeposten die van elkaar moeten onderscheiden voor wat betreft de vraag wie van eisers de desbetreffende (beweerdelijke) schade heeft geleden. Dit is van belang, omdat slechts Watersports de onderhavige vordering heeft ingesteld. Van de hierboven genoemde schadeposten moet in elk geval ten aanzien van onderdeel i en onderdeel vii worden vastgesteld dat niet valt in te zien om welke reden Watersports aanspraak op die bedragen zou kunnen maken. De hier bedoelde schade is immers (beweerdelijk) geleden door Sublub respectievelijk [eiser in conventie sub 3]. Reeds om deze reden komt de vordering voor wat betreft deze schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking.
4.41.
Ten aanzien van onderdeel ii begrijpt het Gerecht het verwijt van Watersports aan [verweerder in conventie sub 1] en All-in One aldus dat [verweerder in conventie sub 1] tot kort voor zijn uitschrijving als bestuurder van Watersports en de start van het bedrijf van All-in One goederen ten laste van Watersports heeft gekocht, die vervolgens door All-in One in gebruik zijn genomen. Watersports heeft in dit verband verwezen naar een lijst waarop goederen staan vermeld. [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben deze stellingen niet concreet weersproken. Zij hebben volstaan met de stelling dat dit niet betekent dat alle goederen er per 1 december 2014 nog waren en dat “het grootste deel” door [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] is opgehaald. Deze reactie laat onverlet dat kennelijk in elk geval een deel van de vermelde goederen ten laste van Watersports is aangeschaft en nadien door All-in One in gebruik is genomen. Dit heeft te gelden als onrechtmatige handeling jegens Watersports, zowel van [verweerder in conventie sub 1] als van All-in One. Het Gerecht wijst erop dat [verweerder in conventie sub 1] op het moment van aanschaf van de goederen nog bestuurder van Watersports was en dus gehouden het belang van Watersports te dienen. Door nog tot kort voor zijn uitschrijving van bestuurder van Watersports en de start van zijn bedrijf All-in One goederen ten laste van Watersports te kopen, is [verweerder in conventie sub 1] in ernstige mate tekort geschoten in die verplichting. All-in One heeft hiervan op onrechtmatige wijze geprofiteerd, nu zij geacht moet worden hiervan te hebben geweten. [verweerder in conventie sub 1] en All-in One zijn dus schadeplichtig.
4.42.
Voor wat betreft de vordering ter zake de misgelopen inkomsten uit de verhuur van waterscooters (onderdeel iii) constateert het Gerecht dat Watersports c.s. het gevorderde bedrag van NAf 100.000 niet hebben onderbouwd. Nadat [verweerder in conventie sub 1] c.s. op het ontbreken van die onderbouwing hadden gewezen en overigens ook hadden betwist dat de waterscooters in Watersports zouden worden ingebracht, hebben Watersports c.s. hun vordering op dit punt niet alsnog deugdelijk onderbouwd. Wel hebben zij een aantal roerende zaken opgenoemd (conclusie van repliek sub 75), maar daarbij opgemerkt dat het hier gaat om kosten die Ron Ron ten laste van Watersports heeft gebracht. De vordering heeft echter betrekking op een veroordeling van [verweerder in conventie sub 1] en All-in One. Gelet op dit alles hebben Watersports c.s. naar het oordeel van het Gerecht hun vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd.
4.43.
Onderdeel iv heeft betrekking op vermeende privékosten die [verweerder in conventie sub 1] ten laste van Watersports zou hebben gebracht. Bij conclusie van antwoord heeft [verweerder in conventie sub 1] dat weersproken en gesteld dat het hier wel degelijk om zakelijke kosten ging. Hierop hebben Watersports c.s. aldus gereageerd dat zij het zakelijke karakter van een enkele post erkennen, en overigens vasthouden aan het onzakelijke karakter van de overige posten. Het Gerecht is van oordeel dat Watersports c.s. hiermee hun vordering onvoldoende hebben onderbouwd. Het was aan hen om die deugdelijke onderbouwing te verschaffen. Zij konden, gelet op het grote aantal posten, niet volstaan met het benoemen van een enkele post die bij nader inzien wel als zakelijk zou gelden en overigens zonder verdere concretisering vasthouden aan hun standpunt dat de overige kosten niet zakelijk waren. De vordering is niet toewijsbaar.
4.44.
