Hof Amsterdam, 10-03-2010, nr. 23-002512-08
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0118, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-03-2010
- Zaaknummer
23-002512-08
- LJN
BM0118
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0118, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑03‑2010; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1766, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BX6729, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BX6729
Uitspraak 10‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Het verweer dat ‘Acacia Mixture’ een natuurproduct betreft, vindt geen steun in het recht en valt - gelet op het werkzame bestandeel DMT - onder de werking van de Opiumwet. Geen schending van het legaliteitsbeginsel. De verdachte heeft de acaciabladeren in de verhouding 1 op 3 vermengd met - naar hij dacht - passiebloem, welk laatste middel als vulmiddel voor het oorspronkelijk vermalen acaciabladeren diende en waarmee werd beoogd het werkzame bestanddeel DMT te bevorderen. Het verweer dat het in de Nota van Toelichting bij het "Paddo-besluit" in gelijke zin kan worden toegepast geval van ‘Acacia Mixture’ treft geen doel.
Partij(en)
parketnummer: 23-002512-08
datum uitspraak: 10 maart 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-525262-06 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
[adres] [woonplaats]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 april 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 24 februari 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, overeenkomstig de op de terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijziging tenlastelegging, dat:
Ten aanzien van onder het feit 1 tenlastelegde:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met
- 30.
oktober 2006 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) (als eigenaar van [rechtspersoon 1] via een [holding 1] en/of Groothandel 1) te zamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 800, althans een of meer buisjes Acacia Mixture bevattende (telkens) N,N-Dimethyltryptamine (DMT), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-Dimethyltryptamine (DMT);
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met
- 30.
oktober 2006 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) (als eigenaar van [rechtspersoon 1] via een [holding 1] en/of [Groothandel 1]) te zamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt aan een of meer personen van de hieronder te noemen bedrijf/bedrijven en/of shops en/of via het internet (telkens) (ongeveer) een hieronder te noemen hoeveelheid/hoeveelheden buisjes Acacia Mixture bevattende (telkens) N,N-Dimethyltryptamine (DMT), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-Dimethyltryptamine (DMT), in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
het betreft (onder meer) de volgende bedrijf/bedrijven en/of personen te weten;
- -
[Smartshop 1] te 's-Gravenhage totaal ongeveer 25 buisjes en/of
- -
[Smartshop 2] te Haarlem totaal ongeveer 18 buisjes en/of
- -
[Smartshop 3] te Amsterdam totaal ongeveer 7 buisjes en/of
- -
[Smartshop 4] te Sittard totaal ongeveer 150 buisjes en/of
- -
[Smartshop 5] te Amsterdam totaal ongeveer 43 buisjes en/of
- -
een contante verkoop van totaal ongeveer 1 buisje en/of
- -
[Smartshop 6] te Amsterdam totaal ongeveer 60 buisjes en/of
- -
[Smartshop 7] te Amstelveen totaal ongeveer 20 buisjes en/of
- -
[Smartshop 8] te Arnhem totaal ongeveer 5 buisjes en/of
- -
[Smartshop 9] te Sluis totaal ongeveer 10 buisjes en/of
- -
[Smartshop 10] te Amsterdam totaal ongeveer 10 buisjes en/of
- -
[Smartshop 11] te Amsterdam totaal ongeveer 6 buisjes en/of
- -
[Smartshop 12] te Zandvoort totaal ongeveer 10 buisjes en/of
- -
[Smartshop 13] te Terneuzen totaal ongeveer 20 buisjes en/of
- -
[Smartshop 14] te Amsterdam totaal ongeveer 15 buisjes en/of
- -
[Smartshop 15] te Amsterdam totaal ongeveer 60 buisjes en/of
- -
[Smartshop 16] te Amsterdam totaal ongeveer 5 buisjes en/of
- -
[Smartshop 17] te Amsterdam totaal ongeveer 100 buisjes en/of
- -
[Smartshop 18] te Amstelveen totaal ongeveer 2 buisjes en/of
- -
via het internet totaal 13 buisjes,
welke (voornoemde) buisjes (telkens) bevatten een hoeveelheid van een materiaal, N,N-Dimethyltryptamine (DMT);
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 13 oktober 2006, althans in of omstreeks de periode van 30 augustus 2006 tot en met 13 oktober 2006 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of elders in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) (als eigenaar van [rechtspersoon 1] via een [holding 1]en/of [Groothandel 1]) te zamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten Groot-Brittannië en/of te Bristol) heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (ongeveer) 206 buisjes, althans een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (buisjes) Acacia Mixture bevattende (telkens) N,N-Dimethyltryptamine (DMT), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-Dimethyltryptamine (DMT), in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt
Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsvrouw heeft bepleit met betrekking tot de onder 1,2 en 3 ten lastgelegde feiten dat de verdachte wegens niet strafbaarheid van de feiten wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ter toelichting hierop heeft zij aangevoerd dat:
- (1)
het product Acacia Mixture een natuurproduct betreft dat niet als zodanig voorkomt op de lijsten I en II van de Opiumwet;
- (2)
de rechtbank ten onrechte van oordeel is geweest, dat door vermenging van het acaciablad en de passiebloem sprake is van ‘bewerken’ in de zin van de Opiumwet, hetgeen een onjuiste interpretatie is die in strijd komt met het legaliteitsbeginsel.
