Rb. Amsterdam, 23-07-2012, nr. 13-666205-11
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2325
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
23-07-2012
- Zaaknummer
13-666205-11
- LJN
BX2325
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2325, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑07‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑07‑2012
Inhoudsindicatie
In de Amstelveense zedenzaak is verdachte veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor misbruik van een kind en het bezit en verspreiden van kinderporno. Zijn huisgenoot en medeverdachte krijgt negen maanden gevangenisstraf. Dat heeft de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/666205-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 23 juli 2012
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1974],
wonende te [adres], [postcode] te [plaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "[locatie]" te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 22 mei 2012 is de behandeling van feit 3 gesplitst van de behandeling van de overige feiten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 juni 2011, 19 september 2011, 15 december 2011, 6 maart 2012 (pro formazittingen) 22 mei 2012 (regiezitting) en 12, 14, 21, 26, 28 juni en 3 en 9 juli 2012 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. F. Dekkers en M.C. Bienfait - van Kampen en van wat door de verdachte en zijn raadslieden mrs. R. Dijkstra en G.J. Knoops naar voren is gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging op 12 juni 2012 en 26 juni 2012 ten laste gelegd - kort samengevat - dat hij samen met een ander:
- 1)
kinderpornografische afbeeldingen en filmbestanden voorhanden heeft gehad, heeft verspreid dan wel heeft vervaardigd en daar een gewoonte van heeft gemaakt;
- 2)
met een kind jonger dan twaalf jaren handelingen heeft verricht waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam;
4) een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Inleidingi
In december 2010 werd in de politieregio Amsterdam-Amstelland een onderzoek gestart tegen [A] (hierna: [A]), die op 21 mei 2012 door de rechtbank is veroordeeld voor seksueel misbruik van jonge kinderen en het vervaardigen, bezit en verspreiden van kinderporno. Tijdens dit onderzoek is onder [A] een aantal digitale gegevensdragers en administratieve bescheiden in beslag genomen. Uit onderzoek daarvan ontstond het vermoeden dat [A] deel uitmaakt van een (inter)nationaal netwerk van personen die kinderpornografisch beeld- en videomateriaal produceren, bezitten en verspreiden en mogelijk zeer jonge kinderen seksueel misbruiken. Om de overige personen van dat netwerk te identificeren werd op 3 januari 2011 een nieuw onderzoek gestart.
Tijdens dat onderzoek werden in de computerdata van [A] meerdere Internet Relay Chat-chatlogs (IRC-chatlogs) aangetroffen, waaronder "[chatlog]". Onderzoek van deze chatlog leverde onder meer een IP-adres op. Dat adres bleek te zijn afgegeven aan verdachte op het adres [adres] te [plaats].ii Op dat adres was mede woonachtig [medeverdachte] (hierna: medeverdachte).iii Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt de medeverdachte in ieder geval van 22 maart 2010 tot 21 januari 2011 als werknemer van Kinderrijk Dagopvang BV te Amstelveen te zijn geregistreerd.iv
Uit analyse van de aangetroffen logs van chatgesprekken tussen verdachte en [A] ontstond het vermoeden dat zij kinderpornografisch materiaal met elkaar uitwisselden, waaronder door [A] vervaardigd beeldmateriaal van door hem gepleegd seksueel misbruik van zeer jonge kinderen. Ook werd er gechat over het misbruiken van een oppaskind van [A] en chatte verdachte over een persoon werkzaam in de dagopvang Kinderrijk. De politie vermoedde dat hij daarmee zijn huisgenoot, de medeverdachte, bedoelde.
Op 8 maart 2011 omstreeks 18.15 uur werd de medeverdachte in de tram aangehouden.v
Vlak daarna trad een arrestatieteam met gebruikmaking van de bij de medeverdachte in beslag genomen sleutels de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] binnen zonder dat verdachte daar toestemming voor had gegeven. Om 18.55 uur werd verdachte aangehouden.vi
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1, 2 en 4 bewezen kunnen worden. De officieren van justitie hebben daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1.
In het interne geheugen van een computer die is aangetroffen op de zolder en de op die computer aangetroffen virtuele machine van VMware (hierna: VMware) is kinderpornografisch materiaal aangetroffen (feit 1, sub 3 en 4).
Verdachte heeft verklaard dat op de computer maar een fractie van de kinderporno is aangetroffen die hij de afgelopen jaren heeft gezien. Uit zijn chats met [A] blijkt ook dat verdachte grote hoeveelheden kinderporno in zijn bezit heeft gehad. Deze kinderporno was aanwezig op VMware die door verdachte is verwijderd nadat [A] was aangehouden.
Op basis van tactisch onderzoek is ten aanzien van zes kinderpornoseries vastgesteld dat verdachte deze in ieder geval op enig moment in zijn bezit heeft gehad (feit 1, sub 1). Uit de chats blijkt dat verdachte regelmatig een bepaalde pagina op het TOR-netwerk bezocht en daar kinderporno bekeek en downloadde. Ook blijkt dat verdachte de serie baby [serie 1] en [serie 2] al kende, dat hij [serie 3] tijdens een chat aan het downloaden was en dat hij in een chat tegen [A] zegt dat hij de [serie 7] serie heeft gevonden. Het is niet vast te stellen of verdachte de serie [serie 4] in zijn bezit heeft gehad, maar hij heeft die in ieder geval gezien. Ook dit is strafbaar.
Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachte door middel van een door hem aangelegde FTP-verbinding toegang had tot de inhoud van zijn computer en daarmee dus tot de kinderporno. Er is dus sprake van medeplegen.
Verdachte heeft actief kinderporno verspreid door via het chatprogramma Kvirc naar anderen internetlinks (Uniform Resource Locater, hierna: URL) te sturen. Via deze internetlinks konden die anderen toegang krijgen tot kinderpornografische foto's. Verdachte heeft bekend dat hij kinderpornografische foto's met anderen heeft gedeeld. Het sturen van links naar kinderporno moet worden gekwalificeerd als het verspreiden van kinderporno, want met het verstrekken van een sleutel verschaf je de ander ook de toegang (feit 1, sub 5).
Er is een geheugenkaart van een mediaplayer aangetroffen in de gemeenschappelijke woonkamer, naast de televisie op een laptop die toebehoort aan verdachte. Op deze geheugenkaart is kinderporno aangetroffen (feit 1, sub 2).
Kort samengevat vragen de officieren van justitie een veroordeling voor het bezit en de verspreiding van kinderporno en het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] van het bezit van kinderporno die is aangetroffen op de geheugenkaart in de woonkamer en de kinderporno op de oude VMware. Tot slot kan worden bewezen dat verdachte van het bezit en het verspreiden een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2 wijzen de officieren van justitie op de bekennende verklaring van verdachte die hij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. Verdachte heeft bekend dat hij de vagina en de clitoris van het meisje heeft gelikt. De officieren hebben betoogd dat hiermee sprake is van seksueel binnendringen en daarbij gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010 (LJN BK6910). Voor zover verdachte feitelijk ontkent dat hij de clitoris heeft gelikt en dat het meisje op zijn tong heeft gezogen kan aan deze ter terechtzitting gegeven enkele ontkenning geen geloof worden gehecht, gezien de eerdere door verdachte gegeven verklaringen.
Het misbruik wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [A] en door de chats waarin [A] met anderen over dit misbruik praat.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte wordt er in een keukenkastje een gasdrukwapen gevonden. De medeverdachte heeft verklaard dat hij, als hij thuis kwam, altijd eerst naar de keuken ging. Verdachte heeft verklaard dat hij wist waar het wapen lag. Gelet op de plaats waar het wapen is aangetroffen en de verklaring van verdachte kan worden bewezen dat beide verdachten hebben wapen voorhanden hebben gehad.
In reactie op het standpunt van de verdediging met betrekking tot de aanhouding van verdachte wijst het Openbaar Ministerie er op dat de hulpofficier zich vijf minuten na de aanhouding van verdachte heeft gelegitimeerd. Dit is volgens artikel 1 lid 2 van de Algemene wet op binnentreden (hierna: Awbi) toegestaan indien sprake is van gevaar voor de veiligheid van goederen. Dat was hier het geval. De stelling van de verdediging dat er disproportioneel geweld zou zijn gebruikt bij de aanhouding is niet eerder naar voren gebracht. Er heeft dus geen nader onderzoek plaats kunnen vinden. De ter terechtzitting overgelegde verklaring namens de arts die verdachte heeft onderzocht na zijn aanhouding onderschrijft die stelling niet. Dit standpunt is onvoldoende is onderbouwd. Verder blijkt niet van enige verhouding tussen de wijze waarop de aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden en de eerste drie door hem afgelegde verklaringen. Tot slot behoeven aan het feit dat verdachte niet op zijn Salduz-rechten is gewezen geen consequenties te worden verbonden, omdat verdachte toen geen verklaring heeft afgelegd. Het Openbaar Ministerie concludeert tot verwerping van het verweer van de verdediging dat het voorgaande zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de processen-verbaal van de eerste drie verhoren van verdachte alsook zijn verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 voor zover dat inhoudt het seksueel binnendringen van het lichaam en van feit 4 en van het onder feit 1, sub 1, 2, 3, en 5 ten laste gelegde, alsook van het verwijt dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het bezit van kinderporno. Zij heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging primair gesteld dat het binnentreden van de woning van verdachte en zijn daarop volgende aanhouding niet volgens de regelen der kunst hebben plaatsgevonden. De hulpofficier heeft zich pas vijf minuten na aanhouding van verdachte bekend gemaakt en medegedeeld waarvan hij werd verdacht. Voorts is verdachte niet onmiddellijk gewezen op zijn Salduz-rechten. Daarnaast is bij de aanhouding dusdanig disproportioneel geweld gebruikt dat verdachte daardoor letsel heeft bekomen. Als gevolg van de fysieke pijn die hij daardoor heeft gehad en het feit dat hij in een cel sliep waar het licht 24 uur per dag aan was, heeft hij slecht geslapen. Ten aanzien van de eerste drie verhoren van verdachte als ook zijn verklaring bij de rechter-commissaris geldt daarom het volgende. Door de verminderde staat van bewustzijn vanwege de fysieke en mentale pijn en de schade als gevolg van het disproportionele geweld en de gestelde vragen was verdachte erg beïnvloedbaar, heeft hij een 'mea culpa'-houding aangenomen en was hij niet sterk genoeg om een beroep te doen op zijn zwijgrecht. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) en dienen de verklaringen die verdachte tijdens voornoemde verhoren heeft afgelegd te worden uitgesloten van bewijs. De conclusie moet zijn dat er onvoldoende bewijs overblijft zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging bepleit dat er geen verwijderde bestanden op de computer van verdachte zijn aangetroffen en er dus onvoldoende bewijs is in relatie tot het verwijderen en daarmee het vermeende bezit van de series zoals genoemd in sub 1. Al zou sprake zijn van verwijderde bestanden, dan zou door het effectief verwijderen geen sprake zijn van opzet gericht op het bezit. Ten aanzien van de serie [serie 7] heeft verdachte verklaard dat hij in ieder geval foto M7 heeft gezien, maar ook deze serie heeft hij niet volledig in zijn bezit gehad.
