Einde inhoudsopgave
Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
27-05-2021, Stcrt. 2021, 28102 (uitgifte: 01-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
De emissiewaarden van een proefstuk overschrijden niet de waarden van de in de bijlage bij deze regeling opgenomen tabel.
2.
In afwijking van het eerste lid mogen de emissiewaarden voor Br, Cl en SO4 de waarden van de tabel overschrijden:
- a.
indien de te conditioneren afvalstoffen zonder toeslagstoffen in totaal niet meer dan 20% (gewicht) van deze parameters bevatten, of
- b.
indien het te vormen blok ten minste drie meter van de buitengrens van het compartiment wordt gestort.
3.
Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder b, worden de ruimten tussen het blok en de grens van het compartiment opgevuld met een van de hieronder genoemde soorten stoffen:
- a.
geconditioneerde afvalstoffen, waarvan het proefstuk voldoet aan de waarden, bedoeld in het eerste of tweede lid, onder a,
- b.
anorganische korrelvormige afvalstoffen die voldoen aan de voorschriften 3.1 en 3.2 van de bijlage bij het besluit, of
- c.
bouwstoffen die voldoen aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit.
4.
Degene die de stortplaats exploiteert, toont ten genoegen van het bevoegd gezag aan dat de bouwstoffen of afvalstoffen die overeenkomstig het derde lid worden toegepast, een vloeistofkerende werking hebben.