RvdW 2018/549
De rechtmatigheid van deelname van een Franse opsporingsambtenaar aan een verkeerscontrole in Nederland wordt niet alleen bepaald door art. 17 Besluit 2008/615/JBZ.
HR 17-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:616
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 april 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, M.J. Borgers
- Zaaknummer
17/00605
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:616, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:354, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
De rechtmatigheid van deelname van een Franse opsporingsambtenaar aan een verkeerscontrole in Nederland wordt niet alleen bepaald door art. 17 Besluit 2008/615/JBZ. Voor de rechtmatigheid van het gezamenlijk optreden van Nederlandse en Franse opsporingsambtenaren is niet vereist dat daarvoor een grondslag in het Besluit 2008/615/JBZ wordt gevonden. Het Besluit vormt — mede gelet op art. 35 lid 2 Besluit — op zichzelf geen beletsel voor vormen van samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende staten zonder grondslag in het Besluit. Voorts is van belang dat art. 17 lid 2 Besluit geen belangen van verdachte beoogt te beschermen, maar belangen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.