De geheugenkaart genoemd in sub 2 is aangetroffen in een mediaspeler die bovenop de computer van verdachte lag in de gemeenschappelijke woonkamer. Verdachte heeft verklaard dat hij er vrij zeker van is dat de geheugenkaart niet van hem is en dat hij niet weet wat erop staat. Het feit dat dit goed is aangetroffen in de gemeenschappelijke woonkamer is onvoldoende om te kunnen spreken van "in bezit hebben". Afgezien van de criteria vastlegging en beschikkingsmacht moet er tevens sprake zijn van een zeker opzet dat gericht is op het bezit van de in de tenlastelegging bedoelde afbeeldingen. Dat opzet, ook de voorwaardelijke variant, ontbreekt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de negen originele foto's die zijn aangetroffen in het interne geheugen waarvan een geheugendump is gemaakt (sub 3) niet herkent. Daarnaast is de bron van herkomst onbekend. Verdachte heeft waarschijnlijk geen kennis gehad van de aanwezigheid van deze foto's. Dat impliceert dat geen sprake is van bewuste vastlegging. Verdachte heeft daarmee niet de vereiste beschikkingsmacht over de afbeeldingen. Daarnaast bevonden de kopieën van de foto's zich niet op de computer van verdachte, maar zijn deze het resultaat van een doublure die de recherche heeft gemaakt bij de compilatie van de geheugendump.
Ten aanzien van het beeldmateriaal dat is gevonden in de VMware (sub 4) is geen sprake van bewuste vastlegging van alle genoemde foto's. Niet al het beeldmateriaal is door verdachte herkend.
Van actieve verspreiding van kinderporno (sub 5) is geen sprake. Hoewel in het geval van verdachte wel sprake is van een chatprogramma (Kvirc), is er geen sprake van een 'peer to peer'-netwerk. Daarnaast is geen sprake van het openstellen van een eigen map 'shared map' of 'shared files' zoals wel het geval is in de uitspraken waar het Openbaar Ministerie in dit verband op heeft gewezen. In de onderhavige situatie is geen sprake van het delen van een vrij toegankelijke gedeelde map en het delen via Kazaa. Integendeel, de ander had geen toegang tot nieuwe informatie, maar werd door verdachte slechts geduid op informatie waar de ander reeds bekend mee was, op dezelfde server. Door het sturen van een link via de Kvirc-chat wordt de kring van degenen die van afbeeldingen kennis (kunnen) nemen niet vergroot en is dus geen sprake van verspreiding van het materiaal.
Wat betreft het verwijt dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezit van kinderporno heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is. Verdachte heeft wel verklaard dat het zijn gewoonte was om te chatten, maar daarmee is het downloaden van kinderpornografisch materiaal geen gewoonte.
Voor het geval de rechtbank ten aanzien van feit 2 niet meegaat in het verweer dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat tot vrijspraak moet leiden, heeft de verdediging onder verwijzing naar het arrest van het Hof Den Bosch van 26 mei 2011, NJ 2011, 397, het volgende betoogd. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen 'in' de vagina likken en 'over' de vagina likken. Het eerste kan worden aangemerkt als seksueel binnendringen, maar het tweede niet. Daarnaast is het wrijven en likken van de clitoris op zichzelf niet te kwalificeren als seksueel binnendringen. Verdachte heeft verklaard dat hij de vagina en de clitoris van het meisje heeft gelikt. Deze handelingen kunnen niet leiden tot een bewezenverklaring van seksueel binnendringen zodat verdachte voor dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte het wapen niet voorhanden heeft gehad. Ten eerste was hij zich niet bewust van het feit dat het voorwerp een wapen zou betreffen. Ten tweede hebben meerdere personen toegang tot de woning gehad en ten derde is er geen sprake van een connectie tussen het aangetroffen voorwerp en andere aan verdachte verweten gedragingen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De aanhouding van verdachte
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Awbi mag een woning slechts worden binnengetreden na voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden. Het tweede lid van dit artikel geeft een aantal uitzonderingen op die regel, waaronder de situatie waarin naleving van die vereisten naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van goederen dan wel indien naleving naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt. In het onderhavige geval was er een reëel risico aanwezig dat verdachte door één druk op de knop van zijn computer gegevens zou kunnen uitwissen of verhullen dan wel gegevens ongeschikt zou kunnen maken voor het opsporingsonderzoek. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de naleving van de vereisten uit artikel 1, eerste lid, van de Awbi naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van goederen en de opsporing van strafbare feiten zou kunnen schaden. Dit brengt mee dat de betrokken politieambtenaren niet in strijd met voornoemde wettelijke voorschriften zijn binnengetreden.
Ten aanzien van het gebruik van het, in de visie van de verdediging disproportionele, geweld overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt dat er enig geweld is gebruikt, maar er is geen aanknopingspunt dat dit geweld disproportioneel was. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de inhoud van de brief van de GGD d.d. 22 juni 2012 die bij pleidooi door de verdediging over is gelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in shock was en enkele dagen niet heeft kunnen slapen. Dat heeft invloed gehad op zijn gemoedstoestand en dus ook zijn antwoorden.vii De rechtbank heeft echter uit de processen-verbaal van verhoor of de weergave van de verhoren zoals ter terechtzitting getoond niet de indruk gekregen dat verdachte niet in staat was om een heldere en samenhangende verklaring af te leggen. Dit blijkt reeds uit de omstandigheid dat hij een en andermaal in die verklaringen gemotiveerd op bepaalde vragen - bijvoorbeeld naar zijn wachtwoordenviii - geen antwoord heeft willen geven. Uit die verklaringen leidt de rechtbank dan ook niet af dat verdachte niet in staat was om zich desgewenst op zijn zwijgrecht te beroepen.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden.
4.4.2
Ten aanzien van feit 1 gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden
Nadat verdachte is aangehouden, wordt de woning aan de [adres] te [plaats] onder leiding van de rechter-commissaris doorzocht. Daarbij wordt een zwarte PC (goednummer [nummer 1]) op zolder aangetroffen, die op dat moment aan stond. Van het interne geheugen is een zogenoemde geheugendump gemaakt. Deze computer is van verdachte.ix Daarnaast is - onder meer - een geheugenkaart (goednummer [nummer 2]) gevonden in een mediaspeler die in de woonkamer is aangetroffen.x
4.4.3
Beoordeling van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, is opgesplitst in vijf onderdelen. De rechtbank zal deze hieronder afzonderlijk bespreken.
4.4.4
sub 1 (oude VMware)
De tenlastelegging onder feit 1, sub 1, bevat een nadere omschrijving van de daarin vermelde afbeeldingen van seksuele gedragingen van personen beneden de achttien jaar. Omschreven is dat deze afbeeldingen bestonden uit (onder meer) een zestal met name aangeduide series van foto- en/of filmbestanden.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het kennelijk de bedoeling van het Openbaar Ministerie is om deze series als geheel en niet afzonderlijke afbeeldingen daaruit ten laste te leggen. Een andere interpretatie is naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en vindt ook geen steun in het requisitoir van het Openbaar Ministerie.
Met betrekking tot de vraag of dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard overweegt de rechtbank het volgende.
De hier bedoelde beschuldiging heeft betrekking op een ruime periode van 27 april 2007 tot en met 8 maart 2011. Uit het onderling verband van de onderdelen van de tenlastelegging, bezien in samenhang met het requisitoir van het Openbaar Ministerie, concludeert de rechtbank dat het onderdeel sub 1 van feit 1 betrekking heeft op, vermoedelijk op de dag van of kort na de aanhouding van [A] op 8 december 2010, verwijderde VMware van de computer van verdachte op zolder, in het bijzonder de harde schijf, met goednummer [nummer 3]. Technisch onderzoek van deze gegevensdrager heeft geen ondersteuning aangetoond voor de beschuldiging van het bezit van bedoelde series, anders dan een losse afbeelding uit de serie [serie 7], twee foto's uit de serie [serie 3] en een foto uit de serie baby [serie 1], die op de op 31 januari 2011 aangemaakte VMware zijn gevonden.
Namens verdachte is ter zitting gesteld dat hij betwist de volledige series in bezit te hebben gehad, laat staan deze te hebben uitgewisseld. Wel herkent hij enkele foto's.
