Hof Arnhem, 01-09-2009, nr. 200.031.462/01
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6980
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
01-09-2009
- Magistraten
Mrs. Mollema, Kuiper, De Hek
- Zaaknummer
200.031.462/01
- LJN
BJ6980
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6980, Uitspraak, Hof Arnhem, 01‑09‑2009
Uitspraak 01‑09‑2009
Mrs. Mollema, Kuiper, De Hek
Partij(en)
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
- 1.
Installned B.V.,
gevestigd te [plaats],
- 2.
[persoonsnaam] Holding B.V.,
gevestigd te [plaats],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Installned c.s.,
advocaat: mr. drs. S. Kökbugur, kantoorhoudende te Almere,
tegen
Kucera Holding B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Blakborn, kantoorhoudende te Amsterdam.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 16 juni 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Installned c.s. hebben een akte uitlating producties genomen, waarbij zij tevens de stukken betreffende door hen gelegde conservatoire beslagen en een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad inzake een vordering tot opheffing van die beslagen hebben overgelegd.
Vervolgens hebben Installned c.s. de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Vaststaande feiten
1.
Tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van het vonnis zijn geen grieven gericht. In appel kan dan ook van deze feiten worden uitgegaan. Tezamen met hetgeen verder nog enerzijds is gesteld en anderzijds niet (voldoende) is betwist, komen de feiten op het volgende neer.
1.1.
[geïntimeerde] heeft, nadat partijen hun voornemen daartoe hadden vastgelegd in een intentieverklaring en een aanvulling daarop, haar aandelen in Texstof B.V. (hierna: Texstof) op 2 januari 2006 verkocht en geleverd aan Installned c.s. voor een bedrag van in totaal € 100.000,00, waarvan de helft voldaan dient te worden door Installned (toen nog [persoonsnaam 2] Holding B.V. genaamd) en de andere helft door [persoonsnaam] Holding B.V. (hierna: [appellant 2]). Van de verkoopprijs is een bedrag van € 75.000,00 onbetaald gebleven. Voor dit bedrag hebben partijen een overeenkomst van geldlening gesloten. Blijkens de akte van levering van de aandelen heeft [geïntimeerde] nog een (nader te bepalen) vordering in rekening courant op Texstof. Het daarmee gemoeide bedrag is door [geïntimeerde] ten titel van geldlening aan Texstof beschikbaar gesteld. De akte bevat verder onder meer nog de volgende bepalingen:
‘(…)
Geldigheid bepalingen intentieverklaring
Artikel 5.
Voor zover daarvan in deze akte geen nadere uitvoering is gegeven blijft tussen partijen van kracht hetgeen ter zake van de onderhavige transactie is overeengekomen in de intentieverklaring.
(…)
Non-concurrentie
Artikel 9.
- 1.
Het is verkoper op straffe van verbeurte jegens koper van een door de enkele overtreding direct opeisbare boete van éénhonderdvijftig euro vijfhonderd euro (€ 500,00) voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, verboden gedurende een periode van twee (2) jaar na heden, op enigerlei wijze direct of indirect werkzaam te zijn bij-, en financieel belang te hebben bij- of anderszins betrokken te zijn bij enige vennootschap of onderneming die binnen de Provincie Flevoland soortgelijke producten vervaardigt of verhandelt en/of diensten aanbiedt als de vennootschap thans vervaardigt, verhandelt of aanbiedt, zulks onverminderd het recht van koper en/of de vennootschap gebruik te naken van alle middelen die de wet of deze overeenkomst bieden.
- 2.
Het bepaalde in lid 1 geldt ook voor comparant [geïntimeerde] in privé.
- 3.
Van het bepaalde in dit artikel kan worden afgeweken bij een tussen verkoper en de vennootschap aan te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 10 waarbij kan worden bepaald dat de termijn als hiervoor bedoeld zal worden verlengd voor de looptijd van die overeenkomst.
Managementovereenkomst
Artikel 10.
Tussen de verkoper en de vennootschap zal per één januari tweeduizendzes een managementovereenkomst van kracht zijn.
De bepalingen en bedingen van die overeenkomst zullen nader tussen partijen worden vastgelegd, zulks met inachtneming van de bepalingen van de intentieovereenkomst.
(…)’
1.2.
Partijen hebben nadere afspraken gemaakt over de terugbetaling van de geleende bedragen door Installned c.s. en door Texstof en over de door Installned c.s. te stellen zekerheden.
