Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/687)
- Inwerkingtreding
23-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/687)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (1), en met name artikel 47, lid 1, artikel 53, lid 2, artikel 54, lid 3, artikel 55, lid 2, artikel 58, lid 2, artikel 63, eerste alinea, artikel 64, lid 4, artikel 67, eerste alinea, artikel 68, lid 3, artikel 70, lid 3, artikel 72, lid 2, artikel 73, lid 3, artikel 74, lid 4, artikel 76, lid 5, artikel 77, lid 2, en artikel 272, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EU) 2016/429 bevat regels voor de preventie en bestrijding van dierziekten die op dieren of mensen kunnen worden overgedragen, met inbegrip van regels inzake waakzaamheid en paraatheid voor en bestrijding van ziekten. Verordening (EU) 2016/429 bevat meer bepaald ziektespecifieke regels voor de preventie en bestrijding van de in artikel 5 van die verordening bedoelde ziekten. In Verordening (EU) 2016/429 wordt ook bepaald dat die ziektespecifieke regels van toepassing zijn op diersoorten en groepen van diersoorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van specifieke ziekten en die daarom zijn opgenomen in de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (2).
- (2)
Er moeten regels worden vastgesteld ter aanvulling van de regels inzake ziektebestrijdingsmaatregelen van deel III, titel II, van Verordening (EU) 2016/429 voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten. Die aanvullende regels en de regels van Verordening (EU) 2016/429 zijn nauw met elkaar verbonden en moeten samen worden toegepast. Omwille van de eenvoud, de transparantie en een eenvoudige toepassing moeten de aanvullende regels in één enkele handeling worden vastgesteld in plaats van in verschillende afzonderlijke handelingen die veel kruisverwijzingen zouden bevatten en een risico op overlapping zouden inhouden.
- (3)
Artikel 53, artikel 54, lid 3, artikel 55, lid 2, artikel 58, lid 2, en de artikelen 63, 64, 67, 68 en 70 van titel II, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) 2016/429 hebben betrekking op diverse technische aspecten van de maatregelen die moeten worden genomen indien er een vermoeden en bevestiging is van de aanwezigheid van in artikel 9, lid 1, onder a), van die verordening bedoelde ziekten. Artikel 72, lid 2, artikel 73, lid 3, artikel 74, lid 4, artikel 76, lid 5, en artikel 77 van titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) 2016/429 hebben betrekking op technische aspecten van de maatregelen die moeten worden genomen indien er een vermoeden en bevestiging is van de aanwezigheid van in artikel 9, lid 1, onder b) en c), van die verordening bedoelde ziekten.
- (4)
De regels die op grond van de artikelen in titel II moeten worden vastgesteld, houden verband met elkaar aangezien zij van toepassing zijn op ziektebestrijdingsmaatregelen voor verschillende categorieën in de lijst opgenomen ziekten in Verordening (EU) 2016/429. Met het oog op de doeltreffende toepassing van die regels en omwille van de duidelijkheid moeten de regels derhalve worden vastgesteld in één enkele gedelegeerde handeling die een uitgebreide reeks technische maatregelen voor de bestrijding van in de lijst opgenomen ziekten bevat en die aan de algemene vereenvoudiging van het rechtskader inzake de bestrijding van dierziekten bijdraagt.
- (5)
Vorige bepalingen inzake ziektebestrijding zijn vastgesteld in verschillende richtlijnen, die allemaal regels met betrekking tot één of enkele dierziekten bevatten. Sommige van die regels zijn vervangen door Verordening (EU) 2016/429, andere moeten door deze gedelegeerde verordening worden vervangen met het oog op vereenvoudiging en om mogelijke inconsistenties te elimineren. Dit zal leiden tot duidelijke, geharmoniseerde en gedetailleerde regels ter bestrijding van dierziekten in de hele Unie. Het zal bevoegde autoriteiten en exploitanten ook in staat stellen de relevante bepalingen toe te passen en zal de regels transparanter maken, waardoor beter kan worden gereageerd op risico's inzake dierziekten.