De rechtbank overweegt dat dit consistent is met verdachtes verklaringen bij de politie. Verdachte heeft in zijn tweede verhoor op 10 maart 2011 verklaard dat hij kinderporno heeft ontvangen en verstuurd en dat hij met verschillende personen foto's heeft uitgewisseld.xi
Hij heeft ten aanzien van de serie [serie 3] in het zevende verhoor op 13 april 2011, op de vraag "Ik heb wat foto's gezien, o.a. van [serie 3] (sic). Je kent de foto's?", geantwoord: "Ja, die heb ik gezien."xii
Tijdens het achtste verhoor op 26 mei 2011 zijn verdachte enkele losse foto's getoond uit verschillende series zoals deze zijn aangetroffen in de VMware. Op een tweetal getoonde foto's heeft verdachte [serie 3] herkend.xiii Op 10 maart 2011 heeft verdachte verklaard dat hij op internet een video tegenkwam met als bestandsnaam "[serie 7]".xiv Tijdens het achtste verhoor verklaart verdachte over deze serie dat hij niet weet of hij de getoonde foto heeft gezien en zegt hij dat hij sommige foto's uit deze serie heeft gezien.
Van de serie [serie 1] zegt verdachte een foto te herkennen en denkt dat hij [serie 1] heet. Van twee andere denkt hij dat dit mogelijk [serie 1] is.xv
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte over de series het volgende verklaard: "De serie [serie 7] heb ik in bezit gehad maar niet volledig. De serie [serie 4] klinkt mij bekend in de oren, maar ik kan mij niet herinneren hoe die jongen er uit heeft gezien. Ik weet niet of ik deze serie in mijn bezit heb gehad. De series [serie 1], [serie 6] (sic), [serie 2] en [serie 3] heb ik alle gedeeltelijk in bezit gehad."xvi
Uit de hier aangehaalde verklaringen kan niet worden afgeleid dat verdachte heeft erkend dat hij één of meer van de hier bedoelde series geheel in bezit heeft gehad.
Het Openbaar Ministerie heeft verder verwezen naar de chats die verdachte heeft gevoerd met [A] Met betrekking tot deze chats overweegt de rechtbank het volgende.
In deze chats wordt gesproken over de namen waarmee de series in de tenlastelegging zijn aangeduid. Hieruit zou mogelijk de conclusie kunnen worden getrokken dat met die namen op de complete series wordt geduid. Een aanwijzing daarvoor zou kunnen zijn dat verdachte in een chat op 27 februari 2010 om 0:04 uur aangeeft "downloading [serie 3] now"xvii. Zekerheid dat het bij deze chat om de complete serie zoals ten laste gelegd gaat, is er echter niet. Hierbij heeft de rechtbank mede de volgende omstandigheden betrokken:
- *
In de chats wordt ook gesproken over het betrokken afgebeelde kind, zoals in de chat op 1 april 2010, 22.07 uur, evenals andere chats waarin het gaat om [serie 3]xviii dan wel een ander, zoals de chat op 23 maart 2010, 23.50 uur: "i loved to get horny seeing [serie 2].. but also hated to see how she was abused"xix Uit de chats is dan ook niet met zekerheid af te leiden of de naamsaanduiding betrekking heeft op de serie dan wel het daarin afgebeelde kind.
- *
In de tenlastelegging wordt melding gemaakt van zogenoemde onderdelen van de series [serie 7], [serie 4] en [serie 6] onder een eigen aanduiding waarin deze namen terugkeren. Een enkele maal blijkt uit de chats dat er wordt gesproken over zo een onderdeel zoals in de chat van 5 maart 2010, 21:53, waarin kennelijk over de omvang van dat deel wordt gesproken: "[serie 7]04 (...) had 72" Dit roept de vraag op welke inhoud in de chats achter deze namen schuil gaat, als de chats daar verder geen duidelijkheid over verschaffen.
- *
Uit de chats leidt de rechtbank af dat het downloaden van afbeeldingen of series daarvan ook aan technische onvolkomenheden onderhevig is, waardoor de ontvanger niet altijd zeker is of hij de gewenste afbeeldingen alle heeft ontvangen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de hiervoor genoemde chat op 5 maart 2010, 21:50 uur: "sorry... lost my connection", en om 21.51 uur: "...it was no4.. don't know if its complete though" (...) "[serie 7]04... 57 of them... so not complete I guess"xx.
Gelet op deze onzekerheden acht de rechtbank de informatie zoals deze in de chats is te vinden, zonder aanvullend bewijs op grond van technische dan wel overige onderzoeksgegevens, een onvoldoende feitelijke grondslag voor de conclusie dat verdachte de genoemde series als zodanig heeft gedownload, verstuurd of zich daar toegang toe heeft verschaft. Nu dit aanvullende bewijs, zoals blijkt uit het voorgaande, ontbreekt, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de verklaringen van verdachte daarover niet te volgen, zodat het bewijs voor het bezit op enig moment van de complete series of het zich de toegang verschaffen tot de complete series zoals onder sub 1 ten laste gelegd, niet aanwezig is. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.4.5
sub 2 (gegevensdrager woonkamer)
Op de gegevensdrager met goednummer [nummer 2] staan 721 foto's van kleine kinderen, veelal naakt.xxi Acht foto's zijn volgens het Openbaar Ministerie kinderpornografisch.
De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte waarin heden uitspraak is gedaan geoordeeld dat de afbeeldingen B en C een kinderpornografisch karakter hebben. De overige foto's hebben dat niet.
De geheugenkaart bevond zich in een mediaspeler die op de laptop van verdachte naast de tv in de woonkamer lag. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de mediaspeler mogelijk is gebruikt om op zijn laptop muziek af te spelen. Daarom ligt de laptop van verdachte daar.xxii De rechtbank acht in deze omstandigheden op zichzelf onvoldoende indicaties aanwezig dat verdachte zich bewust was van de inhoud van deze gegevensdrager. Onduidelijk is hoe lang de mediaspeler daar heeft gelegen. Hoewel de mediaspeler in een gezamenlijke ruimte is aangetroffen en verdachte tot op zekere hoogte bekend moet zijn geweest met de activiteiten van zijn huisgenoot - waaronder het fotograferen van kleine kinderen - is de rechtbank er niet van overtuigd dat dit ook noodzakelijkerwijs meebracht dat hij besef had van een verband tussen die activiteiten en deze geheugenkaart. Zonder een zodanig aantoonbaar besef van de concrete fotobestanden op de geheugenkaart van deze mediaspeler kan verdachte dan ook niet als medepleger van het bezit van de kinderpornografische foto's daarop worden aangemerkt. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging twee kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, zodat verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
4.4.6
sub 3 (geheugendump)
In de geheugendump die tijdens het onderzoek van het interne geheugen van de computer van verdachte is gemaakt, zijn afbeeldingen aangetroffen.xxiii Van de 306 aangetroffen afbeeldingen worden er 29 door een brigadier van politie bij het Bureau Zedenpolitie, Team Kinderpornografie als kinderpornografisch beoordeeld. Deze 29 afbeeldingen bestaan uit 9 unieke foto's.xxiv
Ten aanzien van het verweer dat geen sprake was van bewuste vastlegging overweegt de rechtbank als volgt. Uit onderzoek dat is verricht aan de veiliggestelde fysieke geheugendump blijkt (onder meer) dat er op 8 maart 2011 tussen 11.00 uur en 13.25 uur elke tien minuten mail wordt opgehaald uit de mailbox van gebruiker [verdachte] op [server]. Daarnaast is te zien dat er versleuteld verkeer plaatsvond tussen IP-adressen die waarschijnlijk gebruikt worden als TOR-server. TOR is een wijze om internetverkeer te versleutelen en anonimiseren.xxv Verdachte heeft verklaard dat hij plaatjes heeft gedownload. Hij accepteerde tijdens chats foto's.xxvi Zijn doel was dus het binnenhalen van kinderpornografische afbeeldingen. Anders dan de verdediging heeft bepleit, was sprake van een bewust handelen.
Van vastlegging is echter geen sprake. De geheugendump betreft een momentopname van het, naar zijn aard, tijdelijke interne geheugen. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte de afbeeldingen ook daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad. Echter staat met het aantreffen daarvan in het geheugen wel vast dat hij zich de toegang tot deze afbeeldingen heeft verschaft.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de beschrijving van de zeven afbeeldingen zoals opgenomen in de tenlastelegging overeenkomt met de beschrijving die de zedenrechercheur heeft gegeven. De foto's zijn kinderpornografisch.xxvii
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat van medeplegen geen sprake is. Voor de onderbouwing van haar oordeel verwijst zij naar hetgeen hierover in de volgende paragraaf is overwogen.
4.4.7
sub 4 (nieuwe VMware)
Verder wordt op de harde schijf 1 in de computer met goednummer [nummer 1] een virtuele machine van VMware aangetroffen met de bestandsnaam "[bestand 1]". Deze VMware is gecreëerd op 31 januari 2011 en is versleuteld.xxviii Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de versleutelde inhoud ontsleuteld en de bewijsbestanden overgedragen aan de politie.xxix Op het beeldmateriaal worden 66 filmbestanden en 244 afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch zijn aangemerkt.xxx
Van het aangetroffen materiaal dat door de zedenrechercheurs is beoordeeld als kinderpornografisch is een selectie gemaakt en door hen beschreven.xxxi Deze selectie bestaat uit vijf films en zeventien afbeeldingen die moeten worden beschouwd als representatief voor al het aangetroffen kinderpornografisch materiaal.xxxii De rechtbank heeft geconstateerd dat de beschrijving van voornoemd beeldmateriaal zoals is opgenomen in de tenlastelegging overeenkomt met de beschrijvingxxxiii die de zedenrechercheurs hebben gegeven. Dit materiaal is kinderpornografisch.
