Vgl. HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:472.
HR, 20-06-2017, nr. 15/05956
ECLI:NL:HR:2017:1127
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-06-2017
- Zaaknummer
15/05956
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1127, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:506, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:506, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑05‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1127, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0286
NbSr 2017/270
Uitspraak 20‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Falende bewijsmotiveringsklacht over het bewezenverklaarde “op een openbare plaats” bij zich hebben gehad van inbrekerswerktuigen (schroevendraaiers), overtreding APV Kaag en Braassem. De b.m. houden in dat verdachte zich als passagier bevond in een auto die stilstond in een steeg in een woonwijk te Hoogmade. Aldaar is bij de ter plaatse uitgevoerde fouillering van verdachte geconstateerd dat hij een tasje om zijn nek droeg waarin zich drie schroevendraaiers bevonden. Door onder deze omstandigheden bewezen te achten dat verdachte "op een openbare plaats" meerdere schroevendraaiers bij zich heeft gehad, heeft het Hof de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
20 juni 2017
Strafkamer
nr. S 15/05956
AJ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 december 2015, nummer 22/004547-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd voor zover deze inhoudt dat de verdachte "op een openbare plaats" meerdere schroevendraaiers bij zich heeft gehad.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 13 juni 2014 te Hoogmade, gemeente Kaag en Braassem op een openbare plaats inbrekerswerktuigen, te weten meerdere schroevendraaiers, bij zich heeft gehad."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-11. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 5-6):
als de op 13 juni 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik woon in Hoogmade. Hoogmade is een klein dorp en ik ken hier ongeveer iedereen. Op 13 juni 2014 ging ik om 04:10 uur weg van huis. Toen ik naar mijn auto liep, zag ik aan de overkant van de straat twee getinte mannen lopen. Deze twee mannen kwamen mij niet bekend voor. Verder heb je ook geen uitgaansgelegenheden in ons dorp, dus ik vond het verdacht dat deze mannen daar liepen. Het viel mij op dat toen ze mij zagen ze gelijk een sigaret opstaken en sneller begonnen te lopen. Ik heb 112 gebeld, omdat ik het niet vertrouwde. Er is namelijk wel vaker ingebroken de laatste tijd.
Ik kan de mannen, als volgt omschrijven:
Beiden waren donker gekleed en hadden een getint uiterlijk. Eén man was rond de 1.80 - 1.90 meter lang en zeker wel 90 à 100 kilo zwaar. Deze man had een sportbroek aan van het merk Adidas, dit herkende ik vanwege de strepen die op de broek zaten. De andere man was een stuk kleiner.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 7):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 13 juni 2014 omstreeks 04:20 uur kwamen wij, verbalisanten, met een opvallend dienstvoertuig Hoogmade inrijden. Wij zagen een donkere Volkswagen ons tegemoet rijden. Er waren op dat moment geen andere voertuigen in de omgeving. Ik, verbalisant, zag dat het voertuig zonder richting aan te geven links het [a-straat] in reed. Ik zag dat de afstand tussen mij en het voertuig groter werd. Ik moest accelereren om het voertuig bij te houden. Wij zagen dat het voertuig rechtsaf, een steeg inreed. Wij zagen dat het voertuig zijn verlichting doofde. Wij liepen naar de Volkswagen en zagen twee licht getinte mannen in donkergekleurde kleding zitten.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-9. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 8):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 13 juni 2014 gingen wij, verbalisanten, naar aanleiding van een melding naar het [a-straat] te Hoogmade waar collega's bij een personenauto van het merk Volkswagen waren die in een doodlopende steeg stond midden in een woonwijk. De collega's hadden inmiddels de identiteitsbewijzen gekregen van de inzittenden. Er zaten twee personen in het voertuig, de bestuurder en een passagier rechts voorin.
De bestuurder bleek te zijn genaamd: [betrokkene 2] en de passagier bleek te zijn genaamd: [verdachte] .
Bij navraag bleken beide personen antecedenten te hebben op het gebied van vermogensdelicten waaronder inbraak.
Ik, verbalisant, sprak de bestuurder aan en vroeg hem waarom hij op genoemde locatie stilstond. De bestuurder verklaarde dat hij wachtte op een vriend van hem die uit Amsterdam moest komen en dat hij hier wachtte omdat ze in Hoogmade af hadden gesproken. De bestuurder vertelde dat hij in Den Haag woont. Waarom hij in Hoogmade had afgesproken, kon hij niet verklaren. Ik heb vervolgens gevraagd of de auto zijn eigendom was, dit bleek niet het geval, de auto was van een vriend van hem.
