Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar pagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Limburg, Team Ondermijning, procesverbaalnummer 2015035245-126, sluitingsdatum 5 oktober 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 844, alsmede een Aanvulling voorlopig eind proces-verbaal, pagina 845 tot en met 855.
Hof 's-Hertogenbosch, 05-11-2019, nr. 20-001099-17
ECLI:NL:GHSHE:2019:4937
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
05-11-2019
- Zaaknummer
20-001099-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4937, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 05‑11‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1945
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:786
Uitspraak 05‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.
Parketnummer : 20-001099-17
Uitspraak : 5 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 maart 2017 in de strafzaak met parketnummer 03-702537-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
-opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1);
-om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit/die feiten (feit 2);
-witwassen (feit 3);
-handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (feit 4),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. De in beslag genomen voorwerpen, een geldbedrag van € 215.040,= en 83 cilinders zijn verbeurd verklaard en met betrekking tot een geldbedrag van € 15,= is beslist tot teruggave aan de verdachte.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens de akte hoger beroep onbeperkt ingesteld. Verdachte is in eerste aanleg van enkele onderdelen van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten vrijgesproken, te weten het (opzettelijk) aanwezig hebben van 6, althans een hoeveelheid, kannen gevuld met MDMA-olie, zoals ten laste gelegd onder 1, alsmede het voorhanden hebben van een katalysator, twintig schone nieuwe (eind)doppen ten behoeve van een pvc-buis en vervuilde aceton (kristallisatie-afval), zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal verdachte voor zover zijn beroep ook tegen deze vrijspraken is gericht niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van € 215.040,= en de 83 cilinders verbeurd dienen te worden verklaard en het geldbedrag van € 15,= aan verdachte dient te worden teruggegeven.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde 30 pillen bevattende MDMA en/of amfetamine in de woning en de 4 kilogram MDA-hydrochloride gerefereerd aan het oordeel van het hof en ten aanzien van de overige onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer):
- -
40,44 kilogram MDA (aangetroffen in (de) tuin(grond)), en/of
- -
30 pillen bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine (aangetroffen in een aan hem en/of zijn mededader(s) toebehorende woning), en/of
- -
9,04 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in 2 pvc buizen), en/of
- -
4 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in speciekuipen),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA-hydrochloride, zijnde MDA en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA-hydrochloride (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorhanden heeft gehad:
- -
een grote hoeveelheid stempels ten behoeve van een tabletteermachine, en/of
- -
3 kunststof potten gevuld met (vermoedelijk) Platinaoxide (PTO) (in totaal 1220 gram bruto), en/of
- -
een gemodificeerde industriële centrifuge (vervuild met resten MDMA poeder (indicatief) en donkerkleurige olie (met geur MDMA)), en/of
- -
een hoeveelheid pannen, en/of
- -
een 200 liter vat (etiket ethanol, restant vloeistof), en/of
- -
een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol (fd) en/of
- -
2 metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA poeder (indicatief), gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA, en/of
- -
een stuk zeil (opgerold, vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief positief MDMA))
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden, dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.hij op of omstreeks 1 maart 2015, in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (€ 216.000,=), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft (gehad), terwijl hij en/of zijn mededaders(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, en/of/althans, (een) voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (€ 216.000,=), voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
4.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten een vuurwapen (type: Riot gun), in elk geval een vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten:
- -
61, althans een hoeveelheid, hagelpatronen (kaliber: 12 gauche), en/of,
- -
24, althans een hoeveelheid, kogelpatronen (kaliber: 12 gauche), in elk geval een hoeveelheid patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- -
17,60 kilogram MDA (aangetroffen in de grond) en
- -
30 pillen bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en amfetamine (aangetroffen in een aan hem toebehorende woning) en
- -
9,04 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in 2 pvc buizen), en
- -
4 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in een speciekuip)
zijnde MDA en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA-hydrochloride telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorhanden heeft gehad:
- -
een grote hoeveelheid stempels ten behoeve van een tabletteermachine, en
- -
3 kunststof potten gevuld met Platinaoxide (PTO) (in totaal 1220 gram bruto), en
- -
een gemodificeerde industriële centrifuge (vervuild met resten MDMA poeder (indicatief) en donkerkleurige olie (met geur MDMA)), en
- -
een hoeveelheid pannen, en
- -
een 200 liter vat (etiket ethanol, restant vloeistof), en
- -
een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol en
- -
2 metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA poeder (indicatief), gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA, en
- -
een stuk zeil (opgerold, vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief MDMA)) waarvan verdachte wist dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, van voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (€ 216.000,=), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft (gehad), terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, en een hoeveelheid geld (€ 216.000,=), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
4.hij op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen (type: Riot gun) en munitie van categorie III, te weten:
- -
61 hagelpatronen (kaliber: 12 gauche), en/of,
- -
24 kogelpatronen (kaliber: 12 gauche) voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Inleiding en aanleiding onderzoek1.