Verdachte heeft erkend dat hij kinderporno in zijn VMware had staan. Hij herkent een aantal foto's, gevonden in zijn VMware, die de rechercheurs hem tonen en verklaart dat hij met de foto's aan zijn behoefte komt en dat dat de reden is dat hij ze bewaart.xxxiv
Medeplegen
Ten aanzien van de vraag of sprake is van medeplegen met de medeverdachte, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij voor medeverdachte een FTP-verbinding met zijn server had aangemaakt waardoor de medeverdachte toegang tot zijn computer had. Na de aanhouding van [A] (8 december 2010, rechtbank) heeft hij de hele FTP-server echter weggehaald.xxxv De rechtbank volgt verdachte in die verklaring, die deels wordt ondersteund door het feit dat bij technisch onderzoek aan zijn computer sporen zijn gevonden van een geïnstalleerde of reeds verwijderde FTP-server of -client, namelijk vermeldingen van FTP-server software programma's.xxxvi
De VMware waar het hier om gaat, is door verdachte op 31 januari 2011 aangemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte op dat moment de FTP-verbinding al had verwijderd. Niet gebleken is dat de medeverdachte toegang heeft gehad tot deze VMware. Hetzelfde geldt voor het verwijt genoemd in sub 3. Het interne geheugen is naar zijn aard tijdelijk en omdat de FTP-verbinding in ieder geval in maart 2011 al was verwijderd, kan ook in dit geval van medeplegen geen sprake zijn.
4.4.8
sub 5 (onion links)
In de hierboven beschreven ontsleutelde VMware is tevens een chatlog aangetroffen afkomstig uit het chatprogramma KVirc, dat op de computer was geinstalleerd. Bij de identiteitsgegevens van het chatprogramma staat onder "nickname" ingevuld: "[naam 1]"xxxvii. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij deze nickname gebruikte.xxxviii
Gebruiker [naam 1] heeft verschillende zogenoemde URLs aangeboden aan andere gebruikers.xxxix Deze URLs kunnen worden aangeklikt zodat deze worden geopend in een internetbrowser en daardoor de inhoud zichtbaar wordt. Tien door verdachte verzonden URLs verwezen naar foto's dan wel een internetpagina met daarop een foto van mogelijk kinderpornografisch materiaal. Alle tien in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen zijn kinderpornografisch.xl
De verdediging heeft niet betwist dat verdachte de URLs heeft verstuurd, maar betwist wel dat verdachte op die manier kinderporno verspreid heeft. De rechtbank is van oordeel dat een afbeelding die door het enkele aanklikken van of dubbelklikken op een link opgevraagd kan worden, zodanig met die link verbonden is, dat de afbeelding in zekere zin onderdeel is geworden van deze link. Het versturen van een link aan een ander met onderliggend een afbeelding beschouwt de rechtbank als een vorm van het versturen van die afbeelding.xli
Nu verdachte de URLs via een actief chatprogramma heeft verstuurd aan een gerichte ontvanger en het enige doel van verdachte was om de ander kennis te (kunnen) laten nemen van de onderliggende afbeeldingen, heeft verdachte de afbeeldingen verspreid. Dat die ander deze afbeeldingen zelf op een andere manier had kunnen vinden, maakt dat niet anders.
De URLs zijn aangetroffen in de chatlog die verdachte bewaarde op de VMware van zijn computer, zodat verdachte door te beschikken over deze URLs, eveneens de onderliggende afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
4.4.9
Sprake van 'een gewoonte maken'?
In de maanden februari en maart 2011 chatte verdachte regelmatig en heeft hij een aanzienlijke hoeveelheid kinderporno opgeslagen. Daarnaast heeft verdachte kinderporno verspreid door middel van het versturen van tien URLs. Gezien de periode waarin en de frequentie waarmee sprake is van overtreding van artikel 240b Sr en de verklaringen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat hij van bezit en verspreiding van kinderporno en het zich toegang daartoe verschaffen een gewoonte van heeft gemaakt.
4.4.10
Ten aanzien van feit 2 gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden
In de computer van [A] worden vele chatgesprekken aangetroffen tussen [naam 2] of [naam 3] enerzijds en [naam 4], [naam 5], [naam 6], [naam 7] en [naam 8] anderzijds. De eerste twee nicknames worden gebruikt door [A] Verdachte gebruikt de andere genoemde nicknames. De chats gaan onder meer over het voornemen van verdachte om een meisje te misbruiken.xlii In de periode januari 2010 tot en met 7 december 2010 spreken verdachte en [A] een aantal keren af. Tijdens een van die ontmoetingen spreken zij af op een publieke plek. [A] past op dat moment op een baby en heeft haar bij zich. Verdachte en [A] gaan naar het huis van laatstgenoemde in [plaats]. Zij kijken samen naar door [A] gemaakte kinderporno van het meisje op de computer terwijl [A] en later ook verdachte het meisje vasthouden. Daarna neemt [A] het meisje mee naar de bank en kleedt hij haar uit. Als hij haar luier verschoont, zegt hij dat verdachte haar aan kan raken. [A] spreidt haar beentjes. Verdachte streelt en kust het meisje op verschillende plaatsen. Als hij zijn tong uitsteekt, begint het meisje er op te zuigen. Dat duurt maar heel kort, volgens verdachte misschien minder dan vijf seconden. Verdachte likt ook haar vagina en clitoris. Na afloop geeft hij [A] € 50,-.xliii [A] heeft bevestigd dat hij € 50,- van verdachte heeft gekregen nadat verdachte 'aan haar heeft geproefd'.xliv
Het meisje is door verbalisanten herkend als [meisje].xlv Haar moeder heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter, [meisje], geboren in 2009, door [A], aan wie zij de zorg van haar dochter had toevertrouwd, en verdachte.xlvi
4.4.11
Beoordeling van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De vraag is of de door verdachte verrichte handelingen - het likken van de vagina en clitoris en het op zijn tong laten zuigen door het meisje - kunnen worden gekwalificeerd als binnendringen. In het Tongzoenarrest (HR 21 april 1998, NJ 1998, 781) is geoordeeld dat elke vorm van binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking onder de reikwijdte van artikel 242 Wetboek van Strafrecht (Sr) valt. Ook ogenschijnlijk minder ernstige vormen van binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking kunnen als een ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit worden ervaren en kunnen even kwetsend zijn als gedwongen geslachtsgemeenschap. In dit geval is de tenlastelegging niet toegesneden op artikel 242 Sr, maar op artikel 244 Sr. De strekking en het doel van laatstgenoemde bepaling zijn nagenoeg hetzelfde, met dien verstande dat het laatstgenoemde artikel betrekking heeft op personen die jonger zijn dan twaalf jaren en het element dwang daar geen rol speelt. Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010 (LJN BK6910) blijkt dat ook het tussen de schaamlippen wrijven als seksueel binnendringen kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft het meisje tussen haar schaamlippen gelikt, namelijk haar clitoris. Met deze seksuele handeling is haar lichamelijke integriteit ingrijpend aangetast en valt deze handeling onder het bereik van artikel 244 Sr. Daarnaast heeft verdachte zijn tong uitgestoken met als gevolg dat het meisje op zijn tong begon te zuigen. Het gaat hier om een zeer jong kind dat de natuurlijke reflex heeft om te zuigen op wat voor haar mond wordt gehouden. Gezien de context kan verdachte geen andere dan een seksuele bedoeling hebben gehad toen hij zijn tong zo dichtbij de mond van het meisje uitstak. Op grond van de beschrijving van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij zich vervolgens ook niet direct heeft teruggetrokken toen het meisje eenmaal op zijn tong begon te zuigen. Het in de mond hebben en houden van zijn tong door het meisje kan dan ook eveneens worden beschouwd als een seksuele handeling die onder het bereik van artikel 244 Sr valt.
Medeplegen
De handelingen van verdachte en [A] duiden op een bewuste en nauwe samenwerking. Er is dus sprake van medeplegen.
4.4.12
Ten aanzien van feit 4 gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] wordt ook een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Het ligt in een kastje linksboven in de keuken.xlvii Het voorwerp heeft als opschrift "[opschrift]". Het is een gasdrukwapen in de vorm van een pistool dat wat betreft vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen (model 1911 A1xlviii) en voor dreiging of afdreiging geschikt is. Het is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.xlix
4.4.13
Beoordeling van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft verklaard dat het gaspistool in hetzelfde keukenkastje lag als waar de koffie stond. Hij zag het elke dag liggen als hij koffie maakte en heeft er ook een keer mee geschoten, maar het ding werkte niet goed. De medeverdachte heeft het een keer van een bezoeker die er mee speelde afgepakt en weggelegd, aldus verdachte.l
De medeverdachte heeft verklaard dat hij, als hij thuiskwam, eerst naar de keuken ging.li Vragen over het aangetroffen gaspistool heeft hij met een beroep op zijn zwijgrecht niet beantwoord.
Gezien de plaats waar het gasdrukwapen is aangetroffen, namelijk in het keukenkastje waar ook de koffie stond, de verklaring van verdachte dat hij het voorwerp elke dag zag en de verklaring van de medeverdachte dat hij als hij thuis kwam eerst naar de keuken ging, is de rechtbank van oordeel dat beide verdachten het gasdrukwapen voorhanden hadden. De verdediging heeft haar stelling dat niet is vast te stellen van wie het gasdrukpistool is, aangezien ook anderen dan verdachte en de medeverdachte toegang tot de woning hadden, niet verder onderbouwd. Gelet op de verklaring van verdachte, waaruit de rechtbank afleidt dat het gasdrukwapen al enige tijd in het keukenkastje lag, verwerpt de rechtbank het verweer. Daarnaast hadden beide verdachten de beschikking over het gasdrukwapen. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van het gasdrukwapen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in de voetnoten zijn vervat bewezen hetgeen in de bewezenverklaring is opgenomen. De bewezenverklaring is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
7.1
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: beroep op psychische overmacht
Kunnen de bewezen verklaarde feiten aan verdachte worden toegerekend? Anders gezegd: kan verdachte verantwoordelijk gesteld worden voor het bezit en de verspreiding van kinderporno en het misbruik van een jong kind?
