Einde inhoudsopgave
Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland
Artikel 21 Vertegenwoordigers van Staten die deelnemen aan de procedures van het Hof
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2008
- Bronpublicatie:
07-06-2007, Trb. 2007, 125 (uitgifte: 17-07-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2008, Trb. 2008, 31 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Vertegenwoordigers van Staten die deelnemen aan de procedures van het Hof genieten, tijdens de uitoefening van hun officiële functie in het Gastland, de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten:
- a.
immuniteit van arrestatie en detentie of enige andere vrijheidsbeperking;
- b.
immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen in hun officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden wanneer de betrokkenen niet langer hun functie als vertegenwoordiger uitoefenen;
- c.
onschendbaarheid van alle stukken en documenten in welke vorm en van welk materiaal dan ook;
- d.
het recht codes of versleutelde gegevens te gebruiken, stukken en documenten of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen en elektronische communicatie te ontvangen en te verzenden;
- e.
vrijstelling van inreisbeperkingen, vreemdelingenregistratie en de militaire dienstplicht;
- f.
dezelfde voorrechten met betrekking tot valuta- en wisselfaciliteiten als die welke worden toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen van tijdelijke officiële missies;
- g.
dezelfde immuniteiten en faciliteiten met betrekking tot hun persoonlijke bagage als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen aan diplomatieke ambtenaren worden toegekend;
- h.
dezelfde bescherming en repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren;
- i.
andere voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die niet onverenigbaar zijn met de voorgaande door diplomatieke ambtenaren genoten voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, met dien verstande dat zij geen recht hebben op vrijstelling van douanerechten op ingevoerde goederen (anders dan die welke deel uitmaken van hun persoonlijke bagage) of van accijnzen of belastingen bij aanschaf.
2.
Voor zover het vaststellen van enige vorm van belasting wordt gebaseerd op het ingezetenschap worden tijdvakken gedurende welke de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordigers voor de uitoefening van hun taken aanwezig zijn in het Gastland, niet aangemerkt als tijdvakken van ingezetenschap.
3.
De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing tussen een vertegenwoordiger en de autoriteiten van het Gastland indien hij of zij een onderdaan of permanent ingezetene is of indien hij of zij een vertegenwoordiger van het Gastland is of is geweest.
4.
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde vertegenwoordigers van Staten worden door het Gastland niet aan enige maatregel onderworpen die de vrije en onafhankelijke uitoefening van hun functie bij het Hof kan belemmeren.