NJB 2016/1661
Bedrieglijke bankbreuk art. 341 aanhef en onder 1˚ Sr: deze bepaling ziet op onder meer alle handelingen van de in staat van faillissement verklaarde, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers verricht, waardoor hetgeen rechtens onder het bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorde te komen, buiten diens bereik en beheer wordt gehouden. Daarvan kan geen sprake zijn indien de desbetreffende goederen omdat zij aan een derde toebehoren buiten het faillissement blijven (vergelijk HR 5 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0569, NJ 1997/138). In casu niet begrijpelijk oordeel hof dat goederen rechtens onder bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorden
HR 06-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2021
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 september 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/06186
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2021, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:765, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2016
- Wetingang
(art. 341 Sr)
Essentie
Bedrieglijke bankbreuk art. 341 aanhef en onder 1˚ Sr: deze bepaling ziet op onder meer alle handelingen van de in staat van faillissement verklaarde, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers verricht, waardoor hetgeen rechtens onder het bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorde te komen, buiten diens bereik en beheer wordt gehouden. Daarvan kan geen sprake zijn indien de desbetreffende goederen omdat zij aan een derde toebehoren buiten het faillissement blijven (vergelijk HR 5 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0569, NJ 1997/138). In casu niet begrijpelijk oordeel hof dat goederen rechtens onder bereik en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.