Ik vroeg de bestuurder of ik in de auto mocht kijken. De bestuurder gaf toestemming. Toen ik in de kofferbak keek, zag ik twee schroevendraaiers liggen, deze lagen in het zicht. Door een collega werden op de vloer bij de passagiersstoel rechts voorin een paar handschoenen aangetroffen.
Door een andere collega werden voor in de middenconsole van het voertuig een bivakmuts camouflagekleur en een paar handschoenen gevonden.
De verdachte [verdachte] voerde een handtas met zich, hierin zaten nog 3 schroevendraaiers. Bij zijn fouillering ter plaatse werd in zijn jas een bivakmuts aangetroffen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 12):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 13 juni 2014 was ik, verbalisant, met collega's te Hoogmade. Ik heb de passagier ( [verdachte] ) gefouilleerd. In de rechter jaszak van deze passagier trof ik een groene bivakmuts aan. Deze passagier droeg een kleine zwarte tas met een draagband om zijn nek. In deze zwarte tas trof ik 3 schroevendraaiers aan.
5. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-14. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 26):
als de op 13 juni 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik hoor u zeggen dat iemand twee personen in de wijk had zien lopen. Ik zeg u dat ik een rondje liep.
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik, verbalisant, zie dat de verdachte een zwart trainingspak draagt van het merk Adidas. Ik zie dat de broek is voorzien van witte strepen aan de zijkant van de broekspijpen. Ik zie dat de verdachte een getinte huidskleur heeft en een breed/gespierd postuur. Ik zie dat de verdachte ongeveer 2 meter lang is.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-21, met als bijlage foto's van de WhatsAppberichten. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 34-37):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
In de zwarte Blackberry van de medeverdachte [betrokkene 2] kom ik, verbalisant, 2 WhatsApp gesprekken tegen tussen de medeverdachte [betrokkene 2] en een persoon met profielnaam [betrokkene 3] en tussen de medeverdachte en een persoon met profielnaam [verdachte], waarvan mij, verbalisant, bekend is dat dit de verdachte betreft gelet op de bij dit telefoonnummer behorende profielfoto waarop ik, verbalisant, de verdachte herkende.
In het WhatsApp gesprek tussen de medeverdachte en [betrokkene 3] valt op 13 juni 2014 om 00:11 te lezen dat de medeverdachte [betrokkene 3] om een platte schroevendraaier vraagt. [betrokkene 3] stuurt terug wel een schroevendraaier te hebben, maar is kennelijk niet in de buurt. [betrokkene 3] vraagt of de medeverdachte de schroevendraaier nu of morgen nodig heeft. De medeverdachte geeft aan de schroevendraaier nu nodig te hebben, maar dat hij hem al van iemand anders heeft gekregen. [betrokkene 3] wenst hem succes vanavond.
In het WhatsApp gesprek tussen de medeverdachte en de verdachte is te lezen dat zij ergens in Den Haag afspreken en dat de medeverdachte hem komt halen met een auto. De medeverdachte geeft meerdere keren in het gesprek aan geld nodig te hebben.
7. Een proces-verbaal aanhouding d.d. 13 juni 2014 van de politie Hollands Midden met nr. PL1600-2014075631-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 13-14):
Op vrijdag 13 juni 2014 omstreeks 04:35 hielden wij op locatie [a-straat] , Hoogmade, binnen de gemeente Kaag en Braassem, als verdachte aan: [verdachte] ."
2.3.
De gebezigde bewijsmiddelen houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in. Op 13 juni 2014 omstreeks 4.20 uur bevond de verdachte zich als passagier in een auto die stilstond in een steeg in een woonwijk te Hoogmade. Aldaar is bij de ter plaatse uitgevoerde fouillering van de verdachte geconstateerd dat hij een tasje om zijn nek droeg waarin zich drie schroevendraaiers bevonden. Door onder deze omstandigheden bewezen te achten dat de verdachte "op een openbare plaats" meerdere schroevendraaiers bij zich heeft gehad, heeft het Hof de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017.