Uit het dossier, onderzoek Echo, blijkt het volgende.
Op woensdag 9 januari 2013 is een proces-verbaal opgemaakt door de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Nationale Politie, Eenheid Limburg, waaruit, onder meer, naar voren komt dat verdachte zich al jaren bezig houdt met het vervaardigen van amfetamine en XTC, onder andere in de loods die ligt aan de linkerzijde op het terrein van verdachte aan de [adres] (pagina 88).
Op 10 april 2013 is bij de CIE informatie binnengekomen omtrent handel op grote schaal in XTC door verdachte (pagina 89). Op 18 augustus 2014 is informatie binnengekomen bij het Team Criminele Inlichtingen Eenheid Limburg (TCI), inhoudende onder meer dat verdachte veel geheime ruimtes op zijn terrein heeft en dat in deze ruimtes XTC geproduceerd wordt (pagina 90 en 91). Op 6 januari 2015 (pagina 92) en op 29 januari 2015 (pagina 93) zijn voorts TCI-processen-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat verdachte XTC aan het produceren is en dat verdachte blauwe pillen met het Mitsubishi logo slaat. Op 19 februari 2015 is een TCI-proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat verdachte een handelaar is in wapens en drugs (pagina 94).
Naar aanleiding van deze informatie is op zondag 1 maart 2015 door de politie binnengetreden op het perceel gelegen aan de [adres] alwaar een doorzoeking heeft plaatsgevonden.
Het perceel bestaat uit een woning, waaronder een ondergrondse discotheek bestaande uit verschillende verdiepingen, een tweetal loodsen (te weten een Romneyloods en een loods tegenover de woning) en een groenvoorziening c.q. bamboebosgebied (pagina 9).
In de woning zijn diverse goederen in beslag genomen (pagina 10) waaronder 4 busjes traangas, 2 ploertendoders (pagina 20) en geld. In de woning werden voorts verdovende middelen aangetroffen, waaronder hasj, cocaïne en XTC-pillen. In de bijkeuken werden 3 kunststof potten aangetroffen gevuld met naar later bleek platinaoxide.
In de loods (pagina 11) tegenover de woning van verdachte (aangeduid als SS5 L) werden tussen hooibalen goederen aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan de vervaardiging van MDMA (pvc-buizen gevuld met MDMA, centrifuge, speciekuipen, pannen, een 200 liter vat, jerrycans, bakken en zeil). In de loods werden tevens handschoenen aangetroffen: groene pvc-handschoenen in een zak, zwarte handschoenen in een speciekuip en groene pvc-handschoenen in een zak (pagina 43).
In die loods bevond zich in de linker ruimte een apart gebouwtje (pagina 642). Dit gebouwtje was verdeeld in twee ruimtes. Het plafond van de linker ruimte in het gebouwtje was evenals de TL-buizen vervuild met druppels bruinkleurige olieachtige vloeistof (pagina 644). Tevens was een muur besmet met opgedroogd bruinkleurige olieachtige vloeistof. In de rechter ruimte was een werktafel geplaatst met daarop een hoeveelheid poeder. Gelet op de analyseresultaten is volgens de interpretatie van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (hierna: LFO) het gebouwtje gebruikt voor de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name MDA en MD(E)MA, waarbij het plafond en de muren van dit gebouwtje besmet zijn geraakt.
Tussen dit aparte gebouwtje en de buitenmuur van de loods was een loze ruimte aanwezig, bereikbaar vanaf het dak van het aparte gebouwtje. Op de opening van de ruimte lagen diverse hooibalen. In die loze ruimte zijn goederen aangetroffen (afval) welke gerelateerd waren aan de vervaardiging van synthetische drugs (pagina 669). Vanaf de begane grond was deze ruimte onbereikbaar door een houten steunbalk.
In het bosperceel, bestaande uit bamboebomen, aangeduid als het terrein behorend bij de loods tegenover de woning (SS5 TR, hof: in samenhang met situatieschets pagina 459) werd onder de grond een wit plastic vat met rode deksel aangetroffen met daarin stapels bankbiljetten van 50, 100 en 200 euro, totaal 216.000,= euro.
