BNB 2021/23
Bronstaatheffing op AOW-uitkering. Prejudiciële beslissing
HR 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1733, m.nt. P. Kavelaars
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 november 2020
- Magistraten
Mrs. Koopman, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
20/01404
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
P. Kavelaars
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS250727:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Loonbelasting / Pensioenregeling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1733, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:695, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑07‑2020
- Wetingang
Art. 18 lid 2 Belastingverdrag Nederland-Portugal 1999
Essentie
Bronstaatheffing op AOW-uitkering. Prejudiciële beslissing
Samenvatting
Belanghebbende woont vanaf 2016 in Portugal. De Sociale Verzekeringsbank heeft op de AOW-uitkering aan belanghebbende in januari 2019 een bedrag aan loonbelasting ingehouden. De AOW-uitkering die belanghebbende heeft ontvangen in 2016, 2017 en 2018 is volledig in de Portugese belastingheffing betrokken. Belanghebbende stelt dat het Verdrag Nederland-Portugal eraan in de weg staat dat Nederland de AOW-uitkering belast. Volgens de Inspecteur is Nederland op grond van art. 18 lid 2 Verdrag Nederland-Portugal heffingsbevoegd. De Rechtbank heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.
HR: Dezelfde overwegingen over de uitleg van genoemde verdragsbepaling als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.