- (6)
Om een uitbraak van een ziekte van categorie A zo snel mogelijk te onderdrukken en een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid en het dierenwelzijn te waarborgen, moet op Unieniveau in ziektebestrijdingsmaatregelen worden voorzien.
- (7)
Het toepassingsgebied van deze verordening moet derhalve ziektebestrijdingsmaatregelen voor ziekten van categorie A bij land- en waterdieren omvatten alsook bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen voor ziekten van categorie B en C. In het geval van ziekten van categorie B en C moeten die ziektebestrijdingsmaatregelen worden toegepast in samenhang met de regels inzake bewaking en uitroeiing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (3).
- (8)
De in deze gedelegeerde verordening vastgestelde ziektebestrijdingsmaatregelen moeten van toepassing zijn op dieren en op producten die zijn verkregen van dieren, met inbegrip van producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Dierlijke bijproducten zijn onderworpen aan de regels inzake volks- en diergezondheid van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4). De in die verordening vastgestelde regels voor de veilige verzameling, verwijdering en verwerking van dierlijke bijproducten en afgeleide producten zijn van toepassing wanneer een ziekte van categorie A uitbreekt. Die verordening bevat echter geen ziektebestrijdingsmaatregelen en beperkingen die in dergelijk geval moeten worden toegepast. Dergelijke regels moeten daarom in deze gedelegeerde verordening worden vastgesteld.
- (9)
Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) bevat regels voor het veilige vervoer van gevaarlijke goederen. Voor het vervoer van besmette dierlijke bijproducten of andere besmette materialen die als gevaarlijke goederen kunnen worden beschouwd, moeten de bevoegde autoriteiten de in die richtlijn vastgestelde regels naleven.
- (10)
Het is aangewezen om één enkele benadering te volgen met betrekking tot de maatregelen die in het geval van een ziekte van categorie A moeten worden toegepast. Er moet echter rekening worden gehouden met de epidemiologie van de ziekte om het geschikte moment te bepalen waarop de bevoegde autoriteit bestrijdingsmaatregelen moet toepassen en onderzoeken moet uitvoeren als er een vermoeden of bevestiging van de aanwezigheid van een dergelijke ziekte is. Daarom moet worden voorzien in ‘monitoringperioden’, referentieperioden voor ziekten van categorie A die landdieren treffen, die gebaseerd zijn op de incubatieperiode en andere relevante elementen die de verspreiding van de ziekte kunnen beïnvloeden.
- (11)
Op grond van artikel 54 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit de aanwezigheid van een ziekte van categorie A in verschillende stadia onderzoeken: i) als wordt vermoed dat de ziekte aanwezig is, ii) als de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd, en iii) als de verspreiding ervan naar epidemiologisch verbonden inrichtingen en locaties en naar aangrenzende inrichtingen en zones moet worden uitgesloten. Die onderzoeken omvatten een klinisch onderzoek en bemonstering met het oog op laboratoriumtests. Er moeten algemene regels inzake bemonstering worden vastgesteld om de geldigheid van de bemonsteringsprocedures, diagnostische methoden en biobeveiligingsmaatregelen te waarborgen.
- (12)
Op grond van artikel 43 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit noodplannen opstellen en actualiseren en, indien nodig, gedetailleerde handleidingen verstrekken voor de uitvoering van de maatregelen die moeten worden genomen in het geval van een ziekte van categorie A zoals bedoeld in deel III van die verordening. De in deze gedelegeerde verordening vastgestelde maatregelen vormen een aanvulling op de in deel III van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde maatregelen; zij moeten derhalve worden uitgevoerd overeenkomstig de bij Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde noodplannen.
- (13)
De artikelen 53 en 55 van Verordening (EU) 2016/429 bevatten de verplichtingen voor exploitanten en bevoegde autoriteiten in geval van een vermoeden van een ziekte van categorie A. Het doel hiervan is de verspreiding van de ziekte van getroffen dieren en inrichtingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn naar niet-getroffen dieren of naar mensen te voorkomen nog voor de aanwezigheid van de ziekte is bevestigd. De in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde ziektebestrijdings- en biobeveiligingsmaatregelen moeten in dit vroege stadium in de getroffen inrichting worden toegepast ten aanzien van verplaatsingen van dieren en producten van en naar die inrichting en de omgeving ervan. Die maatregelen moeten ook nauwkeurig worden beschreven om de doeltreffendheid en evenredigheid ervan te waarborgen.