Op maandag 2 maart 2015 is in de woning een vacuümpers in beslag genomen, op het terrein een vuurwapen in een pvc-buis, te weten een Riot gun, met patronen alsmede in de grond (eveneens aangeduid als het terrein behorend bij de loods tegenover de woning (SS5 TR, hof: in samenhang met situatieschets pagina 459)) 14 zakken met 40,46 kilo vermoedelijk MDMA en een ton met stempels ten behoeve van een tabletteermachine (pagina 11).
Op 3 maart 2015 is niets ter zake dienende meer in beslag genomen.
Op 8 juli 2015 heeft wederom een onderzoek plaatsgevonden in de loods gelegen aan de [adres] in het kader van een afzonderlijk opsporingsonderzoek (pagina 53). Tijdens deze doorzoeking is onder de betonnen vloer in de loods tegenover de woning in een metalen kist een tabletteermachine alsmede losse stempels en jerrycans aangetroffen. Een stempel was voorzien van het Mitsubishi logo (pagina 55).
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten blijkt uit het procesdossier het volgende.
feit 1
Op maandag 2 maart 2015 is het terrein van perceel [adres] doorzocht. Op dit terrein is een bosperceel met bamboebomen. Onder de grond (van het bamboebos) werden aangetroffen en in beslag genomen:2.
- een witte ton met negen plastic zakken met daarin per zak 2,54 kilogram vermoedelijk MDMA en één zak met 1,58 kilogram vermoedelijk MDMA;
- een oranje/bruine ton met drie plastic zakken met elk 5,04 kilogram vermoedelijk MDMA en één zak met 0,9 kilogram vermoedelijk MDMA.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft monsters uit deze partijen onderzocht: met betrekking tot de partij in de witte ton (AAHY5275NL) en vier monsters uit de partij in de oranje/bruine ton (AAHY5268NL, AAHY5269NL, AAHY5270NL, AAHY5271NL). Deze monsters testten allemaal positief op MDA. Uit de aanvullende informatie in de desbetreffende rapporten van het NFI blijkt dat MDA onder het synoniem tenamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.3.
In de slaapkamer van de verdachte is op 1 maart 2015 in een dressoir een paars doosje met ongeveer 30 pillen aangetroffen en in beslag genomen.4.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat die pillen van hem zijn en dat hij ze heeft gekocht als peppillen. Uit het rapport van het NFI blijkt dat de pillen amfetamine bevatten en een lage concentratie MDMA.5.
In de loods tegenover de woning van de verdachte werden tijdens de doorzoeking op 1 maart 2015 aangetroffen:
- een PVC-buis, gevuld met beige poeder en brokken met een nettogewicht van 4,39 kilogram;
- een PVC-buis, gevuld met beige poeder en brokken met een nettogewicht van 4,65 kilogram;
- een speciekuip, gevuld met netto 4 kilogram beige brokken en poeder.6.
De LFO heeft monsters van voornoemde stoffen genomen en deze monsters voor onderzoek aangeboden aan het NFI. Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat de monsters MDA-hydrochloride bevatten. Het NFI stelt dat MDA-hydrochloride past bij het bewerken van MDA, namelijk de omzetting van MDA-base in het hydrochloridezout van MDA.7.Blijkens toelichting van de LFO wordt MDA bij de synthese verkregen in de vorm van een base. Deze base kan niet goed verwerkt worden en wordt daarom omgezet in een zout dat de vorm heeft van een poeder.8.
Blijkens de toelichting in voormeld NFI-rapport staat MDA onder het synoniem tenamfetamine vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst I van verboden middelen.
feit 2
Op 2 maart 2015 is een blauwe ton met daarin 174 stempels en 83 cilinders voor een tabletteermachine onder de grond aangetroffen tijdens de doorzoeking van het bosperceel met bamboebomen op het perceel aan de [adres] . Deze voorwerpen zijn in beslag genomen.9.
In de bijkeuken van de woning van de verdachte zijn tijdens de doorzoeking op 1 maart 2015 drie potten met 1220 gram vermoedelijk platinaoxide (PTO) aangetroffen en in beslag genomen.10.Na onderzoek aan de ingestuurde monsters stelt het NFI vast dat het onderzochte poeder platina bevat. Blijkens de rapporten van het NFI wordt deze stof als katalysator gebruikt bij de vervaardiging van MDMA, metamfetamine, MDEA en/of MDA, en is het – aldus het NFI – gezien de marktwaarde van het edelmetaal platina niet aannemelijk dat het poeder als een afvalproduct wordt beschouwd.11.
