RAR 2021/75
Beëindigingsovereenkomst. Welke bewijslastverdeling geldt bij een vordering op grond van art. 7:686 jo. 7:611 BW, die volgt op een beëindigingsovereenkomst (art. 81 RO)?
HR 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:425
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 maart 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/04927
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269560:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:425, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:963, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2020
- Wetingang
Art. 7:670b, art. 7:686, art. 7:611, art. 7:669 lid 3 sub a BW; art. 150 Rv
Essentie
Beëindigingsovereenkomst. Schadevergoeding. Bewijslast. Goed werkgeverschap.
Welke bewijslastverdeling geldt bij een vordering op grond van art. 7:686 jo. 7:611 BW, die volgt op een beëindigingsovereenkomst, waarbij reeds een beëindigingsvergoeding volgens een sociaal plan overeen is gekomen?
Samenvatting
Werknemer is in 1998 in dienst getreden van Nationale Nederlanden (NN). Van 2013 tot 2017 was werknemer werkzaam als Senior Adviseur FAO. De ondernemingsraad van NN Group is in 2017 om advies gevraagd omtrent een voorgenomen reorganisatie, waarbij de afdeling van werknemer zou komen te vervallen en een nieuw team zou worden opgericht. Daarnaast zou de functie van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.