NJ 2018/244
Art. 359 lid 7 Sv. Oplegging niet-gemaximeerde terbeschikkingstelling bij veroordeling voor poging tot afpersing, bedreiging en belaging ontoereikend gemotiveerd.
HR 27-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:443, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 maart 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/01584
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124520:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:443, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:237, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑07‑2017
- Wetingang
Art. 37a lid 1, art. 38e lid 1 Sr; art. 351, 359 lid 7 Sv
Essentie
Art. 359 lid 7 Sv. Oplegging niet-gemaximeerde terbeschikkingstelling bij veroordeling voor poging tot afpersing, bedreiging en belaging ontoereikend gemotiveerd.
Het motiveringsvoorschrift van art. 359 lid 7 Sv is vooral van belang indien terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat niet zonder meer als geweldsmisdrijf in de zin van art. 38e lid 1 Sr kan worden gekarakteriseerd, bijvoorbeeld in geval van bedreiging of belaging. Blijkens zijn overwegingen heeft het hof kennelijk geoordeeld dat van een geweldsmisdrijf in de zin van art. 38e lid 1 Sr sprake was omdat ‘de verdachte (...) de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.