7.1.1
De bevindingen van psycholoog en psychiater
Bij de beantwoording van die vraag zijn van belang de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
[psycholoog], GZ-psycholoog, heeft verdachte onderzocht en haar bevindingen neergelegd in een rapport van 30 juni 2011 dat zij heeft aangevuld op 10 februari 2012. De psycholoog is van mening dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van pedofilie en aan een terugkerende depressieve stemmingsstoornis. De ziekelijke stoornis hangt rechtstreeks samen met het bezitten van kinderporno. Welke invloed de stoornis had op de gedragskeuzes tijdens het misbruikfeit heeft zij niet kunnen vaststellen. Verdachte is verminderd in staat in te zien dat kinderen geen gelijkwaardige partners zijn. Hij is zich echter goed bewust van het ongeoorloofde van seksueel contact met kinderen en het verzamelen en bekijken van kinderporno. Hij is zich bewust van de schadelijke gevolgen van pressie of geweld voor kinderen. Hij heeft daarbij voldoende beheersing over zijn gedrag. De seksuele impuls is bij verdachte normaal ontwikkeld, het is zijn voorkeur voor kinderen die afwijkt van het gemiddelde. De depressieve stoornis vermindert zijn beheersing en het isolement dat voortvloeit uit de depressie creëert de verleiding om via internet seksuele verlangens te vervullen. Verdachte is niet in staat zijn pedofiele voorkeur te veranderen of te kanaliseren naar geoorloofde relatievormen. De psycholoog trekt de conclusie dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is voor het bezit en de verspreiding van kinderporno. Zij doet geen uitspraak over de mate van toerekeningsvatbaarheid voor het misbruikfeit. Wel is zij van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van een patroon van fysiek misbruik van kinderen. Er is sprake van een recidiverisico, gelet op de seksuele voorkeur van verdachte en zijn depressieve stoornis. Van belang voor de kans op recidive is ook de invloed die de strafrechtelijke vervolging kan hebben op de aanwezigheid van een sociaal netwerk en een baan, terreinen waarop verdachte redelijk goed gefunctioneerd heeft. De psycholoog adviseert een behandeling gericht op pedofilie en depressiviteit.
De psychiater [psychiater] heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 27 februari 2012 dat hij heeft aangevuld op 1 mei 2012. Hij is van mening dat er naast de stoornis pedofilie en recidiverende depressies sprake is van misbruik van alcohol en cannabis. Verder is hij van mening dat er bij het misbruikfeit wel sprake is van een patroon, gelet op eerdere incidenten. Voor het overige komen de bevindingen en conclusies van de psychiater overeen met die van de psycholoog. Ook de psychiater adviseert een behandeling gericht op de pedofiele geaardheid van verdachte en zijn depressieve stemmingen met langdurige begeleiding en controle. Hij pleit daarbij voor een klinische behandeling.
Beide deskundigen zijn ter zitting gehoord. De psycholoog verklaarde ter zitting dat, als zij over dezelfde informatie zou hebben beschikt als de psychiater, zij ook de conclusie zou hebben getrokken dat er sprake is van een patroon van misbruik van kinderen.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat uit de bevindingen van de deskundigen en (recente) wetenschappelijke inzichten een andere conclusie voortvloeit over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zij is van mening dat verdachte wegens psychische overmacht niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de strafbare feiten. De pedofiele geaardheid van verdachte leidt tot heftige gemoedsbewegingen. Door deze heftige gemoedsbewegingen kan verdachte redelijkerwijs geen weerstand bieden aan de zeer zware druk die voor hem uitgaat van de mogelijkheid om kinderporno te bekijken. Uit het feit dat verdachte de verleiding niet heeft weerstaan blijkt de mate van heftigheid van deze gemoedsbewegingen. Verdachte kan er ook niet verantwoordelijk voor worden gesteld dat hij in situaties terecht komt waarin hij die weerstand niet kan bieden ("culpa in causa").
De verdediging citeert in dit verband prof. [professor]: "Kun je een pedofiel moreel verantwoordelijk stellen voor zijn seksuele oriëntatie, als je je realiseert dat deze ontstaan is op basis van een genetische achtergrond en een atypische hersenontwikkeling?"en "We kunnen bezwaarlijk tegenwerpen dat bij een dergelijk genetisch bepaalde geaardheid de patiënt niet geprobeerd heeft de ziekte de baas te kunnen". De verdediging verwijst verder naar recente neurobiologische inzichten inzake de oorzaken van pedofilie. Wetenschappelijk neurobiologisch onderzoek toont aan dat er "functionele verschillen in de hersenen van pedofielen zijn waargenomen".
7.1.3
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie kan zich vinden in de conclusies en de adviezen van de psycholoog en de psychiater en verzoekt het beroep op psychische overmacht te verwerpen.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij de verdachte niet verantwoordelijk houdt voor zijn pedofiele geaardheid. Het is in Nederland ook niet strafbaar om pedofiel te zijn. Het gaat er om of verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn pedoseksuele handelen, te weten in zijn geval het zich toegang verschaffen tot, het bezit en de verspreiding van kinderporno en het misbruiken van een zeer jong kind. Die handelingen zijn in Nederland wel strafbaar.
De vraag is dan ook niet of verdachte vrij was in het bepalen van zijn wil ten opzichte van zijn pedofiele geaardheid. De vraag is of verdachte vrij was in het bepalen van zijn wil ten opzichte van zijn handelen en vervolgens of verdachte vrij was om te handelen zoals hij wilde.
De rechtbank stelt vast dat twee deskundigen tot de conclusie komen dat de vrijheid van verdachte om zijn wil te bepalen ten opzichte van de hem verweten gedragingen slechts enigszins beperkt was. Ook komen deze deskundigen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een normaal ontwikkelde seksuele impuls en van een normale impulscontrole en van inzicht in het strafbare van de hem verweten gedragingen. De rechtbank stelt verder vast dat daar geen bevindingen tegenover staan van andere deskundigen die tot andere conclusies komen.
De rechtbank is verder niet overtuigd door de argumenten die de verdediging aanvoert ter onderbouwing van het standpunt dat de strafbare gedragingen in het geheel niet kunnen worden toegerekend aan verdachte. De citaten van prof. [professor] zien op de geaardheid van pedofielen, niet op hun handelen. Uit het feit, dat een pedofiele geaardheid en de reacties van pedofielen op prikkels in de hersenen te traceren zijn en dat er daarbij verschillen waargenomen worden met hersenen van niet-pedofielen, volgt niet zonder meer dat pedofielen niet vrij zijn in hun handelen. Dat een pedofiele geaardheid niet zonder meer leidt tot strafbaar pedoseksueel gedrag volgt uit het citaat dat de verdediging geeft van [B]. Zij onderscheidt nu juist factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van een pedofiele geaardheid en factoren die een risico vormen bij het plegen van een pedoseksueel delict. Niet alle pedofielen, kortom, maken zich schuldig aan pedoseksuele strafbare feiten. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat het feit dat verdachte in het verleden geen weerstand heeft geboden aan externe druk niet wil zeggen dat hij redelijkerwijs geen weerstand had kunnen bieden.
Ook overigens ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake was van psychische overmacht. Verdachte was zeer goed in staat om doordacht en weloverwogen te handelen zonder daarbij gehinderd te worden door 'heftige gemoedsbewegingen'. Hij koos voor het TOR, een 'ondergronds' deel van het internet, en wisselde van nicknames/pseudoniemen om niet traceerbaar te zijn. Hij versleutelde delen van zijn computer om die ontoegankelijk te maken voor derden. Hij verwijderde VMware, een versleuteld gedeelte van zijn computer, na de aanhouding van [A] en ging met zijn medeverdachte door het huis om sporen te wissen om te voorkomen dat belastend materiaal bij hem zou kunnen worden aangetroffen. In de lange aanloop tot het moment waarop verdachte het jonge meisje misbruikte, waren er tal van momenten waarop hij zich terug had kunnen trekken. Dit moment kwam niet uit de lucht vallen, maar is in een lange reeks chats met [A] voorbereid en voorbesproken.
Ten slotte wijzen de verklaringen van verdachte zelf ook niet op het overgeleverd zijn aan 'heftige gemoedsbewegingen" als gevolg van zijn pedofiele geaardheid. Over een reis naar Cambodja verklaart verdachte ter zitting dat hij nog nooit zo opgewonden geweest was als toen hij daar werd benaderd door een jongetje dat seks aanbood voor geld. Toch, aldus verdachte, heb ik nee gezegd. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard: "mijn probleem is niet geweest het niet beheersen van seksuele impulsen, maar de maatschappelijke gevolgen".
Alles overziende neemt de rechtbank de conclusie over van de deskundigen dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is voor het onder 1 ten laste gelegde, kort gezegd het bezit en de verspreiding van kinderporno.
