Kamerstukken II, 1999 – 2000, 27 159, nr. 3, p. 15.
HR, 15-04-2014, nr. 12/04868
ECLI:NL:HR:2014:912
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-04-2014
- Zaaknummer
12/04868
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:912, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2114, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2114, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:912, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0188
Uitspraak 15‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Witwassen. Art. 420bis Sr. Verwerven en voorhanden hebben. Uit de gebezigde bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat t.t.v. de verwerving de personenauto middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Aangezien de bewezenverklaring ook inhoudt dat verdachte de auto “voorhanden heeft gehad” alsmede dat het Hof bij de kwalificatie van het bewezenverklaarde kennelijk geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het “verwerven” van de auto behoeft het middel niet tot cassatie te leiden.
Partij(en)
15 april 2014
Strafkamer
nr. 12/04868
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 28 september 2012, nummer 21/004797-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring wat betreft de verwerving van de personenauto ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 11 mei 2010 tot en met 5 november 2010, te Haarlem en Uden, een voorwerp, te weten een personenauto (merk Porsche type Cayenne met kenteken [AA-00-BB]), heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6.
2.2.3.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "witwassen".
2.3.
Uit de gebezigde bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat ten tijde van de verwerving de personenauto middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. In zoverre is het middel terecht voorgesteld. In aanmerking genomen evenwel dat de bewezenverklaring ook inhoudt dat de verdachte de auto "voorhanden heeft gehad", alsmede dat het Hof bij de kwalificatie van het bewezenverklaarde kennelijk geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het "verwerven" van de auto, behoeft de gegrondheid van het middel niet tot cassatie te leiden.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2014.
Conclusie 29‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Witwassen. Art. 420bis Sr. Verwerven en voorhanden hebben. Uit de gebezigde bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat t.t.v. de verwerving de personenauto middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Aangezien de bewezenverklaring ook inhoudt dat verdachte de auto “voorhanden heeft gehad” alsmede dat het Hof bij de kwalificatie van het bewezenverklaarde kennelijk geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het “verwerven” van de auto behoeft het middel niet tot cassatie te leiden.
Nr. 12/04868 Zitting: 29 oktober 2013 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest 28 september 2012 verdachte wegens 5. “witwassen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts is de in beslag genomen personenauto, een Porsche Cayenne, verbeurd verklaard. Ingevolge art. 423, vierde lid, Sv heeft het Hof de straf voor de feiten 1, 2, 3 en 4 bepaald zoals weergegeven in het arrest.
2. Namens de verdachte heeft mr. M. van Dam, advocaat te Amsterdam, beroep in cassatie ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft namens verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat bewezenverklaring en/of kwalificatiebeslissing onvoldoende met redenen is omkleed nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de Porsche Cayenne voorafgaande aan de verwerving onmiddellijk of middellijk afkomstig is geweest uit enig misdrijf.
4. Het Hof heeft het volgende bewezen verklaard:
“hij in de periode van 11 mei 2010 tot en met 5 november 2010, te Haarlem en Uden, een voorwerp, te weten een personenauto (merk Porsche type Cayenne met kenteken [AA-00-BB]), heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting bij dit hof op 14 september op 14 september 2012:
Het klopt dat ik naar de verzekeringsmaatschappij Achmea heb gebeld en ik mij heb voorgedaan als [betrokkene 1]. lk zou de auto repareren en moest daarvoor het geld hebben. Het rekeningnummer dat ik heb doorgegeven is het rekeningnummer van mijn zus. Ik ben samen met [betrokkene 1] bij de garage in Uden geweest waar de Porsche is gekocht.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 465), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte en het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
De verdachte verklaarde op 6 november 2010 zelf over zijn inkomsten: Ik heb geen werk. Ik heb ook geen uitkering.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een kennisgeving inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 467):
Naam en adres van degene onder wie in beslag is genomen:
[verdachte], [a-straat 1], [plaats]
De tenaamgestelde van het in beslag genomen voorwerp: [betrokkene 1].