1.3.
[geïntimeerde] heeft (in de persoon van haar d.g.a. [geïntimeerde]) werkzaamheden voor Texstof verricht tegen een vergoeding van € 4.500,00 per maand. [geïntimeerde] heeft deze overeenkomst in oktober 2008 opgezegd tegen ultimo december 2008.
1.4.
Vanaf medio 2008 drijft [geïntimeerde] in Lelystad een gelijksoortige onderneming als Texstof onder de handelsnaam Varioshadow. Onder laatstgenoemde naam is omstreeks 30 juni 2008 in Lelystad een winkel geopend.
1.5.
Bij vonnis in kort geding van 24 februari 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad in een door [geïntimeerde] aanhangig gemaakte procedure tegen Installned c.s. en Texstof de vorderingen van [geïntimeerde] tegen [appellant 2] en Installned afgewezen en de vordering tegen Installned toegewezen tot een bedrag van € 30.000,00. De reconventionele vordering tot opheffing van een groot aantal ten laste van Installned c.s. en Texstof gelegde conservatoire derdenbeslagen is toegewezen voor zover het de ten laste van [appellant 2] en Texstof gelegde beslagen betrof en afgewezen voor wat betreft de ten laste van Installned gelegde beslagen.
1.6.
Op 27 februari en 4 maart 2009 hebben Installned en [appellant 2], na verkregen verlof, ten laste van [geïntimeerde] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Texstof en de ABN Amro Bank. Op 4 maart 2009 heeft [appellant 2], eveneens na verkregen verlof, ten laste van [geïntimeerde] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Installned. Installned c.s. hebben in de beslagrekesten hun vordering op [geïntimeerde] begroot op € 120.000,00. Aan de gelegde beslagen hebben Installned c.s., blijkens de beslagrekesten, ten grondslag gelegd dat tussen hen en [geïntimeerde] een managementovereenkomst is gesloten (vastgelegd in een schriftelijk contract van 27 september 2007), dat [geïntimeerde] deze overeenkomst niet met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van 12 maanden heeft opgezegd en dat hij het van deze overeenkomst deeluitmakende geheimhoudingsgebod alsmede het verbod tot het verrichten van nevenactiviteiten geschonden heeft.
1.7.
[geïntimeerde] heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, omdat volgens hem de aan hem toegeschreven handtekening onder het managementcontract van 27 september 2007 vervalst is.
1.8.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft in een vonnis van 7 april 2009, het vonnis waarvan beroep, de vordering van [geïntimeerde] tot opheffing van de gelegde beslagen toegewezen.
1.9.
Na verkregen verlof hebben Installned c.s. op 16 april 2009 opnieuw conservatoir derdenbeslag ten laste van [geïntimeerde] doen leggen onder de ABN Amro Bank en onder Texstof. Tevens hebben zij conservatoir beslag doen leggen op een aantal roerende zaken van [geïntimeerde] alsmede conservatoir bewijsbeslag op een desktop en notebook van [geïntimeerde].
1.10.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de door [geïntimeerde] ingestelde vordering tot opheffing van de in rechtsoverweging 1.8 vermelde beslagen bij vonnis van 28 april 2009 afgewezen.
Procesbelang
2.
Het hof stelt voorop dat nu Installned c.s. in de proceskosten van het geding in eerste aanleg veroordeeld zijn, en [geïntimeerde] geen afstand heeft gedaan van zijn aanspraken op deze proceskostenveroordeling, Installned c.s. reeds om deze reden een voldoende belang hebben bij hun vordering in hoger beroep, zodat zij in deze vordering ontvangen kunnen worden.
3.
Anders dan Installned c.s. lijken te veronderstellen, heeft een eventuele vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 april 2009 geen terugwerkende kracht. Weliswaar herleven de opgeheven beslagen van 27 februari en 4 maart 2009 door de vernietiging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis tot opheffing, maar wijzigingen in de rechtstoestand in de periode tussen de opheffing en de vernietiging van het opheffingsvonnis moeten worden geëerbiedigd. Dat betekent dat het tenietgaan of afnemen van de vorderingen waarop beslag is gelegd in de bewuste periode niet ongedaan gemaakt kan worden. In zoverre hebben Installned c.s., voor zover zij opnieuw beslag hebben gelegd op die vorderingen, geen materieel belang. Voor zover de grieven er toe strekken dat die beslagen nogmaals zouden kunnen worden gelegd, treffen ze geen doel.