Met onderdeel v verwijten Watersports c.s. [verweerder in conventie sub 1] dat hij personeelskosten van Ron Ron ten laste van Watersports heeft gebracht. Watersports c.s. hebben dit onderbouwd met een lijst van namen en de daarbij behorende kosten. Na een concrete betwisting bij antwoord hebben Watersports c.s. hun standpunt nader onderbouwd door middel van een verwijzing naar een partijverklaring. Die verklaring gaat concreet in op de rol die de betrokken medewerkers hebben gespeeld, met als conclusie dat zij niet voor Watersports maar voor Ron Ron hebben gewerkt. Hierop hebben [verweerder in conventie sub 1] c.s. niet gereageerd. Gelet op de concrete inhoud van de verklaring had dit wel van hen mogen worden verwacht. Het Gerecht neemt daarom als vaststaand aan dat de desbetreffende medewerkers niet voor Watersports maar voor Ron Ron werkzaam zijn geweest. Het moet als persoonlijk ernstig verwijtbaar worden beschouwd als een bestuurder van een vennootschap zonder zakelijke reden de kosten van werknemers van een andere vennootschap ten laste van de eerste vennootschap brengt. Op dit punt is daarom sprake van onrechtmatig handelen van [verweerder in conventie sub 1] en is hij schadeplichtig. Van onrechtmatig handelen van All-in One is op dit punt niet gebleken.
4.45.
Ten aanzien van de vordering onder vi geldt het volgende. Watersports c.s. hebben gesteld dat [verweerder in conventie sub 1] zonder zakelijke reden gelden vanaf de rekening van Watersports heeft overgemaakt naar zijn eigen rekening en daarmee in feite Watersports heeft ‘leeg getrokken’. [verweerder in conventie sub 1] heeft op zichzelf niet betwist dat hij geld van de rekening naar zichzelf heeft overgemaakt, maar hij stelt dit te hebben gedaan omdat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] ook geld van Watersports naar hun eigen rekening overmaakten. Het Gerecht is van oordeel dat [verweerder in conventie sub 1] door te handelen zoals hij heeft gedaan ernstig verwijtbaar en daarmee onrechtmatig jegens Watersports heeft gehandeld. Met zijn handelen heeft hij feitelijk immers financiële middelen aan Watersports onttrokken. Dat zijn medebestuurder [eiser in conventie sub 4] hetzelfde deed – volgens [verweerder in conventie sub 1] – rechtvaardigt zijn handelen niet. Op dit punt is [verweerder in conventie sub 1] dus schadeplichtig. Van onrechtmatig handelen van All-in One is op dit punt niet gebleken.
4.46.
Ten aanzien van de onderdelen ii, v en vi is dus sprake van schadeplichtigheid van [verweerder in conventie sub 1] (en voor wat betreft onderdeel ii ook van All-in One) ten aanzien van Watersports. De hoogte van de schade staat echter ter discussie. Watersports c.s. hebben hun vorderingen gebaseerd op gegevens zoals die volgens hen blijken uit de administratie van Watersports. Van der [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben echter aangevoerd dat de aan die administratie verbonden conclusies onbetrouwbaar zijn, omdat [eiser in conventie sub 3] aan de administratie heeft gewerkt en dus niet zeker is dat de door Watersports c.s. getrokken conclusies correct zijn. Dat [eiser in conventie sub 3] aan de administratie heeft gewerkt staat niet ter discussie. Het Gerecht is van oordeel dat dit betekent dat niet zonder meer van de juistheid van de door Watersports c.s. getrokken conclusies kan worden afgegaan. [eiser in conventie sub 3] heeft immers aan de administratie gewerkt in een fase waarin het conflict met Van der [verweerder in conventie sub 1] al bestond. Het komt het Gerecht voor dat, om tot vaststelling van de schade te komen, de (originele) administratie zal moeten worden onderzocht door een deskundige. Dit zal de nodige tijd vergen. Daarom en om te voorkomen dat de herstart van de exploitatie van de duikschool bij Papagayo veel vertraging oploopt, zal het Gerecht de begroting van de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure. Voor zover [verweerder in conventie sub 1] c.s. hebben bedoeld ook in dit verband een beroep te doen op eigen schuld aan de zijde van Watersports, kan ook dat verweer in de schadestaatprocedure aan de orde komen.
