Hof Amsterdam, 24-03-2020, nr. 200.250.845/01 KG
ECLI:NL:GHAMS:2020:930
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-03-2020
- Zaaknummer
200.250.845/01 KG
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:930, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑03‑2020; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2018:7062
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1848, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2020-0164
Uitspraak 24‑03‑2020
Inhoudsindicatie
appellante niet verplicht tot het afleggen van rekening en verantwoording van het door haar gevoerde vermogensrechtelijke beleid.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.250.845/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/653651/KG ZA 18-931
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 maart 2020
inzake
STICHTING CHUMINISAN,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J.H. Post te Barneveld,
tegen:
STICHTING ADP,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.J.T. te Kamstra te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Chuminisan en ADP genoemd.
Chuminisan is bij dagvaarding van 26 oktober 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2018, gewezen tussen ADP als eiseres en Chuminisan als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Chuminisan heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van ADP alsnog zal afwijzen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van ADP tot terugbetaling van de proceskosten à € 2.037,33 die Chuminisan op basis van het vonnis aan ADP heeft betaald, met rente, en met beslissing over de proceskosten, met rente en nakosten.
ADP heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten, met rente en nakosten.
2. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.7) de feiten beschreven die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en strekken derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
( i) ADP is opgericht op 12 juli 2012. Een van haar doelstellingen is het financieel ondersteunen van onderzoek naar de oorzaak van ernstige ziekten en/of de genezing daarvan, in het bijzonder kanker. ADP is de enige erfgenaam van [erflater] (hierna: [erflater] ), die is overleden [in] 2016.
(ii) Chuminisan heeft ten doel om met behulp van een daartoe bestemd vermogen natuurlijke personen en rechtspersonen financieel te ondersteunen in het kader van het algemeen belang, en meer in het bijzonder van medische, sociale, culturele en kerkelijke belangen. Vanaf de oprichting van Chuminisan tot aan zijn overlijden was [erflater] bestuurslid van Chuminisan. Op grond van een schenkingsovereenkomst heeft hij in de jaren 1983 tot en met 1987 jaarlijks fl. 300.000, derhalve in totaal fl. 1.500.000, aan Chuminisan geschonken.
(iii) ADP heeft Chuminisan bij e-mail van 28 januari 2018 verzocht inzage te geven in de stand van haar vermogen, de wijze waarop haar vermogen is gebruikt en de activiteiten die zijn en worden ondernomen.
(iv) Bij e-mail van 12 februari 2018 heeft Chuminisan ADP geschreven dat zij geen recht heeft op inzage in het vermogen van Chuminisan. Wel heeft Chuminisan uiteengezet dat zij per 31 december 2017 € 380.000 aan geldmiddelen en € 185.000 aan niet verhandelbare aandelen heeft, dat zij al enige jaren geen activiteiten heeft ondernomen, maar dat het voornemen is dat wel weer te gaan doen. Het geld zal geschonken worden aan goede doelen. Daarna zal Chuminisan worden opgeheven.
( v) ADP heeft Chuminisan bij brief van 3 juli 2018 verzocht om rekening en verantwoording af te leggen van het door haar gevoerde beleid, welk verzoek Chuminisan bij brief van 9 juli 2018 heeft afgewezen.
ADP heeft, na eisvermindering, gevorderd dat Chuminisan op straffe van dwangsommen wordt veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording van het door haar gevoerde beleid vanaf het overlijden van [erflater] tot heden, door aan de hand van bewijsstukken inzicht te verschaffen in haar inkomsten en uitgaven, waaronder de schenkingen die zij heeft gedaan en de keuzes die hieraan ten grondslag hebben gelegen, in het bijzonder aan de hand van bestuursbesluiten, jaarrekeningen, jaarverslagen, winst- en verliesrekeningen en bankafschriften. ADP heeft deze vordering gemotiveerd door de stelling dat zij als enig erfgenaam van [erflater] en diens rechtsopvolger onder algemene titel alle rechten van [erflater] kan uitoefenen en inzage wenst in de besteding van het vermogen dat Chuminisan ten tijde van het overlijden van [erflater] had. Daartoe zou Chuminisan gehouden zijn omdat zij door [erflater] in het leven is geroepen met het doel een gedeelte van zijn vermogen te verdelen onder diverse goede doelen. ADP zou een spoedeisend belang hebben bij haar vordering vanwege de vrees dat de door [erflater] geschonken gelden niet overeenkomstig het doel van Chuminisan worden besteed.
De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen, waartoe hij heeft aangeknoopt bij art. 7:403 BW, en bij het feit dat [erflater] tot aan zijn overlijden bestuurslid is geweest van Chuminisan, hetgeen zou impliceren dat hij toezicht wilde houden op de wijze waarop de van hem afkomstige gelden werden aangewend.
3. Beoordeling
3.1.
Chuminisan stelt – en ADP erkent – dat zij inmiddels aan de veroordeling door de voorzieningenrechter heeft voldaan. Niettemin komt Chuminisan met haar grieven op tegen de beslissing van de voorzieningenrechter en de motivering daarvan. Zij stelt dat zij niet alleen belang heeft bij vernietiging van het vonnis waarvan beroep omdat zij is veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg, maar ook omdat ADP heeft aangekondigd dat zij voortaan jaarlijks van Chuminisan rekening en verantwoording ter zake van het door haar gevoerde vermogensrechtelijke beleid zal vorderen.
