NJ 2019/313
Bewijs dat verdachte ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen van een gestolen/verduisterde aanhanger wist dat deze afkomstig was uit enig misdrijf; geen aannemelijke verklaring.
HR 29-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:132, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 januari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/04979
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS73164:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:132, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1263, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2018
- Wetingang
Art. 416 Sr
Essentie
Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van een gestolen/verduisterde aanhanger, kon het hof oordelen dat hij ook ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen van die aanhanger wist dat die afkomstig was uit enig misdrijf.
Samenvatting
Verdachte had een van diefstal dan wel verduistering afkomstige aanhanger voorhanden. Verdachte had een ander kenteken op de aanhanger gemonteerd en heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van die aanhanger, noch voor het daarop aangebrachte valse kenteken. Het hof heeft daardoor kunnen oordelen dat verdachte ook ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen van die aanhanger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.