NJB 2023/2704
Recht op het laatste woord, art. 311 lid 4 Sv: in casu blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting niet dat – nadat aan de verdachte het recht was gelaten het laatst te spreken, de advocaat-generaal daarna had gerepliceerd en de raadsman vervolgens had gedupliceerd – aan de verdachte opnieuw het recht is gelaten het laatst te spreken. Schending op straffe van nietigheid van art. 311 lid 4 Sv.
HR 07-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1475
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 november 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans en C.N. Dalebout
- Zaaknummer
21/05236
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1475, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑09‑2023
- Wetingang
(art. 311 Sv)
Essentie
Recht op het laatste woord, art. 311 lid 4 Sv: in casu blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting niet dat – nadat aan de verdachte het recht was gelaten het laatst te spreken, de advocaat-generaal daarna had gerepliceerd en de raadsman vervolgens had gedupliceerd – aan de verdachte opnieuw het recht is gelaten het laatst te spreken. Schending op straffe van nietigheid van art. 311 lid 4 Sv.
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – ‘poging tot zware mishandeling’. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt o.a. in: ‘De verdachte, ter terechtzitting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.