4.
Nu alleen voor wat betreft het door [appellant 2] gelegde derdenbeslag onder Installned niet opnieuw beslag is gelegd, is alleen ten aanzien van dat beslag sprake van een belang bij vernietiging van de opheffing ervan. Het hof gaat er daarbij vanuit dat Installned de vordering waarop beslag is gelegd nog niet voldaan heeft, zodat deze nog niet teniet is gegaan.
5.
De slotsom is dat Installned c.s. ontvankelijk zijn in hun appel, maar dat alleen ten aanzien van het beslag onder Installned nog sprake is van een materieel procesbelang. Het hof zal de beide andere beslagen uitsluitend in de behandeling betrekken voor zover die van belang zijn voor de te nemen beslissing met betrekking tot de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
Beoordeling van de grieven
6.
Met de grieven komen Installned c.s. op tegen al hetgeen de voorzieningenrechter aan haar beslissing tot opheffing van de op 27 februari en 4 maart 2009 gelegde beslagen ten grondslag heeft gelegd. De grieven leggen daarmee de vraag of deze beslagen terecht zijn opgeheven in volle omvang aan het hof voor.
7.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag de wederzijdse belangen van partijen dienen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. Het ligt op de eerste plaats op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd (vergelijk HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481 en 30 juni 2006, NJ 2007, 483). Van dat laatste is, naar het oordeel van het hof, in beginsel sprake wanneer het conservatoire beslag tot gevolg heeft dat de beslaglegger (nog) niet heeft te voldoen aan een veroordeling jegens de beslagene. Voorkomen moet worden dat een beslaglegger enkel door het leggen van een conservatoir beslag executie van een jegens hem gewezen vonnis kan voorkomen zonder dat tevens sprake is van gronden die de schorsing of opheffing van de executie van dat vonnis zouden rechtvaardigen.
8.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het door [appellant 2] op 4 maart 2009 onder Installned gelegde beslag kennelijk is bedoeld om de uitvoering van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis — bedoeld is het in rechtsoverweging 1.5 bedoelde vonnis van 24 februari 2009 — te frustreren. Installned c.s. komen met grief IV op tegen dit oordeel.
9.
Installned c.s. wijzen er terecht op dat [appellant 2], de beslaglegger, niet veroordeeld is tot betaling van enig bedrag aan [geïntimeerde]. Het beslag kan om die reden niet door [appellant 2] zijn gelegd om executie van een in haar nadeel gewezen vonnis te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft echter ook overwogen dat Installned c.s. ter zitting met zoveel woorden hebben erkend dat zij de uitvoering van dat vonnis willen frustreren. Installned c.s. zijn niet tegen deze overweging opgekomen, zodat het hof er van moet uitgaan dat zij inderdaad erkend hebben de uitvoering van het vonnis te willen frustreren. Dat dit (in elk geval in belangrijke mate) het doel van het beslag is geweest, is ook niet verwonderlijk gelet op de onderlinge verhouding tussen [appellant 2] en Installned en hun gezamenlijk optrekken tegen [geïntimeerde]. Een conservatoir beslag strekt er echter toe om te waarborgen dat bij toewijzing van de vordering van de beslaglegger verhaal mogelijk is op de schuldenaar / beslagene. Het dient, mede gelet op de ingrijpende gevolgen ervan, met dit doel gelegd worden. Nu Installned c.s. erkend hebben dat het derdenbeslag dat [appellant 2] onder Installned heeft gelegd (al dan niet mede) gelegd is om de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te voorkomen, en er derhalve niet van kon worden uitgegaan dat het (vooral) gelegd is om verhaal van de pretense vordering van [appellant 2] op [geïntimeerde] te waarborgen, is aannemelijk dat [appellant 2] de bevoegdheid tot het leggen van conservatoir beslag voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor deze bevoegdheid gegeven is. De vordering tot opheffing van het beslag is alleen om die reden al toewijsbaar.
10.
Voor zover de grieven van Installned c.s. zich richten tegen de opheffing van het beslag van [appellant 2] onder Installned falen ze derhalve.
11.