In de loods tegenover de woning van de verdachte werden door de LFO tijdens de doorzoeking op 2 maart 2015 – voor zover in het kader van de tenlastelegging relevant –
aangetroffen en in beslag genomen:
- -
een gemodificeerde industriële centrifuge, vervuild met resten MDA-poeder en donkerkleurige olie (met geur MDMA);
- -
vijf pannen;
- -
een 200 litervat (etiket ethanol, restant vloeistof);
- -
een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol, dat niet als een afvalstof van de productie van verdovende middelen is te kwalificeren;
- -
twee metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA-poeder (indicatief MDMA), gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA;
- -
een stuk zeil, opgerold en vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief MDMA).
Deze goederen bevonden zich in de linker ruimte van de loods tussen een aantal gestapelde hooibalen, gelegen direct links van roldeur.12.
In een plasticzak die zich bevond tussen de spullen zoals aangetroffen bij de hooibalen in de loods zijn handschoenen aangetroffen met daarop sporen van MDA en celmateriaal met het DNA-profiel van verdachte (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).13.
feit 3
Tijdens de doorzoeking van de woning, de loodsen en het bijbehorende perceel van [adres] , is onder de grond in het bosperceel (aangeduid als het terrein behorend bij de loods tegenover de woning, SS5 TR)14.met bamboebomen een wit plastic vat aangetroffen met daarin stapels bankbiljetten van 50, 100 en 200 euro, gewikkeld in plastic folie. In totaal gaat het om een bedrag van € 216.000,=.15.
In het proces-verbaal van bevindingen wordt opgemerkt dat er nabij de voordeur van de woning een soortgelijke ton werd aangetroffen.16.
feit 4
Tijdens de doorzoeking van het terrein [adres] werd op 2 maart 2015 achter een afdak (schuurtje met daarin fitnessapparatuur) tussen het bamboebos en de Romneyloods in de grond een PVC-buis gevonden. In die buis zat een blauwe plastic zak met daarin een Riot gun en 85 patronen.17.Het wapen en de munitie werden in beslag genomen en onderzocht door een forensisch expert. Die concludeerde dat het een vuurwapen van categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie betreft, dat oorspronkelijk een geweer was. De totale lengte van het vuurwapen is ingekort, zodat dragen niet of minder zichtbaar is en dus heimelijk kan gebeuren. Ten aanzien van de munitie luidt de conclusie dat het gaat om 61 hagelpatronen, kaliber 12 gauche en 24 kogelpatronen, kaliber 12 gauche. Dit betreft munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.18.
De munitie is geschikt om met het geweer af te vuren.
Verweer: wetenschap
1.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de aan hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte niet wist dat zich binnen zijn machtssfeer, te weten op het adres aan de [adres] , de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde goederen bevonden, te weten de aangetroffen verdovende middelen (feit 1), de goederen bestemd om een feit in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen (feit 2), het geldbedrag ad € 216.000,= (feit 3) en de Riot gun en munitie (feit 4).
2.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Verdachte is sinds 1996 eigenaar van het perceel [adres] . Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de woning en loodsen op het terrein zelf heeft gebouwd. Ook heeft hij in 2005 de betonnen vloer aangebracht in de loods tegenover de woning. Het bamboebos is door hem zelf aangelegd in 1998 als bamboekwekerij. In de kelder onder de woning had verdachte een bedrijf in motoren; hij hield zich bezig met de inkoop van onderdelen en het vervolgens zelf samenstellen van motoren. Op de ten laste gelegde datum waren deze bedrijven echter niet meer actief en hield verdachte zich bezig met werkzaamheden als discjockey en met het organiseren van feesten. Hij woont samen met zijn echtgenote, [vrouw verdachte] .
De tegenover de woning gelegen loods heeft verdachte op 29 april 2009 in het kader van een onteigeningsprocedure aan de provincie verkocht ten behoeve van de aanleg van een rondweg (buitenring Parkstad Limburg). Verdachte had op 1 maart 2015 echter nog steeds het gebruiksrecht op de loods, omdat hij niet wilde dat de gemeente een anti-kraak-instantie zou inschakelen om kraken te voorkomen.
Volgens getuige [getuige] wilde verdachte niet dat andere mensen via zijn terrein naar die loods gingen. Afgesproken is dat verdachte voortgezet gebruik had van de loods. De verdachte mocht de loods volgens de afgesproken gebruiksregeling met de provincie niet onderverhuren.19.Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de loods wel heeft verhuurd, vermoedelijk al vanaf 2002. Hij heeft het gebouwtje in de loods zelf gemaakt. Hij verhuurde op de tenlastegelegde datum aan een man van in de 40, die hij aanduidt als ‘paardenman’, die de loods gebruikte voor onder meer de opslag van twee paarden-aanhangwagens. Verdachte beschikte over een (moeder-)sleutel van de loods.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de woning, het omliggende perceel en de daarop gevestigde loodsen tot de beschikkingsmacht van de verdachte behoorden en dat hij toegang had tot alle onderdelen van het terrein en de zich daarop bevindende gebouwen.
