HR, 18-11-2022, nr. 21/05419
ECLI:NL:HR:2022:1677
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-11-2022
- Zaaknummer
21/05419
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1677, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:4291
- Vindplaatsen
NTFR 2022/3717
V-N 2023/3.15 met annotatie van Redactie
Uitspraak 18‑11‑2022
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/05419
Datum 18 november 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 november 2021, nrs. 20/00800 tot en met 20/008021., op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 16/2055 tot en met SGR 16/2057) betreffende aan belanghebbende over tijdvakken in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente en belastingrente.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2082, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nrs. BK-16/00451 tot en met BK-16/004532., met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Dit stuk bevat klachten die niet anders kunnen worden begrepen dan als nieuwe, buiten de daarvoor geldende termijn voorgestelde, gronden van het beroep in cassatie. De Hoge Raad gaat aan die klachten voorbij.3.
3. Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑11‑2022