Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds
Artikel 257 Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 210 (uitgifte: 11-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2016, Trb. 2016, 88 (uitgifte: 28-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Indien de partij waartegen de klacht gericht is niet voor afloop van de redelijke termijn kennisgeeft van een maatregel die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat er geen maatregel is getroffen om aan de uitspraak te voldoen of dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 256, lid 1, van deze overeenkomst is kennisgegeven, niet verenigbaar is met de verplichtingen van de partij krachtens de in artikel 245 van deze overeenkomst bedoelde bepalingen, biedt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij, op verzoek van en na overleg met deze laatste, een tijdelijke compensatie aan.
2.
Indien de klagende partij besluit niet om een aanbod voor tijdelijke compensatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel te verzoeken of, wanneer zij wel daarom verzoekt maar de partijen geen akkoord over compensatie bereiken binnen dertig dagen na afloop van de redelijke termijn of de kennisgeving van de uitspraak van het arbitragepanel op grond van artikel 256 van deze overeenkomst dat er geen maatregel is getroffen om aan de uitspraak te voldoen of dat een maatregel tot naleving daarvan niet verenigbaar is met de in artikel 245 van deze overeenkomst bedoelde bepalingen, is de klagende partij gerechtigd om, na de andere partij en het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, als beschreven in artikel 408, lid 4, van deze overeenkomst, hiervan in kennis te hebben gesteld, de verplichtingen uit hoofde van de in artikel 245 van deze overeenkomst bedoelde bepalingen op te schorten in een adequate mate die overeenstemt met de mate waarin de schending de voordelen voor de klagende partij tenietdoet of beperkt. In de kennisgeving wordt gespecificeerd in welke mate de verplichtingen worden opgeschort. De klagende partij kan de opschorting vanaf tien dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de partij waartegen de klacht gericht is op elk gewenst tijdstip laten ingaan, tenzij de partij waartegen de klacht gericht is overeenkomstig lid 4 van dit artikel om arbitrage heeft verzocht.
3.
Wanneer de klagende partij haar verplichtingen opschort, kan zij ervoor kiezen haar tarieven tot het voor andere WTO-leden geldende niveau te verhogen voor een hoeveelheid verhandelde goederen die op zodanige wijze wordt vastgesteld dat deze hoeveelheid vermenigvuldigd met de verhoging van de tarieven gelijk is aan de waarde waarvoor de schending haar voordelen tenietdoet of beperkt.
4.
Indien de partij waartegen de klacht gericht is van oordeel is dat de mate van opschorting van de verplichtingen niet overeenstemt met de mate waarin de schending de voordelen voor de andere partij tenietdoet of beperkt, kan zij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt voor afloop van de in lid 2 bedoelde termijn van tien dagen medegedeeld aan de klagende partij en aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken. Het oorspronkelijke arbitragepanel deelt zijn uitspraak over de mate van opschorting van de verplichtingen binnen dertig dagen na de datum van indiening van het verzoek aan de partijen en aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken mede. De verplichtingen worden niet opgeschort voordat het oorspronkelijke arbitragepanel zijn uitspraak heeft medegedeeld, en de eventuele opschorting dient in overeenstemming te zijn met de uitspraak van het arbitragepanel.
5.
De opschorting van de verplichtingen en de in dit artikel voorziene compensatie zijn van tijdelijke aard en mogen niet meer worden toegepast nadat:
- a)
de partijen ingevolge artikel 262 van deze overeenkomst tot een onderling overeengekomen oplossing zijn gekomen, of
- b)
de partijen zijn overeengekomen dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 256, lid 1, van deze overeenkomst is kennisgegeven, ertoe leidt dat de partij waartegen de klacht gericht is in overeenstemming met de in artikel 245 van deze overeenkomst bedoelde bepalingen handelt, of
- c)
de maatregel waarvan is vastgesteld dat deze niet verenigbaar is met de in artikel 245 bedoelde bepalingen, is ingetrokken of gewijzigd en overeenkomstig artikel 256, lid 2, van deze overeenkomst met die bepalingen in overeenstemming is gebracht.