Datum en plaats van inbeslagneming: 8 november 2010 in Haarlem
Omschrijving van de inbeslag genomen goederen: Personenauto, Porsche Cayenne, [AA-00-BB]
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 468- 469) voor zover inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de slaapkamer van [verdachte] in perceel [a-straat 1] te [plaats] werd een certificaat voertuigvolgsysteem betrekking hebbende op de Porsche Cayenne met kenteken [AA-00-BB] (het hof begrijpt [AA-00-BB]) aangetroffen en in beslag genomen. Tevens zijn bescheiden aangetroffen en in beslaggenomen van het bedrijf [A] te Wateringen. Kennelijk was door een eerdere eigenaar in dit voertuig een zogenaamd track-and-tracesysteem ingebouwd.
In de auto werd door mij aangetroffen een Turks paspoort en identiteitsbewijs op naam van [verdachte]. Een Nederlands paspoort op zijn naam. Een rekening van 2379,95 euro op naam van [verdachte] van Porsche Centrum Amsterdam. Contant betaald. Een factuur op naam van [verdachte] van de Porsche van 3.536,03 euro.
Uit meldingen aan het “Patser-project” van de afdeling financiële recherche, uit CJIB gegevens van 20 augustus 2010 en uit de politiesystemen bleek dat [verdachte] op 30 augustus 2010 gezien was als bestuurder van de genoemde Porsche.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal deelonderzoek witwassen (pagina 375 en 383), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Onder de in beslag genomen goederen van locatie [a-straat 1] [bevonden] zich papieren en cd’s met betrekking tot de Porsche Cayenne met kenteken [AA-00-BB].
Gedurende het onderzoek bleek verdachte te verblijven op het adres: [a-straat 1], [plaats], het adres van zijn zus [betrokkene 2].
6 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige (pagina 536-538), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige], zakelijk weergegeven:
Vraag: U heeft een Porsche verkocht met kenteken [AA-00-BB]?
Antwoord: Dat heb ik gedaan voor [betrokkene 3]. Dat is een vaste klant van mij waarvoor ik dat heb gedaan.
Er is cash betaald, behalve de 15.000 euro die bij ophalen op 11 mei (het hof begrijpt 11 mei 2010) per bank is betaald. De overige 27.500 euro is contant betaald in verschillende gedeelten. Bij verkoop was het volledige bedrag van 42.500 euro betaald.
De hoofdrolspelers die elke keer aanwezig waren, was een man met een armpje waaraan iets mankeerde. Er was ook altijd één wat kleinere bij.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 518-519), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 11 september 2010 werd door een politieagent via de mail een zogeheten patsermelding gedaan. De melding luidt als volgt: In de [a-straat 1] woont een Turkse mevrouw. Hier komt al enige tijd, de laatste tijd iedere dag, een Turkse man over huis, leeftijd 25 à 30 jaar.
Tegenwoordig komt deze man met een zwarte Porsche Cayenne voorzien van kenteken [AA-00-BB].
Afgeluisterde telefoongesprekken 06-[…]
Op 19 oktober 2010 omstreeks 12.40 uur belt [verdachte] uit naar Centraal Beheer Achmea en noemt zichzelf [betrokkene 1] en wil een rekeningnummer doorgeven waarop een schade-uitkering van de verzekering gestort moet worden Deze uitkering heeft betrekking op de schade aan de Porsche. [verdachte] geeft het rekeningnummer door van [betrokkene 2], zijn zus en vertelt aan de medewerker van Centraal Beheer dat het rekeningnummer van de reparateur is.
Omstreeks 12.52 belt [verdachte] uit naar Centraal Beheer en noemt zich weer [betrokkene 1].
Op 3 november 2010 om 12.36 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 1]. [betrokkene 1] geeft in dit gesprek aan dat hij er geen zin meer in heeft om die Porsche op zijn naam te zetten, al geeft [verdachte] hem duizend euro.
Op 4 november 2010 omstreeks 11.44 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 1].
[betrokkene 1] zegt tegen [verdachte] dat ie van zijn naam moet. [verdachte] zegt dat hij iedereen heeft gevraagd, maar dat niemand kan.
Omstreeks 18.32 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 1]. [betrokkene 1] geeft aan dat hij er geen trek meer in heeft dat die auto op zijn naam staat.