- (14)
Op grond van artikel 54 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit bij vermoeden van de aanwezigheid van een ziekte van categorie A een officieel onderzoek uitvoeren om de aanwezigheid van de ziekte te bevestigen of uit te sluiten. Teneinde een standaardwerkwijze voor dergelijke officiële onderzoeken in alle lidstaten vast te stellen, moet nauwkeurig worden beschreven in welke omstandigheden het uitvoeren van een onderzoek gerechtvaardigd is, welke de minimale onderzoekstaken zijn die officiële dierenartsen moeten uitvoeren en hoe die taken moeten worden uitgevoerd.
- (15)
Bij Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat bij een vermoeden of bevestiging van de aanwezigheid van een ziekte van categorie A ziektebestrijdingsmaatregelen niet alleen moeten worden uitgevoerd in inrichtingen waar dieren worden gehouden maar ook in levensmiddelen- en diervoederbedrijven, in inrichtingen voor dierlijke bijproducten of in andere locaties die een risico op de verspreiding van ziekten kunnen inhouden. Er moet worden gespecificeerd welke bestrijdingsmaatregelen in die gevallen van toepassing zijn, met name in het geval van grenscontroleposten en vervoermiddelen.
- (16)
Bij Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat de bevestiging van de aanwezigheid van een ziekte van categorie A het moment is waarop de bevoegde autoriteit strengere ziektebestrijdingsmaatregelen moet beginnen uitvoeren dan die welke in het stadium van het vermoeden worden toegepast en verdere onderzoeken moet instellen. Derhalve moet worden bepaald wanneer de aanwezigheid van een ziekte van categorie A wordt geacht bevestigd te zijn. Deze bevestiging moet geschieden overeenkomstig de op grond van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde handelingen van de Unie betreffende de bewaking van ziekten, uitroeiingsprogramma's en ziektevrije status.
- (17)
Verordening (EU) 2016/429 bevat de basisregels inzake de ziektebestrijdingsmaatregelen die in geval van een uitbraak van een ziekte van categorie A moeten worden toegepast in de getroffen inrichtingen. Op grond van die verordening beschikken de bevoegde autoriteiten ook over een zekere flexibiliteit om te bepalen welke van die maatregelen moeten worden toegepast. Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de meest evenredige en doeltreffende bestrijdingsmaatregelen te nemen en om een geharmoniseerde uitvoering van de door de lidstaten genomen maatregelen te waarborgen, moeten gedetailleerde besluitvormingscriteria worden vastgesteld op basis van de epidemiologische omstandigheden, het type en de locatie van de inrichtingen, de soorten en categorieën dieren en de economische en sociale omstandigheden van het door de ziekte getroffen gebied.
- (18)
De bevoegde autoriteit moet de mogelijkheid hebben om, in gerechtvaardigde gevallen en waar nodig op voorwaarde dat aanvullende garanties worden geboden, afwijkingen van bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen toe te staan, met name van de vereiste om de dieren in de getroffen inrichting te doden, rekening houdend met epidemiologische factoren en na een nauwkeurige risicobeoordeling te hebben uitgevoerd. Dergelijke afwijkingen kunnen worden toegestaan voor geconsigneerde inrichtingen, voor dieren die worden gehouden voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de instandhouding van beschermde of met uitsterven bedreigde soorten, en voor officieel geregistreerde zeldzame rassen of dieren met een gerechtvaardigde hoge genetische, culturele of educatieve waarde. In dergelijke gevallen kan de toepassing van algemene maatregelen ongewenste en onevenredige gevolgen hebben.