De rechtbank neemt ook de conclusie over dat sprake is van een verhoogde kans op herhaling van het plegen van pedoseksuele strafbare feiten. De rechtbank wil niets afdoen aan de verklaring van verdachte dat hij geen kinderporno meer nodig heeft en niet meer in die wereld betrokken wil worden. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat de ommekeer die verdachte heeft doorgemaakt uit het oogpunt van het belang van bescherming van de maatschappij een voldoende waarborg biedt om hem te weerhouden van pedoseksuele strafbare feiten in de toekomst. Verdachte kan zijn pedofiele geaardheid niet veranderen. Het feit dat hij, nu hij in detentie verkeert en medicatie krijgt, vrij is van depressies is geen garantie dat die niet terugkeren als hij weer vrij is. Zijn geaardheid samen met de kans op depressies, de mogelijkheid van het terugvallen in het gebruik van alcohol en cannabis en de problemen die hij zal ervaren met wonen, werken en sociale relaties maken dat er een reëel gevaar is op herhaling.
7.2
Ten aanzien van feit 4: afwezigheid van alle schuld (avas)
De verdediging heeft betoogd dat, indien de rechtbank dit feit bewezen acht, sprake is van een verontschuldigbare rechtsdwaling in de vorm van afwezigheid van alle schuld zoals het geval was in de zaak van het Melk en Waterarrest van de Hoge Raad (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681, W 9958). Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat het voorwerp in het keukenkastje een speelgoedpistool was. Hij wist niet en had ook niet kunnen weten dat het een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie was en dat de aanwezigheid daarvan in het keukenkastje ongeoorloofd was. Om die reden dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het gaspistool er uit ziet als een echt wapen, maar dat je van dichtbij ziet dat het geen echt pistool is.lii Een wapenexpert heeft het wapen beoordeeld als gelijkend op een echt vuurwapen. De rechtbank onderschrijft deze conclusie op basis van haar eigen waarneming ter terechtzitting van een fotoliii van het gasdrukwapen. Alleen al uit de verklaring van verdachte zelf dat in zijn woning een gaspistool lag dat er uit ziet als een echt wapen, blijkt dat hij niet gedwaald heeft. Aan verdachte komt dus geen beroep op afwezigheid van alle schuld toe.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf en maatregelen
8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen onder 1, 2 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien verdachte niet wordt ontslagen van rechtsvervolging, bij het opleggen van een straf met het volgende rekening te houden. Ten eerste zijn er geen concrete indicaties dat verdachte zal recidiveren. Ten tweede bestaat er geen objectiveerbare reden om de gestelde 'schade' aan de kinderen als factor bij strafmaatbepaling ten nadele van verdachte te betrekken. Ten derde verzoekt de verdediging in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat de aanhouding onrechtmatig was. Tot slot heeft de verdediging verzocht om, conform het advies van de gedragsdeskundigen, een voorwaardelijk deel te verbinden aan een op te leggen straf, zodat in dat kader een behandelplan kan worden opgesteld.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op een moment gelegen tussen 1 januari 2010 en 7 december 2010, vermoedelijk in april, mei of juni 2010 samen met [A] in diens woning een babymeisje van ongeveer 9 maanden oud misbruikt door haar uit te kleden, haar benen te spreiden en met zijn tong haar lichaam seksueel binnen te dringen. Dit meisje was op dat moment aan de zorg van [A] als oppasouder toevertrouwd en verdachte wist dat ook. Voorafgaand aan het misbruik heeft verdachte enkele maanden met [A] over het voorgenomen misbruik en het betalen van een vergoeding daarvoor gechat via een ondergronds chatprogramma. In de chats heeft verdachte duidelijk gemaakt wat hij met het meisje zou willen doen. Hij heeft dit voornemen daadwerkelijk ten uitvoer gebracht en [A] hiervoor een bedrag van € 50,- betaald. Voorafgaand aan de gepleegde handelingen heeft verdachte met [A] samen gekeken naar beelden waarop [A] seksuele handelingen met het meisje verricht. Verdachte heeft op deze wijze het welzijn van een hulpeloos, afhankelijk en kwetsbaar persoon ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn seksuele behoefte in ruil voor geld. Samen met [A] heeft hij het vertrouwen dat de ouders hadden dat hun kind in goede handen was ernstig geschonden. Het is niet uitgesloten dat het misbruik in de nabije en latere toekomst gevolgen voor het slachtoffertje zal hebben. De moeder van het meisje heeft ter zitting uitgelegd welke hevige impact het gebeurde op haar gezin heeft en tegen welke onzekerheden zij bij het grootbrengen van haar dochter aanloopt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij vanaf het chatten met [A] tot aan het daadwerkelijke misbruik van het meisje, hoewel hij daar maanden de gelegenheid toe had, niets heeft ondernomen om het meisje uit de handen van [A] te krijgen. Dit heeft verdachte vervolgens ook niet gedaan toen het misbruik door verdachte gepleegd was en hij naar zijn zeggen inzag dat hij fout had gehandeld. Ook dit inzicht heeft er niet toe geleid dat hij actie heeft ondernomen om verder misbruik van dit meisje door [A] tegen te gaan, waardoor hij de benarde situatie van het meisje willens en wetens in stand heeft gehouden.
Naast het misbruik heeft verdachte zich gedurende ruim een maand schuldig gemaakt aan het via de computer toegang verschaffen tot, bezitten en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen en het bezitten van kinderpornografische films. Op de afbeeldingen en films zijn zeer jonge kinderen en baby's te zien met wie bijzonder vergaande, zeer schokkende, en soms gewelddadige en sadistische, seksuele handelingen worden verricht. Verdachte heeft zich door middel van suggestieve nicknames op ondergrondse netwerken begeven om in aanraking te komen met gelijkgestemden. Hij heeft aan verschillende chatpartners links naar kinderpornografische afbeeldingen verzonden. Daarnaast heeft hij in ruim een maand tijd 224 kinderpornografische afbeeldingen en 66 filmpjes verzameld en bewaard. Dit alles heeft verdachte gedaan op een zwaarbeveiligde virtuele machine op zijn computer. Uit onderzoek aan de geheugendump van de computer blijkt dat verdachte ook toegang heeft gehad tot 7 andere unieke kinderpornografische afbeeldingen. Door zo te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de commerciële markt voor kinderporno en dus ook aan het seksueel misbruik dat voor het vervaardigen van de kinderporno plaatsvindt. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer zijn geworden van de kinderporno-industrie nog jaren, zo niet permanent, de psychische en vaak lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden, zowel van het misbruik als het besef dat hun afbeeldingen mogelijk voor altijd op het internet zullen blijven circuleren. De rechtbank houdt verdachte medeverantwoordelijk voor dit seksueel misbruik van kinderen omdat hij heeft bijgedragen aan het in stand houden van de vraag naar en dus ook de vervaardiging en verspreiding van kinderporno in een ondergronds circuit. Welke angst en onzekerheid dit meebrengt voor het gezin, hebben de ouders van de in feit 1 genoemde kinderen ter zitting verwoord. Verdachte is hieraan ten tijde van het plegen van de delicten volledig voorbij gegaan. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Bovendien brengen delicten van deze aard een enorme onrust in de maatschappij teweeg.
Tot slot heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de woning waar zij beiden verbleven een verboden gasdrukpistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp kan in zijn algemeenheid een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door dit wapen in zijn bezit te hebben, heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Zoals hierboven al is overwogen, neemt de rechtbank de adviezen van de psychiater
[psychiater] en psycholoog [psycholoog] om verdachte ten aanzien van het bezit en het verspreiden van kinderporno licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren, over. Verdachte heeft ten tijde van het begaan van deze delicten minder weerstand kunnen bieden aan zijn pedoseksuele impulsen en was enigszins beperkt in de vrijheid zijn eigen wil te bepalen. De rechtbank zal bij de op te leggen straf in matigende zin rekening houden met de licht verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf verder in strafmatigende zin rekening mee dat verdachte ter zitting zijn spijt heeft betuigd en geconfronteerd met de moeder van het meisje, haar zijn excuses en zelfs hulp heeft aangeboden. Dit geldt evenzeer voor de moeder van het slachtoffer van een van de bij verdachte aangetroffen afbeeldingen. Verdachte leek oprecht mee te voelen met het leed dat ouders is aangedaan en heeft de verantwoordelijkheid van zijn gedrag genomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de coöperatieve proceshouding van verdachte en het feit dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 maart 2011 een blanco strafblad heeft. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de detentieomstandigheden van verdachte zwaar waren.
Gelet op de richtlijnen en de overige hierboven genoemde omstandigheden acht de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde feit 2 een gevangenisstraf van 30 maanden passend. Ten aanzien van het bewezen verklaarde zich de toegang verschaffen tot en het bezit en de verspreiding van kinderpornografische afbeeldingen en films acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend. Het bezit van het gasdrukpistool zou een boete rechtvaardigen, maar zal gezien de overige op te leggen straffen bij de op te leggen straf geen rol spelen.
Zoals hiervoor onder 7.1.4 overwogen acht de rechtbank bij verdachte een verhoogde kans op herhaling van het plegen van strafbare gedragingen aanwezig. Uit de aangehaalde rapportages van de psycholoog en psychiater en uit het door verdachte zelf verklaarde ter zitting, komt het beeld naar voren van een pedofiele man, die al vanaf zijn jonge jaren worstelt met zijn geaardheid waarbij depressies en middelengebruik een aanzienlijke en terugkerende rol spelen. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens en na zijn detentie begeleiding nodig heeft om te voorkomen dat hij in zijn oude gewoonten vervalt, te weten het veelvuldig chatten met andere pedofielen en het opslaan en uitwisselen van kinderporno. Ook dient verdachte psychologisch begeleid te worden om depressies of excessief middelengebruik te voorkomen. Het risico dat verdachte zonder begeleiding en/of behandeling terug zal vallen, acht de rechtbank aanzienlijk. Een sociaal netwerk, zoals verdachte zelf heeft voorgesteld, acht de rechtbank belangrijk, maar onvoldoende om dit risico in te dammen.
