RAR 2019/86
Vervaltermijn. Wanneer zijn de (voorwaardelijke) verzoeken om toekenning van een transitievergoeding en billijke vergoeding tijdig ingediend?
HR 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:404
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 maart 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02631
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS54026:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:404, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:111, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑01‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑06‑2018
- Wetingang
Essentie
Ontvankelijkheid. Transitievergoeding. Vervaltermijn. Voorwaardelijke ontbinding.
Wanneer is een (voorwaardelijk) verzoek tot toekenning van transitievergoeding en billijke vergoeding ontvankelijk en tijdig gedaan?
Samenvatting
Werknemer is op staande voet ontslagen omdat zij, terwijl ze nog in dienst was, vanuit haar eigen onderneming zorg aanbood aan cliënten van de werkgever. Zij heeft bij de kantonrechter primair verzocht om het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en subsidiair, indien geoordeeld zou worden dat sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet, om toekenning van een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Omega heeft als werkgever een voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend. Deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.