Hof 's-Hertogenbosch, 07-12-2022, nr. 20-004037-19
ECLI:NL:GHSHE:2022:4594
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
07-12-2022
- Zaaknummer
20-004037-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:4594, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 07‑12‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:597
Uitspraak 07‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-004037-19
Uitspraak : 7 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-162319-19 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als:
- -
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’ (feit 1),
- -
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 uren hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] geheel toegewezen tot een bedrag van
€ 2.612,44, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is door de rechtbank hoofdelijk toegewezen. De verdachte is veroordeeld in de proceskosten.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, in die zin dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand zal opleggen met een proeftijd van 2 jaren.
Door en namens de verdachte is primair partiële vrijspraak bepleit met betrekking tot de onder feit 2 tenlastegelegde periode. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder feit 1 tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 427, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [locatie] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 427, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primairop 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [locatie] een hoeveelheid van in totaal 427 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 28 november 2018 te Klimmen, gemeente Voerendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde partij] , terwijl zijn mededader(s) die weg te nemen elektrische energie onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Feit 1
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder feit 1 bewezenverklaarde, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
- -
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 november 2022.
- -
Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 3 januari 2019 (pg. 8 t/m 11), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feit 2
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Brunssum/Landgraaf, dossiernummerPL2300-2019039640 (met de hand gewijzigd in: PL2435-2019039640) gesloten d.d. 18 april 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 214), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2019 (pg. 105 t/m 118), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] namens [benadeelde partij] :
(pg. 108)
Op 28 november 2018 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres 2] .
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting voor de hoofdbeveiliging was gemaakt, op de aansluitleiding in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in het betreffende pand voorzag van elektriciteit. De illegale kabel is buiten de hoofdveiligheid in de aansluitkast van [benadeelde partij] om aangesloten. Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen. De originele zegels zijn verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde partij] geen toestemming verleend.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 27 november 2019, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Die mannen belden me en dan moest ik de sleutel geven. Het werd gedaan door iemand die verstand had van stroom. Ik heb de sleutel gegeven. Ik weet dat ze iets met de stroom hebben gedaan.
(pg. 142)
Aangetroffen planten waren op 28 november 2018 ongeveer 7 weken oud.
Vanaf het moment van binnentreden worden 18 weken teruggerekend, inclusief 1 week opbouw en afbouw. De datum betreft 1 augustus 2018.
(pg. 143)
Er wordt
(pg. 144)
uitgegaan van 1 reeds eerder gerealiseerde oogst in de 1e kweekruimte.
Uitgangspunt is een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst.
De verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de vloer van de ruimte.
In de 1e kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de openstaande rand kwam overeen.
De aangetroffen koolstoffilter in de 1e kweekruimte was bevestigd aan het plafond. Het filterdoek van de koolstoffilter was vervuild. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek is opgetreden nadat de koolstoffilter in de 1e kweekruimte was bevestigd. De vervuiling van de filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt.
(pg. 145)
Er wordt uitgegaan van 1 reeds eerder gerealiseerde oogst in de 2e kweekruimte.
Verdroogde resten van hennepplanten werden op de vloer van de kweekruimte aangetroffen en onder het zeil werden ook hennepresten aangetroffen.
In de 2e kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
De aangetroffen koolstoffilter in de 2e kweekruimte was bevestigd aan het plafond. Het filterdoek van de koolstoffilter was vervuild. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek is opgetreden nadat de koolstoffilter in de 2e kweekruimte is bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt.
(pg. 147)
Er wordt uitgegaan van 1 eerdere oogst in de 3e kweekruimte.
Verdroogde resten van hennepplanten werden aangetroffen op de vloer.
In de 3e kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
De aangetroffen koolstoffilter in de 3e kweekruimte was bevestigd aan het plafond. Het filterdoek van de koolstoffilter was vervuild. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek is opgetreden nadat de koolstoffilter in de 3e kweekruimte is bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt.
(pg. 148)
In de woning werden drie droognetten aangetroffen welke vervuild waren met hennepresten. Tevens werden in de woning 20 scharen aangetroffen welke vervuild waren met hennep, THC-hars.