- (3)
geen sprake is geweest van extraheren van de van nature in het acaciablad aanwezige stof DMT, welk extract vervolgens aan andere stoffen is toegevoegd, zodat geen sprake is van een “preparaat” in de zin van het Psychotrope Stoffen Verdrag en de uitleg die daaraan wordt gegeven;
- (4)
blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en in verband met plaatsing op lijst II van hallucinogene paddenstoelen ( kamerstuk 31 447, verder: het “Paddo-Besluit”) acaciablaadjes geen strafbare natuurproducten zouden betreffen.
Het hof verwerpt de opgeworpen verweren en overweegt als volgt.
Ad 1
Indien en voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat de uitleg die aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen (Stb. 1989, 129, verder: het Verdrag) moet worden gegeven in het algemeen eraan in de weg staat dat een natuurlijke substantie welke niet als zodanig op de lijsten I en II van de Opiumwet voorkomt, doch wel een stof bevat die op een van die lijsten voorkomt, door enigerlei bewerking alsnog onder de lijsten I en II van de Opiumwet kan komen te vallen, vindt dit standpunt, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2002, r.o. 3.4.
(NJ 2003/488) geen steun in het recht. Ware het anders dan zou het doel van het Verdrag en de Opiumwet – bescherming van de volksgezondheid door bestrijding van misbruik en sluikhandel in psychotrope stoffen – worden gemist
Voor de bespreking van het verweer van de raadsvrouw dat de gedragingen van de verdachte niet aangemerkt kunnen worden als ‘bewerken’ in de zin van de Opiumwet en aldus geen strafbare gedragingen opleveren, gaat het hof uit van het volgende.
Ad 2
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de reeds verbrokkelde acaciabladeren uit praktisch oogpunt (verder) heeft vermalen, zodat hij daarmee de inhoud van de daarvoor bestemde buisjes gemakkelijker kon vullen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de acaciabladeren in de verhouding 1 op 3 heeft vermengd met – naar hij dacht – passiebloem, welk laatste product als vulmiddel voor de oorspronkelijke vermalen acaciabladeren diende. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat door genoemde bewerking, te weten het (verder) vermalen van de acaciablaadjes en toevoegen van een hoeveelheid passiebloem of enig ander product, waarmee blijkens de verklaring van de verdachte meer volume en gewicht werd beoogd, een “preparaat” in de zin van het verdrag en de Opiumwet is vervaardigd. Dat acaciabladeren op zichzelf een natuurproduct zijn, doet hier niet aan af.
Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg was de toevoeging van passiebloem voorts bedoeld om de activering van de van nature in de acaciabladeren aanwezige DMT te bevorderen. Daaraan doet niet af dat bij nader onderzoek door drs. R. Jellema geen sporen van passiebloem zijn aangetroffen. Het blijft ‘bewerken’ in de zin van verdrag en Opiumwet.
Het verweer van de raadsvrouw wordt mitsdien verworpen.
Ad 3
Het bewerken, aanwezig hebben, verkopen en uitvoeren van DMT is op grond van het bepaalde bij of krachtens de Opiumwet strafbaar en was dit ook in de tenlastegelegde periode. Het betoog van de raadsvrouw dat in strijd met het legaliteitsbeginsel is gehandeld treft geen doel en wordt dan ook verworpen. Het hof neemt daarbij in ogenschouw dat de verdachte – gelet op zijn achtergrond en ervaring als oprichter en/of bestuurslid van het VLOS, de organisatie voor smartshophouders – op de hoogte moest zijn van de ter zake geldende regelingen.