Conclusie 09‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Falende bewijsmotiveringsklacht over het bewezenverklaarde “op een openbare plaats” bij zich hebben gehad van inbrekerswerktuigen (schroevendraaiers), overtreding APV Kaag en Braassem. De b.m. houden in dat verdachte zich als passagier bevond in een auto die stilstond in een steeg in een woonwijk te Hoogmade. Aldaar is bij de ter plaatse uitgevoerde fouillering van verdachte geconstateerd dat hij een tasje om zijn nek droeg waarin zich drie schroevendraaiers bevonden. Door onder deze omstandigheden bewezen te achten dat verdachte "op een openbare plaats" meerdere schroevendraaiers bij zich heeft gehad, heeft het Hof de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
Nr. 15/05956 Zitting: 9 mei 2017 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 3 december 2015 door het Gerechtshof Den Haag wegens 1 “medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of verbreking”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken en ter zake van 2 “overtreding van artikel 2:44 en 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem” schuldig verklaard zonder toepassing van straf. Voorts heeft het hof enige nog niet teruggeven voorwerpen verbeurdverklaard.
Namens de verdachte heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachtes opzet, zoals onder 1 bewezenverklaard, gericht was op het in vereniging plegen van diefstal met braak/verbreking.
Het hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 13 juni 2014 te Hoogmade, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf: artikel 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht opzettelijk voorwerpen, bestemd tot het in vereniging begaan van genoemd misdrijf, te weten (onder meer)
- meerdere bivakmutsen, en
- meerdere handschoenen, en
- meerdere schroevendraaiers,
voorhanden heeft gehad;”
5. Het hof heeft met betrekking tot het bewijs overwogen:
“Door de raadsman gevoerde verweren
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat op grond van de feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met het voorhanden hebben van de aangetroffen voorwerpen het opzet had op het voorbereiden van een woninginbraak, dan wel het voorbereiden van een ander strafbaar feit. De raadsman stelt voorts dat de verdachte geen wetenschap had van de bij de medeverdachte aangetroffen schroevendraaiers en de WhatsApp-berichten tussen de medeverdachte en (de verder onbekend gebleven persoon) " [betrokkene 3] ".
Het hof verwerpt deze verweren.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
1) De getuige [betrokkene 1] zag de verdachte omstreeks 4:10 in de nacht samen met een andere man op straat in het dorp Hoogmade lopen. Deze getuige heeft onder meer verklaard dat hij ongeveer iedereen in Hoogmade kende, dat deze mannen hem niet bekend voorkwamen en dat er in Hoogmade ook geen uitgaansgelegenheden zijn. Voorts viel het hem op dat toen ze hem zagen ze gelijk een sigaret opstaken en sneller begonnen te lopen. Beide mannen waren volgens deze getuige in het donker gekleed.
2) Toen verbalisanten ter plaatse kwamen met hun opvallende dienstvoertuig, zagen zij het voertuig waarin later de verdachte bleek te zitten. Dat betrof een personenauto die zonder richting aan te geven wegreed en vervolgens een doodlopende steeg in reed en de verlichting doofde. De even later door de politie aangesproken bestuurder/medeverdachte vertelde desgevraagd aan hen dat hij een afspraak had met een vriend uit Amsterdam en dat hij desgevraagd niet kon verklaren waarom hij in Hoogmade had afgesproken.
3) De verbalisanten troffen vervolgens in de auto, in het middenconsole een bivakmuts in camouflagekleur en een paar handschoenen aan. Die lagen dus, zo begrijpt het hof, klaarblijkelijk voor het grijpen en waren ook voor de verdachte zichtbaar. In de kofferbak werden twee schroevendraaiers aangetroffen. Bij de verdachte werd in een handtas die hij bij zich hield drie schroevendraaiers aangetroffen. In zijn jas werd een bivakmuts aangetroffen en op de vloer bij de passagiersstoel waarop de verdachte zat een paar handschoenen.
4) In de mobiele telefoon van de medeverdachte werden door de politie verschillende WhatsApp-berichten aangetroffen. In die berichten vraagt de medeverdachte aan genoemde " [betrokkene 3] " omstreeks middernacht om een platte schroevendraaier die de medeverdachte "nu nodig" heeft. Ook wenst die [betrokkene 3] hem vervolgens succes voor die avond.
5) Uit de WhatsApp-berichten volgt verder dat de verdachte met zijn medeverdachte had afgesproken en dat de medeverdachte heeft geappt naar de verdachte dat hij geld nodig had.