4.47.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen [verweerder in conventie sub 1] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 7.500 aan griffierecht, NAf 3.750 aan salaris (tot zover rusten deze hoofdelijk mede op Papagayo) en op NAf 1.486,86 aan herbetekeningskosten. Voorts zijn [verweerder in conventie sub 1] c.s. gehouden tot vergoeding van de beslagkosten. Op basis van de overgelegde beslagstukken worden deze begroot op NAf 7.222,80.
In reconventie
4.48.
De vordering in reconventie is geheel gebaseerd op het standpunt dat het besluit van [eiser in conventie sub 4] om namens Watersports deze procedure te beginnen aantastbaar is vanwege tegenstrijdig belang. Uit de beoordeling in conventie volgt dat dit standpunt onjuist is. Daarop stuit de reconventionele vordering af.
4.49.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [verweerder in conventie sub 1] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 3.125 voor salaris.
5. De beslissing
Het Gerecht:
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Papagayo onrechtmatig heeft gehandeld jegens Waterports door de huurovereenkomst niet op naam van Watersports af te sluiten maar op naam van [verweerder in conventie sub 1] privé;
5.2.
veroordeelt Papagayo om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis een huurovereenkomst ter zake de duikschool met Watersports aan te gaan, conform de bepalingen zoals opgenomen in de overeenkomst overgelegd als productie 8 bij conclusie van antwoord, een en ander op straffe van een dwangsom van NAf 1.500 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Papagayo hiermee in gebreke blijft, met een maximum van NAf 150.000;
5.3.
verstaat dat de termijn als bedoeld in artikel 6:103, tweede volzin, BW wordt bepaald op zes maanden na datum van dit vonnis en veroordeelt Papagayo, indien zij niet binnen die termijn aan de onder 5.2 bedoelde veroordeling voldoet, tot vergoeding van de schade van Watersports als gevolg van de in 5.1 bedoelde onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
veroordeelt Papagayo, indien zij voldoet aan de onder 5.2 bedoelde veroordeling, tot vergoeding van de schade van Watersports in de periode van 1 maart 2014 tot de ingangsdatum van de in 5.2 bedoelde overeenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.5.
veroordeelt Papagayo tot vergoeding aan Watersports van NAf 1.792,15 ter zake de beslagkosten;
5.6.
verklaart voor recht dat [verweerder in conventie sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Watersports door de huurovereenkomst niet op naam van Watersports af te sluiten maar op zijn eigen naam;
5.7.
verklaart voor recht dat All-in One onrechtmatig heeft gehandeld jegens Watersports door misbruik te maken van het in 5.6 bedoelde onrechtmatige handelen door ter plaatse vanaf 1 december 2014 een duikschool- en waterscooterverhuurbedrijf te exploiteren;
5.8.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] en All-in One tot het gehengen en gedogen dat de in 5.2 bedoelde huurovereenkomst tussen Papagayo en Watersports wordt aangegaan, op straffe van een dwangsom van NAf 500 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [verweerder in conventie sub 1] en All-in One hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van NAf 50.000;
5.9.
verstaat dat de termijn als bedoeld in artikel 6:103, tweede volzin, BW wordt bepaald op zes maanden na datum van dit vonnis en veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] en All-in One, indien zij niet binnen die termijn aan de onder 5.8 bedoelde veroordeling voldoen, tot vergoeding van de schade van Watersports als gevolg van hun onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.10.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] en All-in One indien zij voldoen aan de onder 5.8 bedoelde veroordeling, tot vergoeding van de schade van Watersports in de periode van 1 maart 2014 tot de ingangsdatum van de in 5.2 bedoelde overeenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.11.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] en All-in One hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, respectievelijk [verweerder in conventie sub 1] tot vergoeding van de schade van Watersports als bedoeld in 4.41 respectievelijk 4.44 en 4.45, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.12.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] c.s. tot vergoeding aan Watersports van NAf 7.222,80 ter zake de beslagkosten;
5.13.
veroordeelt Papagayo en [verweerder in conventie sub 1] c.s. hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, tot vergoeding aan Watersports van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 11.250;
5.14.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] c.s. tot vergoeding aan Watersports van de overige proceskosten, tot op heden begroot op NAf 1.486,86;
5.15.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.16.
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
5.17.
wijst de vorderingen af;
5.18.
veroordeelt [verweerder in conventie sub 1] c.s. in de proceskosten van Watersports c.s., tot aan deze uitspraak begroot op NAf 3.125.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 december 2017.