- (19)
Om de ziektebestrijdingsmaatregelen op specifieke situaties te kunnen afstemmen, moet de bevoegde autoriteit de mogelijkheid hebben ziektebestrijdingsmaatregelen toe te passen waarin Verordening (EU) 2016/429 of deze gedelegeerde verordening niet uitdrukkelijk voorziet, rekening houdend met epidemiologische factoren en nadat zij een risicobeoordeling heeft uitgevoerd.
- (20)
Reiniging en ontsmetting in de getroffen inrichting is één van de in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde basismaatregelen voor ziektebestrijding om het risico op de verspreiding van een ziekte van categorie A waarvan de aanwezigheid is bevestigd, te beperken. Voorlopige reiniging en ontsmetting zijn de doeltreffendste maatregelen om de hoeveelheid ziekteverwekkers in de getroffen inrichting te verminderen eens de getroffen dieren zijn verwijderd. De bevoegde autoriteit moet daarom worden verplicht de uitvoering van de onmiddellijke voorlopige reiniging en ontsmetting en, in voorkomend geval, bestrijding van insecten en knaagdieren te controleren. De reinigings- en ontsmettingsprocedure moet nauwkeurig worden beschreven, waarbij moet worden gespecificeerd wanneer zij in werking moet worden gesteld en wat de criteria voor de selectie van de te gebruiken biociden zijn.
- (21)
Op grond van artikel 62 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit de in de getroffen inrichtingen toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen uitbreiden tot andere inrichtingen, epidemiologische eenheden daarvan, levensmiddelen- en diervoederbedrijven, inrichtingen voor dierlijke bijproducten of andere relevante locaties, met inbegrip van vervoermiddelen, indien epidemiologische bewijzen het vermoeden wekken dat de ziekte van categorie A daarnaar, daarvan of daardoor wordt verspreid. Het is noodzakelijk het traceerbaarheidsonderzoek te specificeren dat de bevoegde autoriteit in het kader van het epidemiologische onderzoek zoals bedoeld in Verordening (EU) 2016/429 moet uitvoeren om die epidemiologische verbanden terdege te identificeren.
- (22)
Ook de bestrijdingsmaatregelen die in geïdentificeerde verbonden inrichtingen en locaties moeten worden toegepast, moeten worden beschreven. Om doeltreffend te zijn, moeten die maatregelen flexibel en evenredig zijn, zodat exploitanten of bevoegde autoriteiten niet onnodig worden belast. Het moet voor de bevoegde autoriteiten daarom mogelijk zijn in uitzonderlijke omstandigheden van de algemene bepalingen af te wijken nadat zij een risicobeoordeling hebben uitgevoerd.
- (23)
Op grond van artikel 64 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit, wanneer een uitbraak van een ziekte van categorie A is bevestigd, rond de getroffen inrichting een beperkingszone instellen om de verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. De beperkingszone kan een beschermings- en bewakingszone omvatten. Er moeten aanvullende regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop een beperkingszone moet worden ingesteld en, in voorkomend geval, gewijzigd, met inbegrip van nadere toelichting over de beschermingszone, de bewakingszone en de mogelijkheid om afhankelijk van de epidemiologie van de ziekte nog andere beperkingszones in te stellen. Er moet ook worden voorzien in specifieke afwijkingen voor gevallen waarin het instellen van beperkingszones niet bijdraagt tot het onder controle houden van de verspreiding van de ziekte of een ongerechtvaardigde belasting van exploitanten en bevoegde autoriteiten zou inhouden.
- (24)
Artikel 65 van Verordening (EU) 2016/429 bevat de maatregelen die de bevoegde autoriteit in de beperkingszone kan nemen om de verspreiding van de ziekte te voorkomen. Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de meest evenredige en doeltreffende bestrijdingsmaatregelen te nemen en om een geharmoniseerde uitvoering van de maatregelen in alle lidstaten te waarborgen, moeten gedetailleerde besluitvormingscriteria worden vastgesteld op basis van de epidemiologische omstandigheden, het type en de locatie van de productie-inrichtingen, de soorten en categorieën dieren en de economische en sociale omstandigheden van het door de ziekte getroffen gebied.
