NJ 2019/241
Verkrachting; voorwaardelijk opzet dat de seksuele handelingen plaatsvonden tegen de wil van slachtoffer.
HR 27-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2194, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 november 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, J.C.A.M. Claassens, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/04386
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS57493:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2194, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑01‑2018
- Wetingang
Art. 242 Sr
Essentie
Verkrachting. Voorwaardelijk opzet dat de seksuele handelingen plaatsvonden tegen de wil van het slachtoffer, ook al heeft het slachtoffer zich daar niet tegen verzet.
Samenvatting
Aan de term ‘dwingt’ in art. 242 Sr is slechts voldaan indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat dat hij iemand handelingen die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen, doet ondergaan tegen zijn of haar wil.
Verdachte heeft ’s nachts, nadat hij zich enkele uren had schuilgehouden in een andere kamer, plotseling de slaapkamer van het slachtoffer betreden, terwijl aan hem in het kader van een Veiligheidsplan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.