4. De eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 23 november 2022, dat
op foto 15 op pagina 49 van het procesdossier een zak met hennepresten staat;
op foto 35 op pagina 59 van het procesdossier een zeil staat met vervuiling waarop mogelijk potten hebben gestaan;
op foto 50, 51, 52 en 53 op pg. 67 t/m 79 van het procesdossier een bodem staat die bevuild is met hennepresten;
op foto 54 en 55 op pg. 70 van het dossier bevuilde knipschaartjes en een gebruikte MMC-tester staan.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de verdachte met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde partieel vrij te spreken voor de tenlastegelegde periode vanaf 1 augustus 2018 tot zeven weken voor 28 november 2018 (het hof begrijpt de raadsman aldus dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode welke is gelegen tussen 1 augustus 2018 en 10 oktober 2018). De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de in de woning aangetroffen goederen die verband houden met de hennepkwekerij tweedehands heeft gekocht en het derhalve mogelijk is dat er om die reden hennepresten en kalkresten zijn aangetroffen en de koolstoffilters vervuild waren. De getuige [getuige 1] heeft bovendien bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij na augustus 2018 nog in de woning van de verdachte is geweest en daar de gehele woning heeft schoongemaakt en geen hennepkwekerij heeft waargenomen. Getuige [getuige 2] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat er in de zomer bij de woning van de verdachte nog een barbecue is geweest en dat hij ook daarna nog meermalen bij de woning van verdachte is geweest; niet is uitgesloten dat deze bezoeken enkel vóór augustus 2018 hebben plaatsgevonden. Het is op grond van bovenstaande niet komen vast te staan dat de verdachte reeds een in werking zijnde hennepkwekerij in zijn woning had en dus elektriciteit heeft weggenomen vanaf de datum 1 augustus 2018, waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 2 tenlastegelegde periode vanaf 1 augustus 2018 tot omstreeks 10 oktober 2018. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de onder feit 2 tenlastegelegde periode van zeven weken voorafgaand aan 28 november 2018.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er op 28 november 2018 een hennepplantage in de woning van de verdachte is aangetroffen en dat er elektriciteit is weggenomen door deze buiten de meter om af te nemen. De aangetroffen hennepplanten in de woning van de verdachte waren ongeveer 7 weken oud. In de woning van de verdachte werden verder aangetroffen: schaartjes met hennepresten, een zeil met daarop een afdruk van kalkresten van plantenpotten, een vervuild koolstoffilter en zakken met hennepafval, alsmede hennepresten op de met zeil bedekte vloer. Het hof stelt op grond van deze bevindingen alsmede gelet op het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel vast dat er een eerdere oogst is geweest in de woning van de verdachte. Het is het hof, mede gelet op eerdergenoemd rapport, bekend dat de kweekcyclus van hennepplanten omstreeks 10 weken is. Nu het hof heeft geconstateerd dat er een eerdere oogst is geweest in de woning van de verdachte acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, gelet op de kweekcyclus van 10 weken, vanaf 1 augustus 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij in zijn woning had en aldus vanaf 1 augustus 2018 elektriciteit heeft weggenomen ten behoeve van deze hennepkwekerij.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de goederen voor de hennepkwekerij tweedehands heeft ontvangen en er om die reden sporen van eerdere oogsten kunnen zijn aangetroffen in de woning. Het hof is van oordeel dat deze verklaring op grond van het dossier niet aannemelijk is geworden. Het hof overweegt daarbij dat het volstrekt ongeloofwaardig is dat de zak met hennepafval en het gruis van de kalkresten op het zeil tijdens het opbouwen van de kwekerij in de woning van de verdachte terecht zijn gekomen. De verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris sluiten verder naar het oordeel van het hof geenszins uit dat de verdachte reeds vanaf 1 augustus 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij in zijn woning had, nu er niet met voldoende aannemelijkheid door deze getuigen is verklaard wanneer ze voor het laatst in de woning van de verdachte zijn geweest. [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat ze tot ongeveer begin september 2018 in de woning van de verdachte is geweest, maar houdt, als het gaat om de periode, een slag om de arm. Het eerstvolgende bezoek aan de woning van de verdachte door [getuige 1] was in november 2018, na de inval van de politie. [getuige 2] heeft slechts verklaard over een barbecue bij de woning van de verdachte in de zomer van 2018. Wanneer dat dan zou zijn geweest kan de verdachte desgevraagd echter niet aangeven.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de door de rechtbank opgelegde taakstraf te matigen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft veel meegemaakt en er loopt thans een traject bij de stichting Stevig, gericht op geestelijke gezondheidszorg.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst
van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich – kort gezegd – schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk telen van 427 hennepplanten op 28 november 2018 (feit 1 primair). Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal van elektriciteit door middel van verbreking (feit 2). Dit bewezenverklaarde handelen van verdachte staat in relatie tot de handel in softdrugs, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert en - naar de ervaring leert - andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast kan frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid schaden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen hieraan heeft bijgedragen.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2022, geen relevante recidive heeft.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Daarnaast stelt het hof vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van een hennepkwekerij van 100 tot 500 planten, uitgaan van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de duur van de berechting. Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De verdachte heeft op 24 december 2019 hoger beroep ingesteld terwijl het hof op 7 december 2022 arrest zal wijzen. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met bijna een jaar overschreden, terwijl dit niet geheel aan de verdachte valt toe te rekenen. Zonder schending van de redelijke termijn acht het hof, gelet op de ernst van de feiten en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor wat betreft feit 1, in beginsel een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis passend en geboden. Echter, gelet op de hiervoor geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal het hof volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Daarnaast zal het hof aan de verdachte, als stok achter de deur zodat de verdachte zich niet nogmaals zal inlaten met het plegen van dergelijke strafbare feiten, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opleggen met een proeftijd van 2 jaar. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK document, toebehoort aan de verdachte. Het hof zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven goed aan de verdachte, als zijnde redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.955,05 ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg deze vordering gematigd tot een bedrag van € 2.612,44, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering behelst de volgende kosten:
Materieel
- -
Illegaal afgenomen elektriciteit € 1.549,14
- -
Administratiekosten € 376,40
- -
Uurtarief fraude-inspecteur € 312,00
- -
Capaciteitstarief € 374,90
Totaal€ 2.612,44
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen tot een bedrag van
€ 2.612,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2018.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ad € 2.612,44 voldoende onderbouwd is en in voldoende rechtstreeks verband staat met het onder feit 2 bewezenverklaarde, en bovendien niet inhoudelijk is betwist. Toewijzing van de gevorderde kosten komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De wettelijke rente over het toegewezen bedrag zal het hof toewijzen vanaf 28 november 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 2.612,44. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Hoofdelijkheid
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde ziet het hof termen aanwezig de toegewezen bedragen aan schadevergoeding en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- document.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.612,44 (tweeduizend zeshonderdtwaalf euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente 28 november 2018 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.612,44 (tweeduizend zeshonderdtwaalf euro en vierenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2018 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 36 (zesendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 7 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.