- (25)
De verboden op verplaatsingen van dieren en producten binnen, vanuit of door de beschermings- en bewakingszone en de verboden op andere activiteiten die een risico op verspreiding van een ziekte van categorie A kunnen inhouden, moeten worden gespecificeerd. Deze verboden moeten in verhouding staan tot het risico op verspreiding van de ziekte dat elke activiteit en elk product inhoudt. Bijgevolg moet bij de vaststelling ervan rekening worden gehouden met het epidemiologische profiel van de ziekte. Dit is vooral belangrijk wanneer het gaat om verboden die betrekking hebben op producten, aangezien bepaalde producten moeten worden vrijgesteld, met name producten die als veilig worden beschouwd wat het risico op de verspreiding van bepaalde ziekten betreft.
- (26)
De verboden op activiteiten in de beperkingszone moeten zo veel mogelijk worden beperkt. De bevoegde autoriteit moet daarom de mogelijkheid hebben afwijkingen van de verboden toe te staan wanneer bepaalde risicobeperkingsmaatregelen worden genomen en aan bepaalde procedurele voorwaarden wordt voldaan. Dergelijke afwijkingen kunnen meer bepaald worden toegestaan wanneer de bevoegde autoriteit de versterkte biobeveiligingsmaatregelen kan controleren en wanneer is voldaan aan algemene en specifieke voorwaarden ten aanzien van de betrokken dieren, van die dieren verkregen producten of andere mogelijk verontreinigde stoffen en materialen.
- (27)
Verplaatsingen van hoefdieren moeten worden beperkt tot het vervoer naar een slachthuis. Verplaatsingen van pluimvee moeten worden beperkt tot het vervoer naar een slachthuis en tot jonge dieren zoals eendagskuikens en legrijp pluimvee. Verplaatsingen van producten van dierlijke oorsprong moeten worden toegestaan als de producten zijn geproduceerd vóór de voor de ziekte bepaalde periode waarin het risico groot is. Verplaatsingen van producten van dierlijke oorsprong en bijproducten die zijn geproduceerd tijdens of na de periode waarin het risico groot is, moeten worden toegestaan als de producten specifieke behandelingen hebben ondergaan die de ziekteverwekker inactiveren. Die behandelingen moeten in overeenstemming zijn met de bestaande wetgeving van de Unie, internationale normen en nieuw wetenschappelijk bewijs.
- (28)
De bevoegde autoriteit moet inrichtingen kunnen bezoeken en dieren kunnen onderzoeken. Om de verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen, moeten voorschriften worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan vóór de op de beschermingszone van toepassing zijnde maatregelen kunnen worden opgeheven. Wanneer die maatregelen worden opgeheven, moeten de maatregelen die op de bewakingszone van toepassing zijn, gedurende een bijkomende periode worden toegepast in het gebied dat voorheen binnen de beschermingszone viel om ervoor te zorgen dat de ziekte onder controle wordt gehouden.
- (29)
De bepalingen inzake bestrijdingsmaatregelen die binnen de bewakingszone van toepassing zijn, moeten algemene en specifieke regels omvatten voor dieren, van die dieren verkregen producten of andere mogelijk verontreinigde stoffen en materialen. Zij moeten ook afwijkingen omvatten om een evenredige toepassing van de bestrijdingsmaatregelen mogelijk te maken. De intensiteit van de bestrijdingsmaatregelen en de afwijkingen voor de evenredige toepassing ervan moeten in overeenstemming zijn met het lagere risico dat de bewakingszone inhoudt voor de verspreiding van de ziekte, maar moeten waarborgen dat de bestrijdingsmaatregelen volstaan om elk risico op verdere verspreiding van de ziekte uit te sluiten.
- (30)
De bevoegde autoriteit moet: i) de herbevolking van de getroffen inrichtingen met dieren goedkeuren, ii) ervoor zorgen dat een laatste reiniging en ontsmetting van de inrichting wordt uitgevoerd en, in voorkomend geval, iii) de aanwezigheid van vectoren controleren om ervoor te zorgen dat ziekten niet opnieuw uitbreken. De bevoegde autoriteit moet de flexibiliteit hebben om te beslissen wat de meest geschikte herbevolkingsmaatregelen zijn rekening houdend met de epidemiologische omstandigheden en specifieke risicobeperkende voorwaarden.