3.
Van de zijde van de verdediging is bestreden dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de verboden goederen in zijn woning, op zijn terrein en in zijn loods, zoals tenlastegelegd onder de feiten 1 tot en met 4.
Verdachte heeft – voor zover hier van belang – blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 7 maart 2017 het volgende verklaard:
“Van de meeste goederen had ik geen weet. Er is een gedeelte waar ik wel weet van heb gehad namelijk de goederen die in de loods zijn aangetroffen. Ik doel dan op de loods met daarin de hooibalen en de verborgen ruimte. (…) Ik ontdekte ze per toeval. Op vrijdagavond ging ik de basement klaar maken, want ik organiseerde een feest. De basement is mijn kelder en daar organiseer ik feesten. (…) Ik ben toen boven de poort gaan open maken. Daar rook ik een weeïge lucht. Dat vond ik raar, dus ik heb rondgekeken maar ik zag niets. Ik heb de moedersleutel genomen en ben de loods in gelopen. Op twee platen zag ik poeder. In een andere ruimte zag ik nog meer attributen, zoals fusten, lege kannen (…). Ik ben met de auto naar de gebruiker van de loods gereden. Die bleek niet thuis te zijn. Ik ben weer terug naar huis gereden. Een halfuur later ben ik opnieuw naar de gebruiker van de loods gereden, maar die was nog steeds niet thuis. Ik ben weer terug naar huis gegaan en ben de loods binnen gegaan. Ik heb het poeder in een speciekuip gegooid en heb die kuip bedekt om de geur te dempen. Inmiddels was het half acht of acht uur. Het was al betrekkelijk donker en om acht uur zou de basement open gaan. (…) Op weg naar buiten zag ik naast de deur van de loods een zak staan. Hierin zaten drie potjes. Ik heb die zak met potjes mee naar binnen genomen om te kijken wat er in zat. In mijn werkplaats heb ik de potjes open gemaakt. Ik zag een zwarte substantie. Ik heb er verder niet bij nagedacht en heb de potjes naast mij op de wasbox gezet. In de loods is geen verlichting, dus ik kon bij de loods niet zien wat er in zat. (…) Het was een druk bezochte avond. Mijn vrouw had voor iedereen gekookt. We hadden ongeveer zestig gasten. Het feest duurde tot 03:00 uur. Daarna ben ik gaan slapen. De volgende morgen ben ik vroeg op gestaan (…) Ik ben de loods binnen gegaan om te kijken of het poeder er nog was. Dat bleek het geval; het was nog bedekt. Ik heb in nog twee tonnen gekeken. (…) Pas om 15:00 uur heb ik de gebruiker van de loods getroffen. Ik heb een heftige woordenwisseling met hem gehad. Hij garandeerde mij dat hij het zou regelen. (…) Rond 18:00 uur zag ik hem aankomen in een busje (…). Ik had mijn vrouw niets verteld en ben toen ook niet meer naar de loods gegaan. Ik dacht dat het wel goed zou komen. Om 20.00 uur stond er bovendien een etentje gepland dat ik moest laten doorgaan. Ik wilde namelijk niet dat mijn vrouw ervan zou weten. (…) Toen ik thuis kwam ben ik niet meer naar de loods gegaan, maar ben ik gaan slapen. (…) Vier of vijf uur later was het raak: toen was de inval. (…) Als ik u de naam van de gebruiker noem, kom ik nog meer in de problemen. Ik had de loods bij iemand in gebruik gegeven. Ik heb al problemen, omdat alles wat in beslag is genomen op mij verhaald wordt. Daar krijg ik de schuld van. Ze denken dat ik iets verkeerd heb gedaan. (…) Ik heb de loods altijd verhuurd. (…) Iemand meldde zich voor de loods. Ik wist wie hij was, maar niet wat hij deed. Ik wist alleen dat hij iets met paarden deed. De huurprijs was heel laag en er was geen huurcontract (…) Ik verhuurde de loods sporadisch om een extra zakcentje te verdienen. (...) Het leverde € 1.500,00 per maand op. (…) Ik wou de stank dempen. Ik rook de geur namelijk buiten de loods en ik verwachtte gasten. Van de situatie in de loods kon ik duidelijk zien dat er iets aan de hand was. Iedereen heeft internet. Ik heb meteen de link met drugs gelegd. Ik heb die handschoenen gebruikt toen ik de loods binnenkwam. Ik heb toen de handeling verricht waar ik eerder over heb verklaard. Ik heb het poeder van de plaat in de speciekuip verplaatst. Dat zal mijn DNA verklaren en ook het poeder op de handschoenen.”
