NJB 2023/1639:Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat in inleidende opmerkingenin algemene zin uitgebreid in op de volgende onderwerpen: prejudiciële vragen doorde rechter aan de strafkamer van de Hoge Raad, wat een prejudiciële vraag is, de relevante feitelijke en juridische context, hetafzien van beantwoording en de binding van de Hoge Raad aan de prejudiciële vraag, en de consequenties voor de voortgang van de betreffende procedure. Prejudiciële vraag over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten: de Hoge Raad wijdt overwegingen aan klassieke rechtshulp, het optreden van een gemeenschappelijkonderzoeksteam en het uitvaardigenvan een EOB. Prejudiciële vragen over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten: de Hoge Raad bespreekt of machtiging van de rechtercommissarisis vereist, het gebruik van informatie in andere onderzoeken, en Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU)2016/680.

NJB 2023/1639

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat in inleidende opmerkingenin algemene zin uitgebreid in op de volgende onderwerpen: prejudiciële vragen doorde rechter aan de strafkamer van de Hoge Raad, wat een prejudiciële vraag is, de relevante feitelijke en juridische context, hetafzien van beantwoording en de binding van de Hoge Raad aan de prejudiciële vraag, en de consequenties voor de voortgang van de betreffende procedure. Prejudiciële vraag over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten: de Hoge Raad wijdt overwegingen aan klassieke rechtshulp, het optreden van een gemeenschappelijkonderzoeksteam en het uitvaardigenvan een EOB. Prejudiciële vragen over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten: de Hoge Raad bespreekt of machtiging van de rechtercommissarisis vereist, het gebruik van informatie in andere onderzoeken, en Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU)2016/680.

Documentgegevens:

HR 13-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:913

Instantie: Hoge Raad
Datum: 13 juni 2023
Magistraten: Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J.Borgers, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans
Zaaknummer: 23/00011
23/00010
Folio weergave: Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakgebied(en): Strafrecht algemeen (V)
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2023:913, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑06‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:477, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑05‑2023
Wetingang: (art. 553 e.v. Sv)

Essentie

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat in inleidende opmerkingenin algemene zin uitgebreid in op de volgende onderwerpen: prejudiciële vragen doorde rechter aan de strafkamer van de Hoge Raad, wat een prejudiciële vraag is, de relevante feitelijke en juridische context, hetafzien van beantwoording en de binding van de Hoge Raad aan de prejudiciële vraag, en de consequenties voor de voortgang van de betreffende procedure. Prejudiciële vraag over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten: de Hoge Raad wijdt overwegingen aan klassieke rechtshulp, het optreden van een gemeenschappelijkonderzoeksteam en het uitvaardigenvan een EOB. Prejudiciële vragen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.