NJB 2018/962:Omvang van het beroep in cassatie tegen uitspraken in strafzaken: de Hoge Raad komt terug op de (in HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610, NJ 2018/59 uiteengezette) gewoonteregel op grond waarvan de Hoge Raad in zaken met meerdere, cumulatief tenlastegelegde feiten het door de verdachte zonder enige beperking ingestelde beroep in cassatie ambtshalve pleegt te beperken tot – naar de kern bezien – de verdachte belastende beslissingen. De Hoge Raad is thans van oordeel dat deze ambtshalve beperking van het cassatieberoep heroverweging behoeft. Uit het achterwege blijven door partijen van het gebruik van de bevoegdheden in art. 429 Sv leidt de Hoge Raad voortaan af dat het niet beperken van het beroep berust op een weloverwogen keuze en dat hij zich zonder een onderzoek dat voormelde gewoonteregel met zich brengt uit te voeren, kan concentreren op de beslissingen waartegen de cassatieschriftuur zich keert. Overgangsrecht: in de omstandigheid dat de advocatuur en het Openbaar Ministerie niet bedacht konden zijn op de afschaffing van meergenoemde gewoonteregel, vindt de Hoge Raad aanleiding die regel nog te blijven toepassen in zaken waarin de cassatieschriftuur is ingediend vóór 1 juli 2018. Waarop het voorgaande niet ziet: de Hoge Raad geeft voorts aan in welke gevallen het bovenstaande geen verandering aanbrengt in de op art. 427 Sv gebaseerde beoordeling van de ontvankelijkheid van een zonder beperking ingesteld cassatieberoep