NJB 2015/11
Wederrechtelijke jongensbesnijdenis in de zin van mishandeling art. 300 Sr: de vaststellingen dat verdachte niet het gezag had over de kinderen en de besnijdenis van zijn zoons welbewust heeft laten uitvoeren zonder toestemming van hun moeder, dragen zelfstandig het oordeel dat de verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld. Aldus heeft het hof de juistheid van het beroep op een van oudsher aanvaard karakter van jongensbesnijdenis in het midden kunnen laten
HR 09-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3538
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 december 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
13/00654
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3538, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2255, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑11‑2014
- Wetingang
(Sr art. 300)
Essentie
Wederrechtelijke jongensbesnijdenis in de zin van mishandeling art. 300 Sr: de vaststellingen dat verdachte niet het gezag had over de kinderen en de besnijdenis van zijn zoons welbewust heeft laten uitvoeren zonder toestemming van hun moeder, dragen zelfstandig het oordeel dat de verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld. Aldus heeft het hof de juistheid van het beroep op een van oudsher aanvaard karakter van jongensbesnijdenis in het midden kunnen laten
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – op 30 juli 2005 opzettelijk en met voorbedachten rade zijn kinderen, geboren in 2001 en 1999, heeft mishandeld door opzettelijk, na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.