8 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 539-540) voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Bij het Porsche Centrum Amsterdam zijn wij te woord gestaan door [betrokkene 4], verkoopmedewerker. [betrokkene 4] verklaarde als volgt:
De auto is door twee mannen gebracht. Eén van die mannen was een grote kerel een sport schooltype. Hij droeg korte mouwen waardoor ik kon zien dat hij veel littekens op zijn linkerarm had. lk zie op de factuur staan dat de auto op 14 juni 2010 is opgehaald. De reparatie werd contant betaald. Die man met de littekens is vlak na deze reparatie nog terug geweest om onderdelen te bestellen.
Door ons, [verbalisanten], zijn foto’s aan [betrokkene 4] met de vraag wie van hij herkende als de eigenaar van de Porsche:
[betrokkene 4] verklaart als volgt: Foto 5 ([verdachte]): Dat is de man met de littekens op zijn arm.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 397) voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Uit de gegevens van de Belastingdienst is het volgende gebleken ten aanzien van verdachtes bruto inkomen.
2006: € 20.422
2007: € 10.129
2008: € 965
2009: geen gegevens.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 422-473) voor zover inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Financiële gegevens van [verdachte] bij Rabobank in de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 oktober 2009 betreffende de bankrekeningen:
[001] en [002]. Beide bankrekeningen zijn per 23 september 2010 door de bank opgeheven.
In de bevraagde periode hebben er geen mutaties plaatsgevonden op de rekening [002].
In de bevraagde periode hebben er geen noemenswaardige mutaties plaatsgevonden op de rekening [001].
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 596-597) voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Volgens de Nibudnormen waren de minimale kosten over de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2009 13.372 euro. Voor 2010 waren de minimale kosten voor levensonderhoud 5.510 euro.”
6. Het Hof heeft het volgende overwogen omtrent het bewijs:
“Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit. De Porsche Cayenne zou niet toebehoren aan de verdachte, maar aan [betrokkene 1]. Verdachte zou slechts de auto van [betrokkene 1] hebben geleend.
Het hof verwerpt het verweer. Uit de eventueel later op te nemen bewijsmiddelen, blijkt niet alleen dat de verdachte in de auto reed, maar ook dat de verdachte feitelijk eigenaar van de auto was. Verdachte was bij de koop van de auto betrokken, hij heeft contact gehad met het garagebedrijf dat een reparatie aan de auto uitvoerde en met de verzekeringsmaatschappij over het uit te keren schadebedrag naar aanleiding van schade aan de auto. Nadat de auto in beslag was genomen, werd in de auto een Turks identiteitsbewijs en een paspoort op naam van de verdachte aangetroffen. In de woning waar de verdachte verbleef, zijn voorts papieren en cd’s met betrekking tot de Porsche Cayenne aangetroffen. Weliswaar stond de auto op naam van [betrokkene 1], maar uit telefoongesprekken en/of sms-berichten tussen verdachte en [betrokkene 1] kan worden afgeleid dat [betrokkene 1] de auto slechts op naam had en niet bezat. De verklaring die [betrokkene 1] ter zitting van het hof heeft afgelegd acht het hof, gelet op het aanwezige bewijs, ongeloofwaardig.
Niet is gebleken dat verdachte in de periode waarin hij de Porsche Cayenne verwierf, de beschikking had over legale inkomsten. De Porsche Cayenne is grotendeels contant betaald en werd op naam gezet van een katvanger. Uit deze omstandigheden leidt het hof af dat de Porsche Cayenne is aangeschaft met door misdrijf verkregen geld.”
7. Uit de bewijsvoering van het Hof blijkt zonder meer – hetgeen in cassatie ook niet is bestreden – dat de Porsche Cayenne met kenteken [AA-00-BB] is aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, alsmede dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Aldus kan uit de bewijsvoering volgen dat de verdachte, zoals bewezenverklaard, bedoelde Porsche voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit voorwerp (middellijk) van misdrijf afkomstig was.
