Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 3.14 Stichting voor openbaar onderwijs met raad van toezicht
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Indien de stichting een raad van toezicht heeft, is artikel 3.11, tweede lid, niet van toepassing en bevatten de statuten, onverminderd artikel 3.3, in elk geval een regeling van:
- a.
de samenstelling, werkwijze en inrichting van de raad van toezicht van de stichting;
- b.
de wijze van benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, met dien verstande dat ten minste een derde gedeelte en ten hoogste de helft van die leden wordt benoemd op de bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen;
- c.
de termijn waarvoor de leden van de raad van toezicht worden benoemd;
- d.
de vaststelling van de begroting en de jaarrekening;
- e.
de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen en die ten minste vijf jaar is; en
- f.
de bevoegdheid om de stichting te ontbinden.
2.
De statuten verzekeren een overheersende invloed van de overheid in de raad van toezicht.