- (31)
Ook wilde dieren van in de lijst opgenomen soorten kunnen door ziekten van categorie A worden getroffen. Bestrijdingsmaatregelen voor die wilde dieren zijn van essentieel belang om de verspreiding van die ziekten te voorkomen en deze uit te roeien. Wat ziekten bij gehouden dieren betreft, moet de bevoegde autoriteit overwegen bestrijdingsmaatregelen te nemen voor ziekten bij wilde dieren als onderdeel van de noodplannen zoals bedoeld in Verordening (EU) 2016/429. Die bestrijdingsmaatregelen moeten van toepassing zijn op vermoedelijke en bevestigde gevallen van een ziekte die wilde dieren in een besmette zone treft. Maatregelen ter beperking van de verplaatsing van gehouden dieren van in de lijst opgenomen soorten uit de besmette zone moeten flexibel worden toegepast op basis van de epidemiologische situatie. Zo worden robuuste bestrijdingsmaatregelen gewaarborgd zonder de exploitanten en de bevoegde autoriteiten onnodig te belasten.
- (32)
De verzameling en veilige verwijdering van kadavers van wilde dieren draagt bij tot het voorkomen van de verspreiding van ziekten van categorie A. Verordening (EU) 2016/429 moet worden aangevuld met regels die de veilige verzameling en verwijdering waarborgen van dierlijke bijproducten van wilde land- en waterdieren die door een ziekte van categorie A zijn getroffen of waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 beperkende maatregelen gelden naar aanleiding van een dergelijke ziekte.
- (33)
Op grond van artikel 43 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit in het kader van de noodplannen een operationele groep van deskundigen instellen. Deze plannen beogen een grote waakzaamheid en paraatheid voor ziekten en maken een snelle reactie in geval van een uitbraak van een ziekte van categorie A mogelijk. De voornaamste taak van de operationele groep van deskundigen in geval van een ziekte-uitbraak bij landdieren is de ondersteuning van de bevoegde autoriteit bij het bepalen van relevante maatregelen voor de bestrijding of uitroeiing van de ziekte. De operationele groep van deskundigen voor ziekten bij wilde landdieren moet multidisciplinair zijn en vertegenwoordigers hebben van betrokken overheidsinstanties zoals milieu- en bosautoriteiten alsook betrokken belanghebbenden, lokale autoriteiten, de politie of andere organisaties die de bevoegde autoriteit kunnen adviseren over mogelijke acties en de uitvoering ervan om de ziekte van categorie A te bestrijden of uit te roeien.
- (34)
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (6) bevat bepalingen inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en inzake de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren. De bepalingen van deze gedelegeerde verordening moeten gebaseerd zijn op de bepalingen van voorgaande wetgeving van de Unie die doeltreffend waren en zijn herzien en zo veel mogelijk zijn afgestemd op de in het verleden opgedane kennis en ervaring en die op basis van nieuwe gegevens en internationale normen zijn geactualiseerd.
- (35)
Artikel 61 van Verordening (EU) 2016/429 voorziet in de toepassing van ziektebestrijdingsmaatregelen in inrichtingen en andere locaties naar aanleiding van de bevestiging van de aanwezigheid van een ziekte van categorie A. Eén van die maatregelen is het doden van dieren die besmet kunnen zijn of aan de verspreiding van de ziekte kunnen bijdragen. De mogelijkheid tot preventieve doding moet in deze gedelegeerde verordening nader worden beschreven als een ziektebestrijdingsmaatregel die tot doel heeft de besmettingsdruk van een ziekte van categorie A te verminderen en de beheersing ervan te vergemakkelijken.
