AB 2016/344
Afstemming civiele kortgedingrechter versus bestuursrechtelijke procedure. Eventuele formele rechtskracht van een besluit staat niet in de weg aan eigen beoordeling door civiele rechter van geschilpunten die niet de geldigheid van een besluit betreffen.
HR 24-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1128, m.nt. G.A. van der Veen en A.H.J. Hofman
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 april 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, J. Wortel, G. de Groot, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/02407
- Noot
G.A. van der Veen en A.H.J. Hofman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924424:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1128, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2345, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑04‑2014
- Wetingang
Art. 47 Awr; art. 6:162 BW; art. 611a Rv
Essentie
Het beginsel van formele rechtskracht brengt niet mee dat de burgerlijke rechter bij de beoordeling van een geschilpunt dat niet de geldigheid van het besluit betreft, is gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die ten grondslag liggen aan het oordeel van de bestuursrechter over dat besluit. Indien een voorlopige voorziening wordt gevraagd in een geval waarin mede feiten van belang zijn die in het oordeel van de bestuursrechter zijn betrokken, dient de civiele rechter zich daarover zelfstandig een oordeel te vormen.
Samenvatting
Indien in kort geding van de civiele rechter wordt verlangd dat hij een voorlopige voorziening treft voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.