Voor de door Installned c.s. op 27 februari 2009 gelegde derdenbeslagen onder Texstof en de ABN Amro Bank geldt, dat — op grond van hetgeen het hof in rechtsoverweging 7 heeft overwogen — het primair op de weg van [geïntimeerde] ligt om aannemelijk te maken dat de door Installned c.s. gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Installned c.s. hebben hun vordering in eerste instantie gebaseerd op een schriftelijke managementovereenkomst tussen hen en [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat indien deze overeenkomst tot stand gekomen is, Installned c.s. substantiële vorderingen op hem hebben vanwege de overtreding door hem van geheimhoudingsgebod en een verbod tot het verrichten van nevenactiviteiten. Niet ter discussie staat dat indien deze overeenkomst geldt, het [geïntimeerde] medio 2008 verboden was om betrokken te zijn bij de onderneming Varioshadow.
12.
Beslissend is derhalve of partijen deze managementovereenkomst zijn aangegaan, zoals Installned c.s. stellen, maar [geïntimeerde] betwist. In een bodemprocedure zullen Installned c.s. dienen te bewijzen dat de door hen gestelde overeenkomst is aangegaan. Daarbij zal naar verwachting een belangrijke rol spelen of vastgesteld kan worden dat de handtekening onder het contract van 27 september 2007 van [geïntimeerde] afkomstig is, zoals Installned c.s. stellen, maar [geïntimeerde] betwist. Wellicht zal een onderzoek door een handschriftdeskundige noodzakelijk zijn, om op dit punt duidelijkheid te verschaffen. Dat daarover nog veel onduidelijkheid bestaat, en dat de bewijslast in de bodemprocedure op Installned c.s. rust, betekent echter nog niet dat aannemelijk is geworden dat de gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. [geïntimeerde] heeft het bestaan van de overeenkomst weliswaar gemotiveerd betwist, maar Installned c.s. hebben, onder meer met een verwijzing naar het in rechtsoverweging 1.1. geciteerde artikel 10 uit de akte inzake de aandelenoverdracht en naar de intentieovereenkomst, aangetoond dat het wel de bedoeling van partijen was om een managementovereenkomst te sluiten, zodat het niet op voorhand onaannemelijk is dat een dergelijke overeenkomst ook daadwerkelijk tot stand is gekomen. Dat zij zich pas in een laat stadium van het conflict op het contract van 27 september 2007 beroepen hebben, roept weliswaar vragen op, maar wettigt niet de conclusie dat aannemelijk is dat zij dit contract vervalst hebben.
13.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de vordering van Installned c.s. ondeugdelijk is. Opheffing van de beslagen op de grond dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Installned c.s. is dan ook niet aan de orde. Hetgeen [geïntimeerde] overigens nog heeft aangevoerd, wettigt niet de conclusie dat een afweging van de belangen van partijen bij de handhaving dan wel de opheffing van het beslag in het voordeel van [geïntimeerde] dient uit te vallen. Tegenover het belang van [geïntimeerde] de door het beslag getroffen vorderingen te kunnen uitwinnen, staat het, met de beslagen gediende, belang van Installned c.s. hun vorderingen op [geïntimeerde] te kunnen verhalen.
14.
De grieven richten zich dan ook terecht tegen de opheffing van de op 27 februari 2009 onder Texstof en ABN Amro gelegde beslagen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft dat slechts gevolgen voor de op de opheffing gebaseerde proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
15.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan hetgeen Installned c.s. verder nog heeft aangevoerd tegen de beslissing van de voorzieningenrechter onbesproken blijven.
Slotsom
16.
Het vonnis van de voorzieningenrechter kan behoudens voor wat betreft de proceskostenveroordeling in stand blijven.
17.
In deze procedure zijn [appellant 2] en Installned gezamenlijk opgetrokken. Gesteld noch gebleken is dat extra proceskosten zijn gemaakt doordat ook Installned in de procedure is betrokken. Het hof zal daarom bij de proceskostenveroordeling [appellant 2] en Installned als één partij beschouwen. Tegen die achtergrond zijn Installned c.s. en [geïntimeerde] over en weer op onderdelen in het ongelijk gesteld. Het hof zal de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep om die reden compenseren.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 april 2009, behoudens voor wat betreft de proceskostenveroordeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
compenseert de proceskosten van het geding in eerste aanleg, in die zin dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
compenseert de proceskosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en De Hek, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 september 2009 in bijzijn van de griffier.