Einde inhoudsopgave
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Artikel 4.14 Langdurige afwezigheid in het niet bekostigd voortgezet onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het bestuur van de rechtspersoon waarvan de school, bedoeld in de artikelen 2.9, onderdelen b, c en d, of 2.10 voor zover het betreft een school als bedoeld in artikel 1.4a.1 WEB, uitgaat of de natuurlijke persoon die deze school in stand houdt, stelt uiterlijk op de derde werkdag na afloop van een periode van afwezigheid van 4 weken de leerling in kennis dat daarvan in de administratie van de school een aantekening is gemaakt en verzoekt de leerling om opgaaf van de reden van de afwezigheid.
2.
Uiterlijk op de vijfde werkdag na de periode van 8 weken stelt het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon vast:
- a.
of de reden die de leerling binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken gaf voor zijn afwezigheid, een geldige reden als bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 is, of
- b.
dat de leerling binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken geen reden heeft opgegeven voor zijn afwezigheid.
3.
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon stelt tevens uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode van 8 weken vast of de leerling voor het einde van die periode weer aan het onderwijs is gaan deelnemen.
4.
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon meldt uiterlijk de vijfde werkdag na afloop van een periode van 8 weken aan Onze Minister dat de leerling die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken zonder opgave van geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen. Tevens meldt hij, indien de leerling voor het einde van die periode van 8 weken weer aan het onderwijs is gaan deelnemen, de datum daarvan.
5.
De periodes van 5 en 8 weken worden verlengd met de weken waarin vanwege vakantie geen onderwijs werd verzorgd.
6.
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon stuurt gelijktijdig met de mededelingen, bedoeld in het vierde lid, een afschrift van de gegevens die over de betrokkene aan Onze Minister zijn verstrekt, aan deze betrokkene en geeft daarbij tevens aan dat afwezigheid als bedoeld in artikel 4.12, gevolgen heeft voor de tegemoetkoming van betrokkene, alsmede welke beroepsgang voor betrokkene open staat tegen de mededelingen, bedoeld in het vierde lid.