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat de ‘paardenman’ aan wie hij de loods tegenover de woning had verhuurd volgens hem verantwoordelijk is voor niet alleen hetgeen in die loods is aangetroffen, maar dat hij aanneemt dat deze ook verantwoordelijk is voor de in de grond onder het bamboebos aangetroffen goederen en het aangetroffen wapen met munitie. Desgevraagd heeft verdachte geen naam willen noemen van de ‘paardenman’, noch wenste of kon hij al te veel in (te) gaan op nadere vragen zoals leeftijd, afkomst, uiterlijk, soort auto van de ‘paardenman’. Desgevraagd heeft verdachte aangegeven dat hij op geen enkele manier aannemelijk kan maken dat de ‘paardenman’ daadwerkelijk huurder van zijn loods was. Verdachte heeft nog verklaard dat hij die huurder nooit heeft gezien bij het bamboebosje of in de fitnessruimte (onder het afdak naast de Romneyloods).
Voorts heeft verdachte verklaard:
“De deur van de loods stond op een kier. Het stonk op het terrein. Ik ben binnen gegaan en zag dat poeder liggen. Ik schrok toen. Ik wist dat het te maken had met het maken van synthetische drugs. Ik wist dat het foute boel was. Ik ben naar de huurder gereden en heb gebeld maar kreeg hem niet te pakken. Ik heb toen zelf in de loods dat poeder in de speciekuip gedaan. Ik heb dat met handschoenen gedaan. Die handschoenen lagen daar, net als de speciekuip. Ik heb twee keer handschoenen aangedaan. Ik weet niet of het dezelfde handschoenen waren.”
4.
Het hof hecht geen geloof aan de door de verdachte afgelegde verklaring omtrent de huurder, de zogenaamde ‘paardenman’. Deze verklaring is door verdachte op geen enkele manier verifieerbaar gemaakt. Ook merkt het hof op dat, zoals blijkt uit de fotomap in het dossier, afgezien van enkele hooibalen, in de bewuste loods helemaal niets is te zien dat doet denken aan de aanwezigheid van een huurder die iets met paarden doet. Verdachte heeft in dat verband weliswaar koetsen of aanhangwagens genoemd, doch in de loods is geen enkel object aangetroffen verband houdend met paardenartikelen. Een contra-indicatie voor verhuur van de loods is voorts dat in de loods wel een auto van de verdachte zelf is aangetroffen en dat hij tegenover de provincie volgens getuige [getuige] heeft verklaard dat hij geen mensen op zijn terrein wil hebben die naar de loods gaan en dat hij daarom zelf het gebruiksrecht voor de loods nog heeft behouden.
Het hof gaat derhalve voorbij aan de verklaring van verdachte dat de loods was verhuurd aan de ‘paardenman’ en dat deze verantwoordelijk is voor de aangetroffen goederen zoals ten laste gelegd.
Het hof concludeert voorts dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde goederen in de loods aanwezig heeft gehad. In de loods bevond zich een ruimte die – door verdachte zelf gebouwd – volgens LFO gelet op de oliedruppels aan het plafond en op de muren gebruikt is voor de vervaardiging/bewerking van synthetische drugs. Een en ander was zichtbaar voor de verdachte. Ook heeft hij zelf verklaard over de stank die buiten de loods te ruiken was en is hij het geweest die verschillende handschoenen heeft gebruikt, waarop sporen van MDA zaten.
Voorts is in de woning van verdachte een zeer kostbaar ingrediënt benodigd voor de productie van synthetische drugs, te weten 1220 gram platinaoxide, aangetroffen.
Nu verdachte derhalve verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van genoemde producten in zijn loods en in zijn woning gaat het hof er van uit dat de in het bamboebos aangetroffen zakken met MDA en stempels, welke goederen eveneens gerelateerd kunnen worden aan de productie van XTC, ook aan verdachte toebehoren.
Het hof gaat er van uit dat verdachte winst die behaald is met de verkoop heeft trachten te verhullen door dit te verstoppen in een plastic ton onder de grond in het bamboebos op zijn terrein.
Bij de fitnessruimte op het terrein van verdachte is in de grond tussen bamboebos en de Romneyloods een vuurwapen en munitie gevonden. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij nooit een wapen heeft gehad. Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring. Daarbij betrekt het hof dat in de woning van de verdachte in zijn slaapkamer twee ploertendoders zijn aangetroffen alsmede vier bussen pepperspray.