3.2
Door middel van haar zesde grief stelt Chuminisan dat de voorzieningenrechter de vordering van ADP had moeten afwijzen bij gebrek aan spoedeisend belang. Deze grief faalt omdat ADP het spoedeisende belang bij haar vordering heeft gemotiveerd door de vrees dat Chuminisan haar beschikbare vermogen in strijd met haar statutaire doel zal aanwenden. Het spoedeisende belang bij een voorlopige voorziening kan op zichzelf op een dergelijke omstandigheid worden gebaseerd.
3.3.
De grieven 1-4 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Ze vallen vanuit verschillende invalshoeken het oordeel van de voorzieningenrechter aan dat Chuminisan ten opzichte van ADP gehouden is om rekening en verantwoording af te leggen ter zake van de besteding van het bedrag dat [erflater] aan haar heeft geschonken. Volgens Chuminisan leveren de schenkingen als zodanig geen grond op voor het afleggen van rekening en verantwoording. De statuten van Chuminisan voorzien in rekening en verantwoording aan de bestuursleden gezamenlijk en niet aan [erflater] in privé of diens erfgenamen. Bij of door de schenkingsovereenkomst tussen Chuminisan en [erflater] is niet tevens een overeenkomst van opdracht of daarmee op een lijn te stellen rechtsverhouding ontstaan waarin een verplichting voor Chuminisan besloten ligt om zich tegenover [erflater] of diens rechtsopvolgers omtrent de behoorlijkheid van het door haar gevoerde vermogensrechtelijke beleid te verantwoorden en die verplichting kan evenmin worden gebaseerd op HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089 of op het feit dat [erflater] tot aan zijn overlijden bestuurslid van Chuminisan is geweest.
3.4.
De grieven slagen. Het bedrag dat [erflater] aan Chuminisan heeft geschonken, behoort toe aan Chuminisan. Uitgangspunt is daarom dat het tot de autonomie van Chuminisan behoort om over de besteding van dit bedrag te beslissen. ADP heeft niet aannemelijk gemaakt dat [erflater] zijn schenkingen heeft gedaan onder een voorwaarde, last of beding op grond waarvan Chuminisan gehouden is aan hem rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de schenkingen die hij aan Chuminisan heeft gedaan. Ook ADP zelf stelt, onder verwijzing naar HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089, dat in dit geval met name het ongeschreven recht van belang is, en zij beroept zich op de verwantschap van de rechtsverhouding tussen Chuminisan en [erflater] met gemeenschap, zaakwaarneming en – in het bijzonder – de overeenkomst van opdracht.
Het hof is voorshands evenwel van oordeel dat noch het feit dat [erflater] feitelijk nauw bij de oprichting en doelstelling van Chuminisan betrokken is geweest noch het feit dat [erflater] tot zijn overlijden deel heeft uitgemaakt van het bestuur van Chuminisan noch ook het feit dat Chuminisan ingevolge haar doelstelling gehouden is tot een bepaalde besteding van haar vermogen, de gevolgtrekking kan rechtvaardigen dat krachtens ongeschreven recht tussen Chuminisan enerzijds en [erflater] anderzijds met of naast de schenkingsovereenkomst een rechtsverhouding is ontstaan die Chuminisan verplicht om zich jegens [erflater] respectievelijk diens rechtsopvolgers omtrent de behoorlijkheid van het door haar gevoerde vermogensrechtelijke beleid te verantwoorden. Ook als [erflater] door zijn lidmaatschap van het bestuur van Chuminisan heeft uitgedragen dat hij wilde weten wat Chuminisan met het door hem geschonken vermogen deed, impliceert dat niet dat Chuminisan verplicht is om aan [erflater] in privé rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde vermogensrechtelijke beleid. ADP noemt geen andere relevante omstandigheden waaruit dat in dit geval wel zou voortvloeien – als zodanige omstandigheid geldt niet dat ADP vindt dat zij redenen heeft om Chuminisan ervan te verdenken dat zij geen behoorlijk vermogensrechtelijk beleid heeft gevoerd.
Naar voorlopig oordeel van het hof is de voorlopige voorziening die ADP heeft gevorderd dan ook niet toewijsbaar.
3.5.
Bij een bespreking van grief 5, die zich tegen een overweging ten overvloede richt, heeft Chuminisan geen belang. Grief 7 heeft geen zelfstandige betekenis.
3.6.
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd en de vordering van ADP alsnog moet worden afgewezen. ADP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende, wijst de vorderingen van ADP af;
veroordeelt ADP tot terugbetaling aan Chuminisan van € 2.037,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt ADP in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Chuminisan begroot op € 626 aan verschotten en € 980 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 824 aan verschotten en € 1.074 voor salaris, te vermeerderen met de nakosten à € 157 (zonder betekening) respectievelijk € 239 (met betekening), en met de wettelijke rente over de proces- en nakosten als ADP deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest respectievelijk het verschuldigd worden daarvan heeft betaald;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.