RvdW 2016/364
Voortgezet gebruik echtelijke woning op voet art. 1:165 BW; ingangsdatum wettelijke rente over gebruiksvergoeding.
HR 04-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:374
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 maart 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/04367
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Personen- en familierecht (V)
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:374, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑03‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2208, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2015
ECLI:NL:HR:2015:688, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:18, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2014
- Wetingang
Art. 1:165, 6:81-87, 6:119 BW
Essentie
Voortgezet gebruik echtelijke woning op voet art. 1:165 BW; ingangsdatum wettelijke rente over gebruiksvergoeding.
De vordering van de vrouw op de man tot voldoening van een gebruiksvergoeding, die het hof kennelijk heeft toegewezen op de voet van art. 1:165 BW, is eerst ontstaan en opeisbaar geworden als gevolg van de beschikking van het hof waarbij die gebruiksvergoeding aan de vrouw is toegekend. Derhalve kan de man vóór de datum van die beschikking niet met de voldoening van de gebruiksvergoeding in verzuim zijn geweest als bedoeld in art. 6:119 lid 1 BW in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.