5.
Gelet op het vorenoverwogene staat voor het hof genoegzaam vast dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid op het adres aan de [adres] van de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde goederen, te weten de aangetroffen verdovende middelen (feit 1), de goederen bedoeld om een feit in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen (feit 2), het geldbedrag ad € 216.000,= (feit 3) en de Riot gun en munitie (feit 4).
6.
Hiervoor is al geconcludeerd dat de woning, de Romneyloods met afdak, het omliggende perceel en de daarop gevestigde loods alle behoorden tot de beschikkingsmacht van de verdachte. Hij had eenvoudig toegang tot alle delen van het terrein en de zich daarop bevindende gebouwen. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat, zoals de verdediging nog heeft geopperd in de pleitnota, andere personen op het adres aan de [adres] , te weten [vrouw verdachte] , zijnde de vrouw van verdachte, of [beheerder] , dan wel niet nader gespecificeerde anderen verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de ten laste gelegde goederen.
Ten aanzien van de door de verdediging geopperde mogelijkheid dat [vrouw verdachte] strafrechtelijk aansprakelijk kan zijn geweest, overweegt het hof allereerst dat verdachte zelf op geen enkele wijze [vrouw verdachte] als de mogelijke dader heeft aangewezen. Voorts heeft zij alle betrokkenheid bij het tenlastegelegde ontkend20.en is zij door de rechtbank in dit verband vrijgesproken.
Voor [beheerder] geldt eveneens dat verdachte de beheerder van zijn terrein niet als de mogelijke dader heeft aangewezen en [beheerder] zelf zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde heeft ontkend.21.Voorts is [beheerder] ter zake van het tenlastegelegde ook niet vervolgd. Voorts merkt het hof nog op dat de sleutel die aan de poort hing niet zichtbaar was voor buitenstaanders en dat het hele terrein volgens de verdachte was afgerasterd.
Gelet op het vorenoverwogene verwerpt het hof het verweer.
Hoeveelheid aangetroffen MDA in de witte ton ten laste gelegd onder feit 1
7.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in het bamboebos aangetroffen witte ton met negen plastic zakken met daarin per zak 2,54 kilogram vermoedelijk MDA en één zak met 1,58 kilogram vermoedelijk MDA, ten laste gelegd onder 1 op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat zich in alle tien zakken MDA bevonden, aangezien niet is gerelateerd dat uit iedere zak een afzonderlijk monster is genomen. Aldus de verdediging laat dit de mogelijkheid open dat tien monsters uit één en dezelfde zak zijn genomen.
Het hof overweegt dienaangaande dat, nu een en ander niet duidelijk is geverbaliseerd, in het voordeel van de verdachte, enkel het opzettelijk aanwezig hebben van 1,58 kilogram MDA, de hoeveelheid MDA die zich bevond in de zak met het laagste gewicht bewezen wordt verklaard. Het in dit verband door de verdediging gedane voorwaardelijke getuigenverzoek om de verbalisant te horen over hoe de monstername is geschied, behoeft mitsdien geen verdere bespreking.
Voorhanden hebben van goederen bestemd tot het plegen van een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet
8.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de aangetroffen goederen zoals genoemd in de tenlastelegging weliswaar kunnen worden gebruikt ten behoeve van de productie van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, maar – zo begrijpt het hof – sprake was van een voltooide handeling en bij verdachte niet de intentie bestond om die goederen nogmaals te gebruiken voor de productie van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Allereerst overweegt het hof dat de goederen waar de bewezenverklaring van feit 2 op ziet
middelen en stoffen betreffen die bestemd zijn voor de productie van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en deze ook meerdere keren gebruikt kunnen worden voor die productie. Het betreft stempels, platinapoeder (hetgeen meerdere malen gebruikt kan worden als katalysator voor de vervaardiging van MDA/MDMA met behulp van PMK middels de verhoogde druk methode), een centrifuge, pannen, dopvat, jerrycans, bakken en zeil. Naar hun aard zijn deze producten geschikt om te gebruiken bij de bereiding of bewerking van synthetische drugs. Verdachte beschikte over die spullen en gelet op de hoeveelheid en waarde van het geheel van die spullen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat die spullen bestemd waren tot het plegen van het ten laste gelegde feit. Het zijn ook geen producten of grondstoffen die slechts verbruikt worden bij één productieproces dan wel afvalproducten daarvan. De aanwezigheid van deze goederen als zodanig, kan daarom als zogeheten voorbereidingshandeling gezien worden.