- (36)
Artikel 62 van Verordening (EU) 2016/429 bevat criteria voor de uitbreiding van in een getroffen inrichting toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen naar epidemiologisch verbonden inrichtingen en locaties. De analyse van de hydrodynamische en topografische omstandigheden, met inbegrip van gegevens over stroomgebieden, barrières in waterlopen of de waterdoorstroming, maakt het mogelijk de eventuele passieve verspreiding van een ziekte van categorie A naar andere inrichtingen of locaties te voorspellen en deze voorspelling kan bijdragen aan de beperking van de impact van een ziekte van categorie A. Het resultaat van een dergelijke analyse maakt het mogelijk beter onderbouwde ziektebestrijdingsmaatregelen toe te passen die de verspreiding van een ziekte van categorie A van een gebied met een hoog risico naar een ziektevrij gebied kunnen voorkomen of beperken.
- (37)
De bevoegde autoriteit moet kunnen afwijken van de beperkingen die van toepassing zijn na de bevestiging van de aanwezigheid van een ziekte van categorie A om het gebruik van aquacultuurdieren voor menselijke consumptie toe te staan, op voorwaarde dat de aquacultuurdieren geen klinische tekenen van de ziekte vertonen en zo worden verwerkt dat het risico op verspreiding van de ziekte via besmettelijk materiaal wordt beperkt. De afwijking moet tot doel hebben economische verliezen enerzijds, en het risico op verspreiding van de ziekte anderzijds, te beperken.
- (38)
Artikel 37 van Verordening (EU) 2016/429 voorziet in de erkenning van een ziektevrije status van compartimenten ten aanzien van in de lijst opgenomen ziekten. Compartimenten omvatten verschillende inrichtingen met gemeenschappelijke en efficiënte biobeveiligingssystemen waardoor die inrichtingen een afzonderlijke diergezondheidsstatus kunnen hebben. Wanneer wordt vermoed of bevestigd dat een ziekte van categorie A aanwezig is in een aquacultuurinrichting binnen een compartiment, moeten de ziektebestrijdingsmaatregelen bijgevolg worden uitgebreid naar andere inrichtingen in dat compartiment zodat de ziekte efficiënter wordt bestreden.
- (39)
Voor waterdieren is stillegging een ziektebestrijdingsmaatregel waarin reeds is voorzien in voorgaande wetgeving van de Unie inzake de preventie en bestrijding van ziekten bij aquacultuurdieren en waarvan de toepassing moet worden voortgezet. Het hoofddoel van stillegging is het voorkomen of beperken van het risico op herbesmetting van inrichtingen met de ziekte van categorie A nadat de reiniging en ontsmetting is voltooid en voordat een nieuwe populatie waterdieren wordt geïntroduceerd. Gelijktijdige stillegging in gebieden met verschillende besmette inrichtingen versterkt de ziektebestrijdingsmaatregelen en draagt bij aan een hoger succespercentage. Voor de verschillende ziekten van categorie A moeten verschillende stilleggingsperioden worden vastgesteld om de stillegging tot een minimum te beperken maar toch de doeltreffendheid van deze ziektebestrijdingsmaatregel te waarborgen.
- (40)
Indien een aquacultuurinrichting is getroffen door een ziekte van categorie A die geen risico voor de menselijke gezondheid inhoudt, moet het in de handel brengen van producten uit die inrichting worden toegestaan nadat risicobeperkingsmaatregelen zijn genomen. Voor vis moeten die maatregelen slachten en verwijdering van de ingewanden omvatten. Schaaldieren moeten tot niet-levensvatbare producten worden verwerkt voordat zij worden verzonden. De producten moeten voor rechtstreekse menselijke consumptie worden gebruikt of moeten verder worden verwerkt in een inrichting die op grond van artikel 179 van Verordening (EU) 2016/429 is erkend. Die maatregelen zijn doeltreffend om de verdere verspreiding van de ziekte te bestrijden en te voorkomen en laten toe dat de producten voor menselijke consumptie worden gebruikt in plaats van onnodig verloren te gaan.