Gezien deze feiten en omstandigheden - in hun onderlinge verband en samenhang bezien - is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen opzettelijk voorhanden hadden met het doel om daarmee een delict als bedoeld in artikel 311, lid 2, van het Wetboek van strafrecht voor te bereiden. Naast de genoemde omstandigheden waaronder deze voorwerpen zijn aangetroffen, heeft het hof voor dat oordeel ook acht geslagen op de aard en de hoeveelheid van de voorwerpen die de verdachten bij zich hadden.
Ook indien de verdachte geen wetenschap zou hebben gehad met betrekking tot de twee schroevendraaiers die in de kofferbak zijn aangetroffen dan wel van het contact tussen de medeverdachte en " [betrokkene 3] " niets wist, maakt dat de rol van de verdachte bij de bewezenverklaarde diefstal niet anders. De verdachte en de medeverdachte hadden immers samen afgesproken voor die avond, zijn samen een stukje gaan lopen in het dorp (hetgeen door de verdachte ook wordt erkend) en zijn samen in de auto aangetroffen. Daarbij hadden zij allebei gelijksoortige voorwerpen bij zich.”
6. Voor zover voor verdachtes opzet van belang, houden de bewijsmiddelen, zoals het hof ter motivering van het bewijs van het opzet aanhaalt, het volgende in. De verdachte liep in de nacht omstreeks 04:10 uur samen met een andere man op straat in het dorp Hoogmade. De personenauto waarin de verdachte later bleek te zitten reed zonder richting aan te geven weg en vervolgens een doodlopende steeg in en doofde de verlichting. Daarop werden bij de verdachte in een handtas die hij bij zich hield drie schroevendraaiers aangetroffen en in zijn jas een bivakmuts. De verdachte had met zijn medeverdachte afgesproken en de medeverdachte heeft geappt naar de verdachte dat hij geld nodig had.
7. In de kern van de zaak komt dit er op neer dat de verdachte op een voor inbraken gebruikelijk tijdstip wordt aangetroffen met voor het plegen van inbraken gebruikelijke uitrusting, te weten schroevendraaiers om ramen of deuren te verbreken en een bivakmuts om zich onherkenbaar te maken. Bovendien had hij, met degene met wie hij bij nacht in een auto werd aangetroffen, een afspraak gemaakt en had die persoon hem medegedeeld dat hij geld nodig had, geld dat naar de ervaring leert, kan worden verworven door het plegen van een inbraak. Het oordeel van het hof dat de verdachte opzet had op het plegen van diefstal met braak in vereniging is dan ook allesbehalve onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
8. Het middel faalt.
9. Het tweede middel houdt in dat voorbereiding tot diefstal met braak in vereniging niet strafbaar gesteld is.
11. Het middel faalt.
12. Het derde middel houdt in dat het onder 2 bewezenverklaarde onvoldoende met redenen is omkleed voor zover bewezen is verklaard dat de verdachte de schroevendraaiers op een openbare plaats bij zich had.
13. Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 13 juni 2014 te Hoogmade, gemeente Kaag en Braassem op een openbare plaats inbrekerswerktuigen, te weten meerdere schroevendraaiers, bij zich heeft gehad.”
14. Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde heeft het hof de verdachte schuldig verklaard maar geen straf opgelegd.
15. Het middel klaagt terecht dat het bewezenverklaarde, voor zover inhoudende dat de verdachte de schroevendraaiers op een openbare plaats bij zich had, niet zonder meer uit de bewijsmiddelen valt af te leiden. Uit die bewijsmiddelen valt immers niet op te maken dat de verdachte, toen hij in Hoogmade op straat liep, schroevendraaiers en een bivakmuts bij zich had.
16. Gelet op de aard en ernst van het onder 2 bewezenverklaarde en in aanmerking genomen dat met toepassing van art. 9a Sr terzake geen straf of maatregel is opgelegd, is het belang van de verdachte bij zijn cassatieberoep niet evident. In de schriftuur wordt niet aangegeven waarin verdachtes in rechte te respecteren belang bij de onderhavige klacht bestaat. Daarom wordt niet duidelijk welk rechtens te respecteren belang de verdachte heeft bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof met het oog op een nieuwe behandeling.1.
17. Het middel kan derhalve buiten bespreking blijven.
18. De middelen kunnen worden afgedaan op de voet van art. 81 RO.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑05‑2017