Om deze reden zal de rechtbank, ondanks het feit dat er geen behandelplan van Reclassering Nederland ligt, naast een onvoorwaardelijke straf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich onder toezicht zal stellen van Reclassering Nederland. Reclassering Nederland zal de wijze van ambulante behandeling en/of de aard van begeleiding en/of de frequentie van meldingsplicht bepalen, waarbij de rechtbank nota heeft genomen van de adviezen van de rapporteurs om de mogelijkheid van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortelijke instelling te bezien. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 5 jaar worden verbonden. De rechtbank merkt op dat deze proeftijd niet meebrengt, dat een eventuele behandeling voor diezelfde duur dient plaats te vinden, terwijl de frequentie van de meldplicht met het verloop van de proeftijd naar het inzicht van de reclassering dient te worden ingevuld.
9. Vorderingen benadeelde partij
9.1
De ontvankelijkheid van de vorderingen
De ouders van vijf kinderen hebben een vordering ingediend tot vergoeding van schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat drie van deze kinderen in de tenlastelegging onder feit 1 zijn aangeduid als kind 1, kind 15 en kind 16. Daarnaast is er nog een vordering ingediend namens een kind dat ook voorkomt op de in feit 1 sub 1 van de tenlastelegging genoemde serie [serie 5] en/of [serie 6], maar dat in de tenlastelegging niet met een nummer is aangeduid.liv Ook heeft de moeder van het meisje dat genoemd is in feit 2 een vordering ingediend.lv
De ouders hebben namens hun kinderen gesteld dat hun kinderen schade hebben geleden als gevolg van de ten laste gelegde feiten. De ouders hebben vergoeding gevorderd van geleden immateriële schade en kosten van rechtsbijstand. De moeder van het meisje genoemd in feit 2 van de tenlastelegging heeft daarnaast ook vergoeding van materiële schade gevorderd.
De rechtbank merkt op grond van het voorgaande de kinderen aan als slachtoffers en als degenen die zich op grond van artikel 51f Sv met een vordering tot schadevergoeding kunnen voegen in het strafproces. Zij zijn als benadeelde partij ontvankelijk in hun vordering.
9.2
Gevolgen van de gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank acht het bezit van de series genoemd in feit 1, sub 1, van de tenlastelegging niet bewezen. Er zijn aanwijzingen, onder andere in de verklaringen van verdachte zelf, dat verdachte wel afzonderlijke foto's of films uit die series in zijn bezit heeft gehad. Dit is evenwel niet ten laste gelegd. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een antwoord op de vraag of verdachte door het bezit van deze afzonderlijke foto's of films deze kinderen schade heeft berokkend. Daaruit vloeit voort dat de rechtbank de vorderingen die de ouders namens kind 15, kind 16 en het niet nader aangeduide kind van feit 1, sub 1, van de tenlastelegging hebben ingediend, niet-ontvankelijk zal verklaren.
De rechtbank acht wel bewezen het bezit van een kinderpornografische foto van kind 1, zoals ten laste gelegd onder feit 1, sub 4. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte het meisje van feit 2 heeft misbruikt. Hierna zal de rechtbank de vorderingen die namens kind 1 en het meisje van feit 2 zijn ingediend beoordelen.
9.3
Immateriële schade
Mr. Korver heeft namens (de ouders van) de kinderen verzocht om vergoeding van immateriële schade. Hij heeft voor kind 1 € 8.000,- gevorderd. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het recht op privacy van dit kind is geschonden en dat daaruit volgt dat dit kind recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Voor het meisje dat is genoemd in feit 2 van de tenlastelegging heeft mr. Korver zich op het standpunt gesteld dat verdachte door het misbruiken van dit kind haar lichamelijke integriteit en haar recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven heeft geschonden. Voor elke schending bedraagt de vergoeding
€ 8.000,-, dat wil dus zeggen € 16.000,- in totaal. Mr. Korver baseert zich daarbij onder andere op een uitspraak van het Europese hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM).lvi
Het Openbaar Ministerie meent dat er reden is tot toekenning van een bedrag aan immateriële schadevergoeding. Onder verwijzing naar de zaak tegen [A] wijst het Openbaar Ministerie er daarbij op dat het in de zaak van verdachte gaat om een eenmalig misbruik en er geen sprake is van het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen. Het Openbaar Ministerie laat het aan de rechtbank over om de hoogte van het bedrag te bepalen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat er geen objectief bewijs is voor het bestaan van rechtstreekse schade als gevolg van het bezitten van kinderporno. Verder komt de schade voor de ouders zelf niet voor vergoeding in aanmerking. Bij de schade aan de kinderen gaat het om mogelijke toekomstige schade die niet voor vergoeding in aanmerking komt. Nu een causaal verband met schade niet zonder meer kan worden gelegd en per kind moet worden onderzocht op grond van deskundigenonderzoek, is de behandeling van de vorderingen onevenredig belastend. Bovendien is de hoogte van de vorderingen onvoldoende onderbouwd nu de genoemde uitspraak van het EHRM ziet op schadevergoeding door de overheid. De vorderingen voor zover die zien op feit 1 dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vorderingen, zoals blijkt uit het navolgende, geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte door het misbruik van het meisje van feit 2 het recht op eerbiediging van de lichamelijke integriteit van dat kind en het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven ('family life') ernstig heeft geschonden. Deze ernstige schending van fundamentele rechten merkt de rechtbank aan als een aantasting van de persoon van het kind. Daarmee staat vast dat het kind immateriële schade heeft geleden. Dit kind heeft dan ook als gevolg van deze aantasting van haar persoon recht op vergoeding van die schade.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat verdachte door het bezitten en bekijken van een pornografische afbeelding van kind 1 het fundamentele recht op privacy van dat kind ernstig heeft geschonden. De rechtbank merkt ook deze schending aan als een aantasting van de persoon van het kind. Ook dit kind heeft als gevolg van deze aantasting van zijn persoon recht op vergoeding van immateriële schade.
Over de hoogte van de vergoeding overweegt de rechtbank het volgende. De uitspraak van het EHRM waarnaar mr. Korver verwijst ziet op twee schendingen van mensenrechten (recht op een eerlijk proces en recht op privacy). Het EHRM stelt een bedrag van € 8.000,- voor beide schendingen samen vast. Daar komt bij, zoals de verdediging terecht opmerkt, dat het in die uitspraak gaat om een schadevergoeding door een staat wegens het niet nakomen van verdragsverplichtingen. In de zaak van verdachte gaat het om een schadevergoeding door een burger wegens het niet nakomen van verplichtingen die gelden tussen burgers onderling. Toch zal de rechtbank, met inachtneming van deze kanttekeningen, genoemde uitspraak als richtinggevend beschouwen. Ook weegt de rechtbank de verschillen en overeenkomsten tussen de zaak [A] en de zaak van verdachte mee. In de zaak van [A] heeft de rechtbank voor het misbruik van jonge kinderen een ondergrens van € 2.000,- gehanteerd en voor het maken, bewerken en verspreiden van kinderpornografisch materiaal een vast bedrag van € 8.000,-. De rechtbank merkt in dat verband op dat verdachte geen kinderporno heeft gemaakt of bewerkt en dat het misbruik één keer heeft plaatsgevonden, waarbij de seksuele handelingen minder vergaand waren dan in de [A] zaak. Ten slotte is van belang dat de rechtbank het bedrag van de schadevergoeding als voorschot zal aanmerken. De totale omvang van de schade kan in een civiel proces worden vastgesteld. Alles afwegende komt de rechtbank tot een bedrag van € 2.000,- per geschonden mensenrecht, dus een bedrag van
€ 4.000,- in totaal als voorschot op de vergoeding van de immateriële schade door het misbruik en € 2.000,- als voorschot op de vergoeding van de immateriële schade door het bezit van het kinderpornografisch materiaal. De rechtbank verklaart de vorderingen op dit punt voor het overige niet-ontvankelijk.
9.4
De materiële schade
De moeder van het meisje van feit 2 heeft € 300,- gevorderd voor de vergoeding van materiële schade. Zij heeft kosten gemaakt ten behoeve van haar dochter.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en wijst de vordering als voorschot toe voor een bedrag van € 300,-.
9.5
De kosten van rechtsbijstand
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij het geldende liquidatietarief zoals dat in civiele zaken wordt gehanteerd. Ook het bedrag van de kosten van rechtsbijstand zal de rechtbank als voorschot vaststellen. De hoogte van het voorschot stelt de rechtbank op grond van het liquidatietarief vast op € 2.316,- (tarief III: vier punten). Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag per ingediende vordering moet worden toegekend.
9.6
Wettelijke rente
De rechtbank wijst de vorderingen ten aanzien van de wettelijke rente toe. Voor kind 1 geldt als ingangsdatum 8 maart 2011, de datum van aanhouding van verdachte. Voor het meisje van feit 2 geldt als ingangsdatum 1 juli 2010, nu de datum van het misbruik niet exact is vastgesteld maar dat misbruik voor 1 juli 2010 moet hebben plaatsgevonden.
9.7
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen, met uitzondering van de kosten van rechtsbijstand.