- (41)
Bij artikel 64 van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat wanneer een ziekte van categorie A uitbreekt bij waterdieren, beperkingszones moeten worden ingesteld als een doeltreffende maatregel om de ziekte te bestrijden. Beperkingszones kunnen een beschermingszone omvatten rond inrichtingen met een verhoogd risico om door een ziekte van categorie A te worden getroffen. Om een doeltreffende ziektebestrijding te waarborgen en de verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen, moet het introduceren van aquacultuurdieren voor de kweek in binnen de beschermingszone gelegen inrichtingen worden verboden. Om herbesmetting te voorkomen, moet de beschermingszone worden gehandhaafd tot de besmette aquacultuurinrichtingen zijn vrijgemaakt van dieren en zijn gereinigd en ontsmet en de stilleggingsperiode is voltooid.
- (42)
Bestrijdingsmaatregelen die worden toegepast in een naar aanleiding van een ziekte bij waterdieren ingestelde beschermingszone, mogen pas worden opgeheven als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Die voorwaarden moeten de ruiming, de reiniging en ontsmetting en de stillegging van de getroffen inrichtingen omvatten. Bovendien moet het resultaat van de regelmatige inspectiebezoeken in alle inrichtingen in de beschermingszone bevredigend zijn. Wanneer aan al die voorwaarden is voldaan, moet de beschermingszone een bewakingszone worden. Die bewakingszone moet worden gehandhaafd tot de bewakingsperiode voor de desbetreffende ziekte van categorie A is verstreken en niets de aanwezigheid van de ziekte doet vermoeden.
- (43)
Op grond van artikel 43 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit een operationele groep van deskundigen instellen in het kader van de noodplannen die ontworpen zijn om een hoog niveau van waakzaamheid en paraatheid voor ziekten te waarborgen en om een snelle reactie in geval van een uitbraak van een ziekte van categorie A mogelijk te maken. De voornaamste taak van de operationele groep van deskundigen in geval van een ziekte-uitbraak bij waterdieren is de ondersteuning van de bevoegde autoriteit bij het bepalen van relevante maatregelen voor de bestrijding of uitroeiing van de ziekte. De operationele groep van deskundigen voor ziekten bij wilde waterdieren moet multidisciplinair zijn en vertegenwoordigers omvatten van overheidsinstanties zoals milieu- en visserij-autoriteiten alsook betrokken belanghebbenden, lokale autoriteiten, de politie of andere organisaties die de bevoegde autoriteit kunnen adviseren over mogelijke acties om de ziekte van categorie A te bestrijden of uit te roeien.
- (44)
Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 voorziet in de uitvoering van algemene veterinairrechtelijke beperkende maatregelen in het geval van ernstige overdraagbare ziekten. Wanneer een ziekte van categorie A aanwezig is bij aquacultuurdieren, mag de bevoegde autoriteit strengere regels opleggen voor dierlijke bijproducten die van bepaalde inrichtingen afkomstig zijn. Die regels zijn bedoeld om situaties aan te pakken waarin beperkingen op het gebied van de volksgezondheid mogelijk geen antwoord bieden op het risico voor de diergezondheid. Met name moeten dierlijke bijproducten van dergelijke inrichtingen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verwerkt of verwijderd als categorie 2-materiaal.
- (45)
De Richtlijnen 92/66/EEG (7), 2001/89/EG (8), 2002/60/EG (9), 2003/85/EG (10) en 2005/94/EG (11) van de Raad, die regels voor de bestrijding van dierziekten bevatten, worden bij artikel 270 van Verordening (EU) 2016/429 ingetrokken. Bij artikel 272 van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat de ingetrokken richtlijnen van toepassing blijven tot drie jaar na de datum van toepassing van die verordening of tot een eerdere datum die door de Commissie in een gedelegeerde handeling moet worden bepaald. Om een geharmoniseerde en vereenvoudigde aanpak voor alle soorten en ziekten te waarborgen, moet deze verordening van toepassing worden op de datum van toepassing van Verordening (EU) 2016/429 en moeten de ingetrokken richtlijnen op dezelfde datum vervallen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (zie bladzijde 211 van dit Publicatieblad).
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).
Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1).
Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5).
Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).
Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).
Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).