Ad 4
De Nota van Toelichting bij het voorgenomen “Paddo-Besluit”, waarop de raadsvrouw doelt ziet op de wijziging van lijst II bij de Opiumwet ten aanzien van paddenstoelen, waarvan bekend is dat deze van nature psilocine of psilocybine bevatten en heeft aldus geen betrekking op het werkzame bestanddeel DMT. Voor zover al uit deze nota zou zijn af te leiden dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van mening zou verschillen met de Hoge Raad over de vraag of gedroogde, gestampte, gemalen of in etenswaren verwerkte hallucinogene paddenstoelen al dan niet als preparaat in de zin van het verdrag en de Opiumwet zijn aan te merken, doet een en ander niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen en beslist.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 30 oktober 2006 te Amsterdam, als eigenaar van [rechtspersoon 1], via een [holding 1], te zamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en aanwezig gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-Dimethyltryptamine (DMT);
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 30 oktober 2006 te Amsterdam telkens als eigenaar van [rechtspersoon 1] via een [holding 1], telkens opzettelijk heeft verkocht aan de hieronder genoemde bedrijven en/of shops en/of via het internet, telkens de hieronder genoemde hoeveelheid buisjes Acacia Mixture bevattende telkens N,N-Dimethyltryptamine, DMT:
- -
[Smartshop 1] te 's-Gravenhage 25 buisjes en
- -
[Smartshop 2] te Haarlem 18 buisjes en
- -
[Smartshop 3] 7 buisjes en
- -
[Smartshop 4] te Sittard 150 buisjes en
- -
[Smartshop 5] te Amsterdam 43 buisjes en
- -
een contante verkoop van 1 buisje en
- -
[Smartshop 6] te Amsterdam 60 buisjes en
- -
[Smartshop 7] te Amstelveen 20 buisjes en
- -
[Smartshop 8] te Arnhem 5 buisjes en
- -
[Smartshop 9] te Sluis 10 buisjes en
- -
[Smartshop 10] te Amsterdam 10 buisjes en
- -
[Smartshop 11] te Amsterdam 6 buisjes en
- -
[Smartshop 12] te Zandvoort 10 buisjes en
- -
[Smartshop 13] te Terneuzen 20 buisjes en
- -
[Smartshop 14] te Amsterdam 15 buisjes en
- -
[Smartshop 15] te Amsterdam 60 buisjes en
- -
[Smartshop 16] te Amsterdam 5 buisjes en
- -
[Smartshop 17] te Amsterdam 100 buisjes en
- -
[Smartshop 18] te Amstelveen 2 buisjes en
- -
via het internet totaal 13 buisjes;
Ten aanzien van het onder feit 3 bewezenverklaarde:
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 13 oktober 2006 te Amsterdam, telkens als eigenaar van [rechtspersoon 1] via een [holding 1], opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, te weten Groot-Brittannië, heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid buisjes Acacia Mixture bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-Dimethyltrytamine, DMT.
Hetgeen onder feiten 1,2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
het begaan in eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot 240 uren werkstraf bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten van deze werkstraf te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 5.000,00, bij niet betalen en geen verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft DMT, een stof die voorkomt op lijst I van de Opiumwet en waarvan hij wist dat deze op die lijst voorkomt, in het kader van zijn bedrijf aanwezig gehad, verkocht en buiten het grondgebied van Nederland gebracht. DMT is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het hof acht voor dergelijke feiten, die immers zijn ingegeven door winstbejag, een geldboete een passende straf. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 februari 2010 is de verdachte eerder voor een soortgelijk feit, strafbaar gesteld in de Opiumwet, veroordeeld. Gelet hierop past het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke geldboete.
De verdachte is op 30 oktober 2006 in verzekering gesteld. Verdachte moest vanaf die datum rekening houden met de strafvervolging. De behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg heeft op 17 april 2008 plaatsgevonden en de uitspraak op 29 april 2008, zijnde één jaar en zes maanden later. De verdachte heeft op 8 mei 2008 hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof doet uitspraak op 10 maart 2010, derhalve één jaar en 10 maanden na het instellen van hoger beroep. Gelet op het tijdsverloop tussen het moment van de inverzekeringstelling van de verdachte en de uitspraak in hoger beroep zal het hof volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete. Het hof heeft zich bij het opleggen van de geldboete rekenschap gegeven van de draagkracht van de verdachte. Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is voorts gebleken dat hij zijn activiteiten als bevoorrader van smartshops niet heeft gestaakt en ook thans nog voortzet. Ook gelet hierop acht het hof de oplegging van een voorwaardelijke geldboete – immers beoogd om de verdachte in de toekomst er van te weerhouden inbreuk te maken op de verbodsbepalingen van de Opiumwet – op zijn plaats.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24a? , 24c, 33, 33a , 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1,2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarbij de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, in geval van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete daarop in mindering wordt gebracht, zulks naar de maatstaf van EUR 50,00 per dag.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
elf rollen stickers met de opdruk acacia mixture;
- -
doos blaadjes gebruikersaanwijzingen acacia mixture..
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
vier zakken met administratie [rechtspersoon 1].
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.C.P. Haentjens, mr. J.L. Bruinsma en mr. P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. A. Sahin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 maart 2010.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.