HR, 06-01-2012, nr. 11/00725
ECLI:NL:HR:2012:BV0275, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-01-2012
- Zaaknummer
11/00725
- LJN
BV0275
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV0275, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑01‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BP3288, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BP3288, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑02‑2011
- Vindplaatsen
V-N 2012/4.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2012/621 met annotatie van mr. J. Snitker
Uitspraak 06‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 6:5, lid 1, letter d, Awb. Hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Partij(en)
6 januari 2012
nr. 11/00725
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2011, nr. 10/00553, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak betreffende een aanmaning tot betaling van een verzuimboete.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is een aanmaning verstuurd tot betaling van een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2006. Het bezwaar tegen de aanmaningskosten heeft de Ontvanger ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/2214) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft bij uitspraak van 17 november 2010 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende nalatig is gebleven in het aanvoeren van de gronden van het hoger beroep. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1.1.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het hogerberoepschrift luidt:
‘Tegen de hierboven genoemde uitspraak wordt beroep ingesteld. De gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.
Ten onrechte is onder andere geoordeeld dat niet sprake is van een besluit en, kennelijk, dat sprake is van een besluit onder opschortende voorwaarde.’
3.1.2.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende meermalen in de gelegenheid gesteld het hogerberoepschrift aan te vullen. Belanghebbende heeft niettemin geen aanvulling op het hogerberoepschrift ingediend.
3.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de gronden in het hogerberoepschrift ontbreken, zodat het niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
3.3.
De tegen dit oordeel gerichte klacht slaagt. Het Hof is er ten onrechte van uitgegaan dat het hiervóór in 3.1.1 aangehaalde hogerberoepschrift niet reeds de gronden bevat. Aan de ontvankelijkheid van het hoger beroep doet dan niet af dat in het hogerberoepschrift gronden van het beroep worden aangekondigd, en evenmin dat de belanghebbende de aangekondigde gronden niet heeft gegeven terwijl hem daarvoor door de griffier van het Hof meermalen de gelegenheid is geboden. Die omstandigheden kunnen immers niet bewerkstelligen dat het hogerberoepschrift, dat ten tijde van de indiening voldeed aan de eisen van artikel 6:5 Awb, daaraan nadien niet meer voldeed (vgl. HR 25 juli 2000, nr. 34990, LJN AA6597, BNB 2000/333).
3.4.
Gelet op het hiervoor overwogene kan 's Hofs uitspraak op het verzet niet in stand blijven. Het verzet dient gegrond te worden verklaard. Het Hof dient het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, met inachtneming van dit arrest.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het verzet bij het Hof.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof op het verzet,
verklaart het verzet tegen de uitspraak van het Hof gegrond,
verstaat dat die uitspraak vervalt en dat het Hof het onderzoek moet voortzetten in de stand waarin het zich bevond,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 454,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het verzet bij het Hof, vastgesteld op € 109,25 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2012.
Beroepschrift 15‑02‑2011
Beroep
1
Het beroep is ten onrechte ongegrond verklaard. Het oordeel van het gerechthof is in strijd met de Awb en is onbegrijpelijk.
2
De ro 4.1 luidt:
‘Uit de gedingstukken blijkt het volgende:
De gemachtigde heeft op 11 augustus 2010 hoger beroep ingesteld en daarbij vermeld ‘De gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.’.’
Het beroepschrift van 11 augustus 2011 bevat de volgende tussen … en … afgedrukte zinnen:
Tegen de hierboven genoemde uitspraak wordt beroep ingesteld.
De gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.
Ten onrechte is onder andere geoordeeld dat niet sprake is van een besluit en, kennelijk, dat sprake is van een besluit onder opschortende voorwaarde.
Voor zover van belang.
In de brief is in de zin ‘De gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.’ voor het woord gronden, het woord aanvullende weggevallen.
De zin moest dus zijn: De aanvullende gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.
3
Onduidelijk is waarom het gerechthof de laatste, wezenlijke zin weglaat.
De zin luidt: ‘Ten onrechte is onder andere geoordeeld dat niet sprake is van een besluit en, kennelijk, dat sprake is van een besluit onder opschortende voorwaarde.’.
Uit deze zin blijkt waarom belanghebbende het niet eens is met het oordeel van het gerechthof. Belanghebbende meent dat het gerechthof ten onrechte oordeelde dat sprake is van een besluit onder opschortende voorwaarden.
Omdat het gerechthof deze zin vermeld in het beroepschrift van 11 augustus 2010 alsmede genoteerd in het verzetschrift buiten beschouwing heeft gelaten, is sprake van een motiveringgebrek.
4
De uitspraak op het verzet vermeldt:
‘4.1
(…)stukken over de vestigingsplaats en de persoon die namens belanghebbende konden optreden, toe te sturen; de griffier heeft daarbij gewezen op de mogelijke niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Van de gemachtigde is geen reactie ontvangen.’.
De gemachtigde heeft wel gereageerd, hetgeen blijkt uit de produktie 1.
5
De uitspraak vermeldt:
‘4.5
Het hof overweegt het volgende:
- —
de gemachtigde verklaart in zijn beroepschrift dat de gronden van het beroep nog zullen volgen; dit impliceert dat hij van mening was dat die gronden destijds nog niet waren opgegeven; het Hof heeft die ook niet uit enige passage kunnen afleiden;
(…)’.
Als hiervoor is vermeldt: het woord ‘aanvullende’ is weggevallen. Dat mededeling dat de — aanvullende — gronden van het beroep binnenkort worden gestuurd, neemt niet weg dat het beroepschrift de gronden van het beroep bevat. Immers, de rechtbank oordeelde onder meer dat
‘Eiseres heeft derhalve bezwaar gemaakt tegen aanmaningskosten die niet zijn gevorderd.’
en het beroepschrift vermeldt
‘Ten onrechte is onder andere geoordeeld dat niet sprake is van een besluit en, kennelijk, dat sprake is van een besluit onder opschortende voorwaarde.’.
Het beroepschrift van 11 augustus 2010 bevat dus de gronden van het beroep.