9.8
Hoofdelijkheid
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij die ziet op het misbruikfeit van feit 2 geldt dat als een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, verdachte alleen het bedrag hoeft te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
10. Beslag
10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen computers, laptops en het gasdrukpistool onttrekking aan het verkeer gevorderd. De overige goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte of de rechthebbende.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verzocht om teruggave van zijn laptop Dell Latitude D610, zijn zwarte PC dan wel de harde schijf daarvan en de laptop HP 6730 B + muis en voeding aan zijn werkgever. Over de overige voorwerpen heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn enkele laptops en computers alsmede een groot en divers aantal gegevensdragers in beslag genomen. Deze voorwerpen zijn opgenomen in een lijst die als bijlage 3 aan dit vonnis is gehecht. Een deel van deze voorwerpen is door verdachte gebruikt om kinderpornografische beelden op te slaan en/of te verspreiden. Onder deze voorwerpen bevindt zich de zwarte computer waarvan namens verdachte is verzocht om teruggave daarvan of van de harde schijf. De rechtbank is van oordeel dat dit voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu het bewezen geachte feit 1 met behulp van die computer is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het bewezen geachte feit 4 is begaan met betrekking tot het gasdrukpistool en daarom zal de rechtbank dit goed ook onttrekken aan het verkeer.
Tot slot heeft verdachte verzocht om teruggave van de laptop merk HP aan zijn werkgever. Van deze laptop, alsook van de andere in beslag genomen laptop van het merk Dell is voor de rechtbank op basis van het dossier niet eenduidig vast te stellen of verdachte met behulp daarvan de bewezen geachte feiten heeft begaan. Ook deze voorwerpen, alsmede de grijze PC, zal de rechtbank aan het verkeer onttrekken, nu deze goederen in het kader van het tegen verdachte lopende onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Voorts zijn onder verdachte diverse andere voorwerpen aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan verdachte dan wel worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende wanneer niet duidelijk is wie redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
- -
14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 240b, 244, 248 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 en bijlage 2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang verschaffen tot een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, meermalen gepleegd,
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd,
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben en verspreiden, meermalen gepleegd,
terwijl hij van het plegen van deze misdrijven een gewoonte maakt;
Ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van de gevangenisstraf:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 5 (vijf) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, niet zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.[0]
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- -
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd (zonder uitstel) stelt onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam dan wel een ander met het oog op de toekomstige woon- of verblijfplaats van verdachte door Reclassering Nederland aan te wijzen ressort, tijdens de proeftijd onder dat toezicht en die leiding blijft en zich tijdens die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of enige andere door de Reclassering aan te wijzen instantie, het zich houden aan een meldingsgebod en het zich houden aan door de Reclassering gegeven gedragsvoorschriften.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Ten aanzien van het beslag:
Verklaart onttrokken aan het verkeer onder 7, 43, 48 en 49 vermelde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van onder 1 tot en met 4, 8 tot en met 17, 20 tot en met 22, 24, 27, 30 tot en met 33, 38, 40, 42, 44, 47, 52, 54 tot en met 57 vermelde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van onder 5 tot en met 7, 18, 19, 23, 25, 26, 28, 29, 34 tot en met 37, 39, 41, 45, 46, 50, 51, 53 vermelde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij:
- -
Wijst de vordering van (kind 1), [adres], [postcode plaats], toe tot
€ 4.316,- (vierduizend driehonderd zestien euro) ten aanzien van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan (kind 1) voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van (kind 1), € 2.000,- (tweeduizend euro) ten aanzien van feit 1 aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplich-tingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- -
Wijst de vordering van (meisje), p/a [adres], [postcode plaats], toe tot
€ 6.616,- (zesduizend zeshonderd zestien euro) ten aanzien van feit 2, te vermeerderen
met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2010 tot aan de dag van de algehele
voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan (meisje) voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van (meisje), aan de Staat € 4.300,- (vierduizend driehonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 50 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- -
Verklaart (kind 15) niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van feit 1.
- -
Verklaart (kind 16) niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van feit 1.
- -
Verklaart het in de tenlastelegging niet met een nummer aangeduide kind niet-
ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van feit 1.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en N.J. Koene, rechters,
mr. N.C. van Geel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2012.
- i.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in voetnoten, zijn vervat. Voor zover niet anders vermeld, wordt in de in deze rubriek en in rubriek 4.4, met uitzondering van rubriek 4.4.4 en 4.4.5, genoemde voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Als het bewijsmiddel bestaat uit een verklaring die bij de rechter-commissaris wordt afgelegd, zal dit uitdrukkelijk worden vermeld. De paginanummers zijn de doorgenummerde pagina's van het dossier.
ii Proces-verbaal van relaas onderzoek "[naam 4]" zd 020, p. A00 003
iii Een geschrift, inhoudende een resultaat GBA-V Bevraging, p. A00 022
iv Proces-verbaal van bevindingen resultaat Belastingdienst, p. A00 035
- v.
Proces-verbaal aanhouding verdachte [medeverdachte], p. C50 001
vi Proces-verbaal relaas [verdachte], p. A01 007
vii Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2012.
viii Proces-verbaal van eerste verhoor [verdachte], p. C02 008
ix Proces-verbaal van eerste verhoor [verdachte], p. C02 007 en C02 008
- x.
Proces-verbaal stand van onderzoek digitaal onderzoek, p. H01 001 en H01 003
xi Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte], p. C02 028 en C02 029
xii Proces-verbaal van tweede digitale verhoor verdachte [verdachte], p. C02 090
xiii Proces-verbaal van achtste verhoor verdachte [verdachte], p. C02 102
xiv Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte], p. C02 028
xv Proces-verbaal van achtste verhoor verdachte [verdachte], p. C02 102
xvi Verklaring zoals afgelegd bij verhoor van inbewaringstelling, afgelegd op 11 maart 2011 tegenover de rechter-
commissaris.
xvii Een geschrift, inhoudende printuitdraai chatlogs totaal p. A00 222
xviii Een geschrift, inhoudende printuitdraai chatlogs totaal, p. A00 313, A00 217, A00 238, A00 246 en A00 278.
xix Een geschrift, inhoudende printuitdraai chatlogs totaal p. A00 279
xx Een geschrift, inhoudende printuitdraai chatlogs totaal, p. A00 224
xxi Proces-verbaal aangetroffen babyfoto's (naakt) in slaapkamer op muur en op geheugenkaarten, p. A06 046
xxii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2012
xxiii Proces-verbaal afbeeldingen op fysieke geheugendump goednr [nummer 3], p. H05 001
xxiv Proces-verbaal beschrijving kinderporno geheugendump goednr [nummer 3], p. A07 041
xxv Proces-verbaal aantreffen fysieke geheugendump goednr [nummer 3], p. H04 002; proces-verbaal verduidelijking
ip-tapanalyse (verbalisant [verbalisant]), p. H07 001
xxvi Proces-verbaal van eerste digitale verhoor [verdachte], p. C02 069 en C02 107
xxvii Proces-verbaal beschrijving kinderporno geheugendump goednr [nummer 3], p. A07 041
xxviii Proces-verbaal algemeen digitaal onderzoek goednr [nummer 3], p. H23 044 en H23 045
xxix Een geschrift, inhoudende een "rapport beschikbaar maken van de ontsleutelde vorm van versleuteld materiaal
naar aanleiding van een zedendelict" van het NFI van 20 mei 2011, H33 015 en H33 016
xxx Proces-verbaal samenvatting onderzoek kinderporno en kinderporno Vmware, p. A07 075
xxxi Proces-verbaal aanvullende beschrijving kinderporno Vmware, p. A07 150 en A07 151
xxxii Proces-verbaal samenvatting onderzoek kinderporno en kinderporno Vmware, p. A07 076
xxxiii Bijlage bij Proces-verbaal samenvatting onderzoek kinderporno en kinderporno Vmware (beschrijving beelden
kinderporno), p. A07 077, A07 079, A07 081, 017 092, A07 099, A07 104 tot en met A07 111
xxxiv Proces-verbaal van achtste verhoor verdachte [verdachte], p. C02 101
xxxv Proces-verbaal van vierde verhoor verdachte [verdachte], p. C02 053
xxxvi Proces-verbaal digitaal onderzoek sporen FTP server/client software, p. H10 002
xxxvii Proces-verbaal digitaal onderzoek Vmware goednr [nummer 3] waronder bijlage 1 Torchats, p. H23 087
xxxviii Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2012
xxxix Proces-verbaal onderzoek naar verspreiden kpg material via KVIrc chat, p. A16 454 en A16 455
xl Proces-verbaal beschrijving kp materiaal verspreid via Kvirc, p. A16 470
xli Zie ook Rechtbank Rotterdam (LJN BB7174)
xlii Proces-verbaal van bevindingen chats verdachten [A] en [verdachte], p. A03 016 en A03 023 tot en
met A03 110
xliii Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte], p. C02 027 en C02 028; proces-verbaal van derde
verhoor verdachte [verdachte], p. C02 035 tot en met C02 038
xliv Proces-verbaal [A] over [verdachte, p. C04 006 en C04 007
xlv Proces-verbaal chats tussen [A] en [verdachte], p. A03 010
xlvi Proces-verbaal aangifte seksueel misbruik [meisje], p. A10 001 tot en met A10 008
xlvii Proces-verbaal van bevindingen, p. D02 002
xlviii Aanvullend proces-verbaal wapenrapport, niet doorgenummerd
xlix Proces-verbaal onderzoek wapen, p. D01 002
- l.
Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte], p. C02 020
li Proces-verbaal verhoor van eerste verhoor verdachte [medeverdachte], p. C51 008
lii Proces-verbaal van verhoor verdachte C02 020
liii Fotomap F, foto's 43 tot en met 45
liv Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de officieren mrs. Bienfait - van Kampen en Dekkers met
bijgevoegd de processen-verbaal van herkenning uit het dossier [A], p. 029 tot en met 053; 034 tot en
met 051 en 146 tot en met 166
lv Proces-verbaal van bevindingen mogelijke identificatie [meisje], p. A00 170 en A00 171 en een proces-
verbaal van derde verhoor van verdachte [verdachte], p. C02 036
lvi EHRM 15 januari 2009, nr 1234/05 (Reklos en Davourlis v. Griekenland)
??
??
??
??
Parketnummer: 13/666205-11 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]
28
29