Het hof verwerpt het verweer.
Vrijspraak medeplegen
9.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het bewijs er voor tekort schiet dat met betrekking tot de ten laste gelegde feiten sprake is geweest van medeplegen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 17,60 kilogram MDA, 9,04 kilogram MDA-hydrochloride en 4 kilogram MDA-hydrochloride. Voorts heeft verdachte zich bezig gehouden met het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van een MDMA-productie. Er zijn namelijk in zijn loods voorwerpen en stoffen aangetroffen, die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs.
De productie van synthetische drugs houdt de illegale handel van harddrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele harddrugscircuit bevorderd.
Tevens is ten laste van verdachte bewezenverklaard het witwassen van een zeer groot geldbedrag, te weten € 216.000,=. Voorts rekent het hof verdachte ook het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarvoor bestemde munitie zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 augustus 2019 niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de feiten en de bewezen verklaarde hoeveelheden, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de straffen die doorgaans in verband met de bewezenverklaarde feiten worden opgelegd acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden in beginsel passend en geboden.
De inhoud van het procesdossier geeft het hof evenwel aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld. Namens de verdachte is op 4 april 2017 tegen het bestreden vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 5 november 2019 – einduitspraak. Het procesverloop in hoger beroep bedraagt aldus twee jaren en 7 maanden.
Aldus stelt het hof vast dat tijdens de procedure in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM ruimschoots is overschreden. Voorts is ook in eerste aanleg deze termijn met enkele weken overschreden.
Het hof is van oordeel dat dit moet leiden tot strafvermindering. Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het tenlastegelegde, de ingewikkeldheid van de zaak, de vraag of verdachte al dan niet preventief is gedetineerd en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 215.040,= en de 83 cilinders, goednummer 568348, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.
Het hof gelast voorts de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 15,=.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten waarvan verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, te weten onder 1 het (opzettelijk) aanwezig hebben van 6 kannen gevuld met MDMA-olie en onder 2 het voorhanden hebben gehad van een katalysator, twintig schone einddoppen voor een PVC-buis en vervuilde aceton.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 (zesenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven goederen, te weten een geldbedrag van € 215.040,= en 83 cilinders, goednummer 568348.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 15,=.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 5 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑11‑2019
Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina’s 446-448 in samenhang bezien met de kennisgevingen van inbeslagneming, pagina 471 en 472. Tevens het (hof: bijbehorende) schriftelijk bescheid, te weten de situatieschets van het terrein met aanduiding SS5 TR, pagina 459.
Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina 510 en 511, in samenhang bezien met de aanvraag extern forensisch onderzoek, pagina 505 tot en met 509 en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 471, en Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina 517 en 518, in samenhang bezien met de aanvraag extern forensisch onderzoek, pagina 514 tot en met 516 en kennisgeving van inbeslagneming, pagina 472.
Proces-verbaal van doorzoeking woning ter inbeslagneming d.d. 9 maart 2015, met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, pagina 109 tot en met 112 en pagina 117, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 224.
Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina 327 en 328, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 224.
Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 641 tot en met 647, in samenhang bezien met het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming loods d.d. 21 maart 2015, pagina 524 tot en met 527 met (foto-)bijlagen.
Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 650 tot en met 654, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek pagina 648 tot en met 649 en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 641 tot en met 647.
Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 647.
Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 446 tot en met 649 met bijlagen, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 464 tot en met 467.
Proces-verbaal van doorzoeking woning ter inbeslagneming d.d. 9 maart 2015, met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, pagina 109 tot en met 112 en 117, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 203 tot en met 208.
Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 650 tot en met 654, en los bijgevoegd herzien rapport van het NFI d.d. 13 juni 2016, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek, pagina 649, en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 641 en met 647.
Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 641 tot en met 643.
Rapport van het NFI d.d. 30 juni 2015, pagina 627 tot en met 632, in samenhang bezien met de aanvraag voor extern onderzoek pagina 570 tot en met 576 en het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 april 2015, pagina 562 en 563 en het rapport van het NFI d.d. 12 mei 2015, pagina 633 tot en met 635.
hof: in samenhang met situatieschets pagina 459.
Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 446 tot en met 449, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 462, en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2015, pagina 483.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2015, pagina 483.
Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 446 en 448 in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 462, en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2015, pagina 483.
Proces-verbaal van onderzoek aan een ingekort geweer en munitie d.d. 17 maart 2015, pagina’s 495 tot en met 500, in samenhang bezien met de kennisgevingen van inbeslagneming, pagina 469 en 470.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 9 maart 2015, pagina 733 en 734.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 842 en 843.
Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 761.