8. Moeilijker ligt dit bij het eveneens bewezenverklaarde moment van het verwerven van de Porsche. De Porsche op zich was, voordat deze werd aangeschaft met uit misdrijf verkregen geld, ‘legaal’, althans uit de voorhanden zijnde stukken blijkt niet van het tegendeel. Eerst op het moment dat de Porsche wordt betaald met van misdrijf afkomstig geld is de Porsche zelf middellijk/indirect uit misdrijf afkomstig. Aan de steller van het middel moet worden toegegeven dat de onderhavige feitencomplex veeleer valt onder het eveneens in art. 420bis, eerste lid onder b, Sr strafbaar gestelde ‘omzetten’. Met omzetten wordt immers gedoeld op die handelingen waardoor de betrokkene een ander voorwerp verkrijgt dat het voordeel uit het oorspronkelijke misdrijf belichaamt. Het kopen van luxegoederen is hier een schoolvoorbeeld van. Hetzelfde geldt voor het eveneens in art. 420bis, eerste lid onder b, Sr strafbaar gestelde gebruik maken van een voorwerp dat middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is. Dit betekent echter niet dat hetzelfde feitencomplex niet tevens het verwerven van een goed dat middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is kan opleveren.
9. Uit de wetsgeschiedenis bij art. 420bis Sr blijkt dat de wetgever aan de termen ‘verwerft’, ‘voorhanden heeft’ en ‘overdraagt’ dezelfde betekenis heeft willen geven als daaraan in de helingsbepalingen toekomt.1.Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van die helingsbepalingen omvat het verwerven van een goed alle handelingen die tot gevolg hebben dat iemand de feitelijke zeggenschap over een goed verkrijgt.2.Of hier enige privaatrechtelijke titel aan ten grondslag ligt, is niet van belang en zo deze titel al bestaat, hoeft deze niet rechtsgeldig te zijn naar burgerlijk recht.3.
Nu onder het verwerven als bedoeld in art. 420bis Sr alle handelingen vallen die tot gevolg hebben dat iemand de feitelijke zeggenschap over een goed verkrijgt, is in het onderhavige geval voor mij nog net verdedigbaar dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte de Porsche Cayenne heeft verworven terwijl hij wist dat het een uit enig misdrijf afkomstig voorwerp was. Daarbij neem ik in aanmerking dat op dit punt bij het Hof geen verweer is gevoerd. De betaling met van misdrijf afkomstig geld geschiedde in verschillende gedeelten en bij de verkoop was het volledige bedrag betaald. Verreweg het grootste deel was betaald voorafgaande aan het ophalen van de auto (bewijsmiddel 6). Kennelijk heeft het Hof het zo gezien dat de Porsche op het moment van de feitelijke overdracht aan verdachte inmiddels middellijk uit enig misdrijf afkomstig was. Pas toen kreeg de verdachte de feitelijke zeggenschap over de Porsche en was er dus sprake van het verwerven als bewezenverklaard. Ik kies primair deze benadering waarbij het begrip ‘verwerven’ een autonome betekenis wordt toegekend. Voor het geval uw Raad een ander standpunt inneemt, bepleit ik dat aan de (in dat geval) (op het eerste gezicht) onjuiste bewezenverklaring van ‘verwerven’ geen rechtsgevolg wordt verbonden. Als er al niet sprake is van een kennelijke misslag dan geldt in ieder geval dat het voor de aard en ernst van het feit geen verschil maakt of verdachte wordt veroordeeld voor witwassen bestaande uit verwerven en voorhanden hebben of voor witwassen louter bestaande uit voorhanden hebben.
10. Het middel faalt.
11. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑10‑2013
Kamerstukken II, 1989 – 1990, 21 565, nr. 3, p. 3. Zie tevens G.C. Haverkate, ‘Bereik en toepassing van de Nederlandse strafbepalingen inzake witwassen’, in: Witwassen in Nederland en België. Preadvies voor de jaarvergadering van de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Strafrecht 2008, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p. 19 – 20.
Kamerstukken II, 1989 – 1990, 21 565, nr. 5, p. 5. Zie tevens G.C. Haverkate, ‘Bereik en toepassing van de Nederlandse strafbepalingen inzake witwassen’, in: Witwassen in Nederland en België. Preadvies voor de jaarvergadering van de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Strafrecht 2008, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p. 20. Zie over de uitleg van het bestanddeel verwerven voorts nog S.S. Buisman, Witwassen-het enkel verwerven en voor handen hebben en richtlijn conforme interpretatie, DD 2013, p. 569-571.